ECLI:NL:RBDHA:2019:8668
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse homoseksueel wegens gebrek aan geloofwaardigheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het verzoek als kennelijk ongegrond bestempelde. De eiser, geboren op 3 maart 1972, stelde dat hij homoseksueel is en vreesde voor vervolging in Nigeria vanwege zijn seksuele geaardheid. Hij had eerder een relatie met drie mannen en vreesde dat zijn homoseksualiteit bekend zou worden, wat zou leiden tot ernstige gevolgen, waaronder mogelijk de doodstraf. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over zijn seksuele geaardheid niet geloofwaardig waren. De rechtbank vond dat de eiser onvoldoende inzicht had gegeven in zijn denkproces omtrent zijn homoseksualiteit en dat zijn verklaringen te algemeen en vaag waren. Bovendien werd opgemerkt dat de eiser pas na vijf jaar illegaal verblijf in Nederland een asielaanvraag indiende, wat als verdacht werd beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door rechter J.L.E. Bakels, in aanwezigheid van griffier J.C. de Grauw.