ECLI:NL:RBDHA:2019:8326
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvragen tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak hebben eisers, drie minderjarige kinderen van Eritrese nationaliteit, een beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 3 juni 2018 de aanvragen afgewezen, en dit besluit is later in bezwaar ook ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroepschrift op 15 oktober 2018 ontvangen en het onderzoek ter zitting vond plaats op 9 januari 2019. Tijdens de zitting waren de eisers vertegenwoordigd door hun gemachtigde, terwijl de staatssecretaris zich niet ter zitting liet vertegenwoordigen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten, maar heropende het op 16 januari 2019 om de staatssecretaris om een nader standpunt te vragen. De eisers hebben aangegeven dat hun vader in Eritrea is en niet kan uitreizen vanwege militaire dienstplicht, wat complicaties met zich meebrengt voor het bewijs van de familierechtelijke relatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom DNA-onderzoek niet kan plaatsvinden via een EU-ambassade in Ethiopië of Eritrea. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om ervoor te zorgen dat het DNA-onderzoek kan plaatsvinden, waarna opnieuw op het bezwaar van eisers moet worden beslist. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eisers recht hebben op vrijstelling van griffierecht wegens betalingsonmacht en heeft de proceskosten van eisers vergoed.