Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 april 2018, met producties 1 tot en met 12 van [eiser] ,
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot met 40 van de Staat,
- het tussenvonnis van 14 november 2018, waarin een comparitie van partijen is bevolen,
- het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van comparitie van 21 februari 2019 en de daarin genoemde producties 13 tot en met 30 van [eiser] ,
- de brief van mr. Wisman met een opmerking over het proces-verbaal.
2.De feiten
(…) opingaande 30 december 2002. Vanaf 30 december 2002 acht ik mij in dat geval ontslagen van elke verplichting aan uw Stichting.
) zowel in de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid als wel in de noodzakelijke praktijkbeëindiging door gebrek aan waarnemers een belangrijke bijdrage heeft geleverd.”
juni 2003 is de huisartsenpraktijk door arbeidsongeschiktheid gesloten. Op grond van bestaande waarneem- en vakantieregelingen werd de huisartsenpraktijk tot 1-10-2003 door de waarneemgroep waargenomen. Omdat de waarneemgroep meende de waarneming niet langer te kunnen opbrengen en evenmin voldoende waarnemers beschikbaar waren ben ik gedwongen de huisartsenpraktijk ingaande 1 oktober 2003 te beëindigen.
heb gestuurd:
3.Het geschil
4.De beoordeling
- i) het causaal verband tussen de onrechtmatige bevelen en de burn-out en de arbeidsongeschiktheid van [eiser] ; en vervolgens
- ii) het causaal verband tussen de arbeidsongeschiktheid en de sluiting van de huisartsenpraktijk.
“Ook de Huisartsenpraktijk [… ] moest gesloten worden omdat er geen waarnemers gevonden konden worden en huisartsen in de omgeving de waarneming er niet meer bij konden hebben. Dit probleem wordt in de komende jaren alleen maar groter. **) Voorlopig wordt de praktijk aan de [… ] daarom voortgezet als Vrije artsenpraktijk. Met nadruk is de praktijk geen “Huisartsenpraktijk”, omdat (7 x 24 uur) verplichtingen niet waargemaakt kunnen worden.”