ECLI:NL:RBDHA:2019:8630

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
NL19.14343
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en minderjarigheid in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en minderjarig te zijn, in beroep is gegaan tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De eiser heeft op 11 februari 2019 een asielaanvraag ingediend, maar de vreemdelingenpolitie en de IND hebben twijfels geuit over zijn opgegeven leeftijd na een leeftijdsschouw. De staatssecretaris heeft op basis van Eurodac-gegevens vastgesteld dat eiser op 12 december 2018 illegaal Spanje is binnengekomen en heeft de Spaanse autoriteiten verzocht om eiser over te nemen, wat door Spanje is goedgekeurd. De rechtbank oordeelt dat de leeftijdsschouwen zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de registratie van de leeftijd in Spanje als juist moet worden beschouwd, op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de Spaanse registratie onjuist is, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om identificerende documenten te overleggen ter ondersteuning van hun claims.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL19.14343

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser
(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.14344, plaatsgevonden op 25 juli 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen R. Mouadden-el Haddar. Tevens waren ter zitting aanwezig [naam2] en [naam3], beiden voogd van stichting Nidos. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben. Tevens stelt eiser dat hij is geboren op [geboortedatum] en dat hij dus minderjarig is.
2. Eiser heeft op 11 februari 2019 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Ter vaststelling van de door eiser gestelde leeftijd hebben de vreemdelingenpolitie op 11 februari 2019, en de IND [1] op 13 februari 2019, onafhankelijk van elkaar een leeftijdsschouw uitgevoerd. Zowel de vreemdelingenpolitie, als de IND is – kortgezegd – tot de conclusie gekomen dat getwijfeld wordt aan de door eiser opgegeven leeftijd en nader onderzoek naar de leeftijd van eiser zal plaatsvinden.
3. Omdat uit de Eurodac-gegevens [2] blijkt dat eiser op 12 december 2018 illegaal Spanje is ingereisd, heeft verweerder onderzoeksvragen over de leeftijd van eiser gesteld aan Spanje [3] . Vervolgens heeft verweerder op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening op 14 maart 2019 de Spaanse autoriteiten verzocht om eiser over te nemen. De Spaanse autoriteiten hebben op 3 april 2019 met dit verzoek ingestemd (claimakkoord). Uit het claimakkoord blijkt dat eiser in Spanje geregistreerd staat onder de naam [naam4], met de geboortedatum [geboortedatum2]. Dit betekent dat eiser meerderjarig zou zijn.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser als meerderjarig is geregistreerd in Spanje en dat verweerder gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel er vanuit mag gaan dat die registratie juist is. Daarnaast heeft eiser geen identificerend document overgelegd ter staving van zijn gestelde minderjarigheid. Spanje is daarom verantwoordelijk voor de asielaanvraag van eiser. Verweerder heeft op grond van artikel 30, eerste lid van de Vw [4] de asielaanvraag niet in behandeling genomen.
5. Eiser stelt dat hij minderjarig is, en dat Nederland om die reden verantwoordelijk is voor zijn aanvraag [5] . Primair stelt eiser zich op het standpunt dat op basis van de leeftijdsschouwen geen twijfels hoeven te bestaan over de in Nederland door eiser opgegeven leeftijd. Uit de leeftijdsschouwen van beide instanties blijkt dat eiser uiterlijke kenmerken heeft die eerder passen bij een minderjarige en dat hij puberaal gedrag vertoont. Daarom was er volgens eiser geen aanleiding om bij Spanje onderzoek te doen naar de leeftijd van eiser.
Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat verweerder niet uit kon gaan van de geregistreerde gegevens in Spanje, omdat hij in Spanje met opzet een valse geboortedatum heeft opgegeven. Ter onderbouwing van zijn gestelde leeftijd heeft eiser in de gronden van beroep een kopie van een geboorteakte overgelegd. Indien volgens verweerder eiser daarmee zijn minderjarige leeftijd niet aannemelijk heeft gemaakt, had verweerder hem eerst een leeftijdsonderzoek moeten aanbieden.
6. De rechtbank oordeelt als volgt.
7. Niet is gebleken dat de leeftijdsschouwen onzorgvuldig hebben plaatsgevonden. In beide leeftijdsschouwen zijn de uiterlijke kenmerken, het gedrag en de verklaringen van eiser betrokken conform het beleid van verweerder [6] . Uit de verslaglegging van de leeftijdsschouwen blijkt waarom wordt getwijfeld aan eisers gestelde leeftijd.
8. De enkele stelling dat eiser twijfelt aan de conclusies van de leeftijdsschouwen kan niet leiden tot het oordeel dat de leeftijdsschouwen onzorgvuldig hebben plaatsgevonden. Bovendien volgt uit vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens [7] dat een enkele visuele inspectie niet kan leiden tot een (indicatieve) vaststelling van de leeftijd van de vreemdeling. Verweerder was naar aanleiding van de uitkomst van de leeftijdsschouwen dan ook gehouden om nader onderzoek te doen om uit te kunnen sluiten dat eiser minderjarig is. Nu uit Eurodac-gegevens is gebleken dat eiser de buitengrens van de Europese Unie heeft overschreden via Spanje, heeft verweerder terecht aan Spanje onderzoeksvragen ten aanzien van de leeftijd van eiser gesteld.
9. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [8] volgt dat verweerder, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel uit mag gaan van de gegevens die door de Spaanse autoriteiten zijn geregistreerd, en dat deze registratie op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat de leeftijdsregistratie in Spanje niet juist is. Eiser is hierin niet geslaagd. De enkele stelling van eiser dat hij in Spanje een valse geboortedatum heeft opgegegeven, is onvoldoende om zijn minderjarigheid aan te nemen. Aan de overgelegde kopie van de geboorteakte kan niet de waarde worden gehecht die eiser wenst te hechten. Nu de geboorteakte slechts een kopie betreft en geen pasfoto bevat, kan dit niet als een identificerend document worden aangemerkt.
10. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht is uitgegaan van de leeftijd van eiser zoals geregistreerd in Spanje. Verweerder heeft daarom geen aanleiding hoeven zien voor het opstarten van een leeftijdsonderzoek en terecht de asielaanvraag niet in behandeling genomen.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Voorn, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Mentink, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Immigratie- en naturalisatiedienst.
2.Eurodac is een databank met vingerafdrukken van asielzoekers die wordt gebruikt ter ondersteuning van het gemeenschappelijk asielbeleid van de Europese Unie.
3.Op grond van artikel 34 van de Dublinverordening (Verordening EU nr. 604/2013).
4.Vreemdelingenwet 2000.
5.Op grond van artikel 8, vierde lid, van de Dublinverordening.
6.Paragraaf C1/2.2 Vreemdelingencirculaire 2000.
7.Ahmade tegen Griekenland, van 25 september 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:0925JUD005052009 en Mugenzi tegen Frankrijk, van 10 juli 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:0710JUD005270109.
8.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 februari 2019 ECLI:NL:RVS:2019:392