ECLI:NL:RBDHA:2019:8347
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en schorsende werking van beroep tegen terugkeerbesluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Marokkaanse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 20 mei 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door verweerder als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Eiser heeft vervolgens op 27 mei 2019 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep was beslist. Tijdens de zitting op 13 juni 2019 was eiser niet aanwezig, maar verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat de afwijzing van de asielaanvraag is gebaseerd op de veronderstelling dat Marokko een veilig land van herkomst is. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen schorsende werking heeft verleend aan het terugkeerbesluit. De rechtbank stelt vast dat volgens het arrest Gnandi van het Hof van Justitie van de Europese Unie, een beroep tegen een terugkeerbesluit van rechtswege schorsende werking moet hebben. De rechtbank concludeert dat de Terugkeerrichtlijn niet correct in het Nederlands recht is geïmplementeerd, en dat de schorsende werking van het terugkeerbesluit niet afhankelijk mag zijn van het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is, maar dat eiser door het gebrek in de procedure niet in zijn belangen is geschaad, aangezien hij niet is uitgezet en opvang heeft gekregen. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open tegen de uitspraak op het beroep.