ECLI:NL:RBDHA:2019:8055

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2019
Publicatiedatum
6 augustus 2019
Zaaknummer
09/842102-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ernstige verkrachting en afpersing van een minderjarige met dwang tot cocaïnegebruik

Op 8 augustus 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige misdrijven, waaronder verkrachting, poging tot afpersing en dwang tot het gebruik van cocaïne. De feiten vonden plaats op 24 februari 2018, toen de verdachte een zestienjarig meisje, hierna aangeduid als [slachtoffer], bedreigde met een mes en haar dwong tot seksuele handelingen en het gebruik van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen heeft geacht, met uitzondering van de poging tot diefstal met geweld, waarvan hij werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de psychische problematiek van de verdachte. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de jonge leeftijd van het slachtoffer, de impact van de misdrijven op haar leven en de noodzaak van behandeling voor de verdachte om recidive te voorkomen. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842102-18
Datum uitspraak: 8 augustus 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboortedag] ,
BRP- [adres 1] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 mei 2019 (pro forma) en 25 juli 2019 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.C.E.T. de Ceuninck van Capelle en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.C. Peterse naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van
23 mei 2019 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 februari 2018 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas, althans in Nederland, [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het plaatsen van een mes op de keel van die [slachtoffer] en/of
- het op dreigende/dwingende toon tegen die [slachtoffer] zeggen van de woorden:
"Ik snij je keel door als je nu niet stopt" en/of
"Als jij je moeder ooit nog levend wilt zien, laat je mij jou neuken" en/of
"Als je hier niet dood wilt bloeden, doe je wat ik zeg" en/of "Je wilt niet
dat jouw ouders je morgen hier vinden met een doorgesneden keel", althans
woorden van gelijke dreigende/dwingende aard en/of strekking,
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het duwen/plaatsen van zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de
schaamlippen en/of in de anus van die [slachtoffer] en/of
- het likken tussen en/of over de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/plaatsen van zijn penis in/tegen de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het plaatsen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] , althans het door
die [slachtoffer] in de mond laten nemen van zijn penis en/of
- het tongzoenen met die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 24 februari 2018 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas, althans in Nederland, op of aan [adres 2] , althans op of aan een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een mes op de keel van die [slachtoffer] heeft geplaatst en/of
- het op dreigende/dwingende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Ik snij
je keel door als je nu niet stopt" en/of "Je wilt niet dat jouw ouders je
morgen hier vinden met een doorgesneden keel" en/of "Geef me je
geld/portemonnee, althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 24 februari 2018 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas, althans in Nederland, op of aan [adres 2] , althans op of aan een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag en/of een portemonnee, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte,
- een mes op de keel van die [slachtoffer] heeft geplaatst en/of
- het op dreigende/dwingende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Ik snij
je keel door als je nu niet stopt" en/of "Je wilt niet dat jouw ouders je
morgen hier vinden met een doorgesneden keel" en/of "Geef me je
geld/portemonnee, althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard
en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 24 februari 2018 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas, een ander, te weten [slachtoffer] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of
enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten [slachtoffer]
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het snuiven/gebruiken van cocaine, althans een daarop
gelijkende substantie,
door
- een mes op de keel van die [slachtoffer] te plaatsen en/of
- die [slachtoffer] mee te nemen naar een afgelegen plaats en/of
- een sleutel en/of een schaar, althans een voorwerp, met daarop cocaïne,
althans een daarop gelijkende substantie, onder de neus van die [slachtoffer] te
houden en/of daarbij op dwingende toon tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zij
moest snuiven, althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
3. Bewijsoverwegingen [1]
3.1
Inleiding
Op 24 februari 2018, omstreeks 23.13 uur, kreeg een aantal verbalisanten de melding om te gaan naar het [adres 3] te Capelle aan den IJssel. Hier zou een meisje lopen dat slachtoffer was geworden van een verkrachting, waarbij een mes op haar keel zou zijn gezet. Ter plaatse zagen de verbalisanten een meisje lopen dat huilde. Zij zagen voorts dat de riem van de broek van het meisje loszat en dat ook een schoen van haar niet meer geveterd was. Het meisje bleek te zijn genaamd [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), geboren op 9 mei 2001. [slachtoffer] vertelde – kort samengevat – dat zij op haar scooter reed en een man tegenkwam. De man vroeg aan haar of zij hem naar de golfbaan kon brengen voor een reünie. [slachtoffer] heeft vervolgens met haar scooter de man naar de golfbaan gebracht. Daar bleek geen reünie te zijn. Toen hij weer achterop haar scooter zat om terug te rijden, werd [slachtoffer] bedreigd met een mes en vroeg de man om haar geld en portemonnee. Vervolgens werd zij in de bosjes door de man verkracht en moest zij gedwongen cocaïne snuiven van de man. Hierna is [slachtoffer] onder dwang met de man weggereden op haar scooter. Bij een bankje zijn zij gestopt en hebben zij een kort moment met elkaar gesproken, waarna de man is weggegaan. [2]
Na lang en uitgebreid onderzoek door de politie is de verdenking ontstaan dat de verdachte de man is geweest waarover [slachtoffer] heeft verklaard. De verdachte werd vervolgens op
25 februari 2019, na een televisie-uitzending die aan de verkrachting was gewijd, aangehouden.
De verdachte is na zijn aanhouding diverse malen gehoord door de politie en eenmaal door de rechter-commissaris in het kader van zijn inbewaringstelling. Hoewel hij telkens heeft verklaard dat hij door zijn overmatige drugs- en alcoholgebruik in die periode zich niet alles kan herinneren over hetgeen op 24 februari 2018 heeft plaatsgevonden, heeft hij de ten laste gelegde feiten deels bekend. Ook heeft hij meerdere malen verklaard dat hij geen redenen ziet om aan de verklaring van [slachtoffer] over wat er precies is gebeurd op 24 februari 2018, te twijfelen.
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij – kort samengevat – [slachtoffer] heeft verkracht (feit 1), heeft geprobeerd geld en de portemonnee van [slachtoffer] afhandig te maken (feit 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief) en [slachtoffer] heeft gedwongen cocaïne te snuiven (feit 3).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit en dat de onder 1, 2 tweede cumulatief/alternatief en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het bewijs ook op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit en dat de onder 1, 2 tweede cumulatief/alternatief en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op zaterdag 24 februari 2018 vanuit de woning van haar moeder op haar scooter is vertrokken naar een feest bij haar op het werk. Op enig moment, omstreeks 21.40 uur, werd [slachtoffer] op [adres 4] in Capelle aan den IJssel aangesproken door een voor haar onbekende man. [3]
Omdat niet ter discussie staat dat deze onbekende man de verdachte betreft - de rechtbank verwijst daarbij onder andere naar de eigen verklaring van de verdachte - [4] zal de rechtbank in het vervolg “de onbekende man”, dan wel “de man” waarover [slachtoffer] heeft verklaard, aanduiden als “de verdachte”.
De verdachte zei dat hij naar [bedrijf] te Nieuwerkerk aan den IJssel moest voor een reünie en vroeg [slachtoffer] of zij hem daar met de scooter naartoe wilde brengen, omdat het zo koud was. [slachtoffer] zag daar geen kwaad in, ook omdat hij een nette indruk maakte, en wilde de verdachte helpen. De verdachte stapte bij haar achterop de scooter en vervolgens reed zij naar [bedrijf] . Onderweg vroeg de verdachte nog hoe oud [slachtoffer] was. [slachtoffer] antwoordde dat zij zestien jaar oud was.
Bij [bedrijf] aangekomen bleek dat er niemand aanwezig was. De verdachte vroeg [slachtoffer] om hem weer af te zetten op de plek waar zij vandaan kwamen en stapte weer bij [slachtoffer] achterop. Toen zij op [adres 2] reden, voelde [slachtoffer] een hand van de verdachte op haar linkerschouder. Zij zag en voelde dat de verdachte een steakmes met een zwart handvat bij haar keel hield. [5] De verdachte zei: “Ik snij je keel door als je nu niet stopt”. [6] [slachtoffer] hoorde de verdachte op meerdere momenten meerdere en verschillende bedreigingen uiten terwijl hij het mes tegen haar keel gedrukt hield. Zij hoorde de verdachte zeggen: “Als jij je moeder ooit nog levend wil zien, laat je mij jou neuken” en “Als je hier niet dood wil bloeden doe je wat ik zeg”. [7]
[slachtoffer] stopte haar scooter midden op de weg. De verdachte vroeg [slachtoffer] om haar portemonnee omdat hij geld wilde vanwege zijn drugsprobleem. [slachtoffer] zei dat zij geen portemonnee had. [slachtoffer] moest van de verdachte verder de bosjes inlopen. Vervolgens voelde zij een hand bij haar keel. Zij hoorde de verdachte zeggen: “Hou je mond, over tien seconden is het over en anders vinden je ouders je morgen hier”. Zij voelde dat de verdachte twee keer kort in haar keel kneep. De verdachte ging daarna met zijn rechterhand over haar lichaam heen en pakte toen onder haar kleding haar blote borst.
Daarna ging de verdachte voor [slachtoffer] staan. [slachtoffer] zag dat de verdachte zijn broek los deed, zijn onderbroek omlaag deed en zijn stijve penis eruit haalde. De verdachte zei: “Je moet me nu even lekker gaan pijpen”. Hij pakte met beide handen het achterhoofd van [slachtoffer] en duwde haar naar beneden. Hij zei: “Je kan dit doen of anders lig je hier met een doorgesneden keel en vinden je ouders je hier langs de kant van de weg”. [slachtoffer] nam daarna de penis van de verdachte in haar mond. In eerste instantie bewoog zij zelf met haar hoofd op en neer. De verdachte duwde [slachtoffer] vervolgens op haar hoofd. Hij zei dat zij het niet diep genoeg deed en duwde heel hard, waardoor [slachtoffer] moest kokhalzen. De verdachte zei dat het ergste wat er kon gebeuren, was dat zij moest kotsen. Daarna moest [slachtoffer] de verdachte tongzoenen. Hij duwde zijn tong in haar mond en ging rondjes draaien met zijn tong.
Daarna moest haar broek naar beneden, moest [slachtoffer] zich van de verdachte omdraaien en voorover bukken. [slachtoffer] deed dat eerst niet en toen voelde zij het mes weer. De verdachte zei: “Hij is scherp he?”.
[slachtoffer] bukte voorover en de verdachte probeerde met zijn penis in haar vagina te gaan, maar dit lukte niet omdat zijn penis te slap was. [slachtoffer] voelde dat de penis van de verdachte tegen haar vagina en anus aankwam. Zij voelde dat de verdachte met een vinger bij haar clitoris ging en draaiende bewegingen maakte. Eerst voelde zij één vinger en even later twee vingers in haar vagina. De verdachte probeerde daarna weer zijn penis in haar vagina te doen maar weer lukte dat niet. De verdachte raakte gefrustreerd en zei tegen [slachtoffer] dat zij zich om moest draaien en hem moest pijpen.
De verdachte hield vervolgens iets tegen de neus van [slachtoffer] en zei dat [slachtoffer] moest snuiven. De verdachte deed haar mond en rechterneusgat dicht zodat zij harder kon snuiven.
[slachtoffer] zag dat de verdachte ook iets snoof. Zij zag dat de verdachte wit poeder uit een zakje haalde en dit opsnoof.
De verdachte zei dat [slachtoffer] op haar knieën moest gaan zitten, haar jasje moest uitdoen en haar bloes moest openen. Toen ze dat niet snel genoeg deed maakte de verdachte haar bloes open. Hij raakte haar blote linkerborst aan en zei tegen [slachtoffer] dat zij hem weer moest pijpen.
[slachtoffer] deed een klein stukje van zijn penis in haar mond. De verdachte zei dat het dieper moest, hield zijn hand bij haar achterhoofd en bewoog haar hoofd heen en weer. [slachtoffer] moest weer kokhalzen.
De verdachte nam weer een lijntje vanaf een schaar en daarna moest [slachtoffer] ook een lijntje nemen. In totaal heeft [slachtoffer] vijf keer moeten snuiven.
[slachtoffer] stond voor de verdachte en de verdachte maakte de broekriem van [slachtoffer] los. Hij ging met zijn hand in haar broek en ging in haar string rondjes draaien met zijn vingers bij haar clitoris. [slachtoffer] moest zich omdraaien van de verdachte en de verdachte probeerde wederom zijn penis in haar vagina te doen. [slachtoffer] zat op dat moment op haar handen en haar knieën en de verdachte was achter haar. Het lukte de verdachte niet om zijn penis in de vagina van [slachtoffer] te doen. Toen voelde [slachtoffer] wederom de vingers van de verdachte in haar vagina. Zij voelde dat de verdachte zijn hand bij haar vagina weghaalde en hoorde dat de verdachte ergens mee bezig was. Zij hoorde dat er een klepje van een flesje openging. Vervolgens voelde zij iets kouds bij haar vagina. Zij voelde de hele handpalm van de verdachte bij haar vagina. Zij voelde dat de verdachte met zijn vinger rondjes draaide en in haar vagina ging. Toen probeerde de verdachte weer met zijn penis in haar vagina te gaan. [slachtoffer] dacht dat het was gelukt want zij voelde dat de verdachte ging stoten. Opeens stopte het stoten. De penis van de verdachte was nog steeds niet stijf en daardoor raakte de verdachte gefrustreerd. Hij ging harder en agressiever praten tegen [slachtoffer] . [slachtoffer] moest verder het bos inlopen. De verdachte en [slachtoffer] rookten een sigaret en de verdachte begon over zijn dochter en zijn drugsprobleem te vertellen. Daarna moest [slachtoffer] de verdachte weer zoenen en moest zij op haar rug gaan liggen. Zij moest haar broek uitdoen van de verdachte. Omdat [slachtoffer] het koud kreeg, heeft de verdachte zijn jas aan haar gegeven om aan te trekken. De verdachte deed haar benen wijd en ging met zijn hoofd omlaag. Hij likte toen haar vagina. Hij gebruikte ook zijn vinger daarbij. De verdachte stopte opeens en zij stonden vervolgens op. [slachtoffer] deed haar broek aan. Zij rookten weer een sigaret en de verdachte vertelde over zijn vrouw. Hij zei: “Mijn vrouw had borstkanker en nu is ze dood”. Hij zei ook: “Daar is mijn gebruik met coke mee begonnen”. Vervolgens gingen [slachtoffer] en de verdachte op de scooter van [slachtoffer] weg. Ergens bij een bankje moest [slachtoffer] stoppen van de verdachte. De verdachte vertelde weer iets over zijn dochter, zijn overleden vrouw en zijn drugsgebruik.
In de linker jaszak van de verdachte voelde [slachtoffer] een soort flesje van het merk Zwitsal zitten. In de rechterjaszak zat een schaar. Op een gegeven moment vroeg de verdachte zijn jas terug. Daarna nam hij nog een lijntje vanaf de schaar uit zijn jaszak en [slachtoffer] moest ook nog een lijntje van de verdachte snuiven. De verdachte reed daarna nog een klein stukje met [slachtoffer] op haar scooter mee. Op een gegeven moment zei de verdachte dat [slachtoffer] moest stoppen. Hij stapte af en [slachtoffer] reed daarna door. [8]
Volgens [slachtoffer] hebben de verschillende seksuele handelingen tussen ongeveer 21:40 uur en 23:10 uur plaatsgevonden. [9] Voorts heeft [slachtoffer] verklaard dat de verdachte ook met zijn vingers in haar anus is geweest. [10]
De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om te twijfelen aan voornoemde verklaring van [slachtoffer] . Haar verklaring wordt in voldoende mate ondersteund door de navolgende bewijsmiddelen.
Een forensisch arts heeft de navolgende letsels bij [slachtoffer] geconstateerd:
Op het rechter onderbeen is op de voorzijde een tweetal min of meer ronde bloeduitstortingen te zien;
Op het linker onderbeen is op de voorzijde een drietal min of meer ronde bloeduitstortingen te zien, paarsblauw van kleur, elk met een diameter van ongeveer 1,5 centimeter;
Aan de buitenzijde van de rechter enkel is een blauwe bloeduitstorting zichtbaar, rond in vorm, geschatte diameter 2 centimeter;
Aan de buitenzijde van het linker bovenbeen is een ronde bloeduitstorting zichtbaar, rond in vorm, geschatte diameter 1,5 centimeter;
In de linker flank is net boven de bil een rode kras zichtbaar, lengte ongeveer 5 centimeter;
Op de rechter buitenste schaamlip bevindt zich een lichaamsvreemd voorwerp, het lijkt een bladblaadje te zijn.
Volgens de arts passen de geconstateerde letsels onder 1. tot en met 4. bij de inwerking van stomp uitwendig geweld. Deze kunnen zijn ontstaan door zitten op de knieën op onregelmatige ondergrond. Letsel 4 zou tevens kunnen worden verklaard door stevig beetgepakt worden.
Letsel 5 is passend bij de inwerking van uitwendig schurend geweld, zoals bijvoorbeeld nagelkrassen maar zou ook verklaard kunnen worden door het lopen of zich bewegen langs een tak. [11]
In de betreffende bosjes van het park van [bedrijf] aan [adres 2] te Nieuwerkerk aan den IJssel werden tussen de takken onder andere een gekarteld steakmes, een donkere broekriem, en een sigarettenpeuk aangetroffen. [12]
Op de riem werd een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen aangetroffen, te weten een afgeleid DNA-hoofdprofiel en DNA-nevenkenmerken. Een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft geconcludeerd dat de kans dat het DNA-hoofdprofiel van een andere willekeurig gekozen man dan de verdachte matcht met dit afgeleide DNA-hoofdprofiel kleiner is dan één op één miljard.
Op het heft en de snijrand van het mes en op de sigarettenpeuk werd een DNA-profiel van een man aangetroffen. Een deskundige van het NFI heeft geconcludeerd dat het DNA afkomstig kan zijn van de verdachte. [13]
Op de buitenste schaamlippen en diep vaginaal werden bij [slachtoffer] aanwijzingen van spermavloeistof aangetroffen. Op de buitenste en binnenste schaamlippen en diep vaginaal werden voorts aanwijzingen voor speeksel aangetroffen. [14] Rondom de mond van [slachtoffer] werd een aanwijzing van spermavloeistof aangetroffen. [15]
Uit de sporen rondom de mond werd een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen aangetroffen. Een deskundige van het NFI heeft geconcludeerd dat de hypothese dat de sporen DNA van de verdachte en [slachtoffer] bevatten, meer dan één miljard keer waarschijnlijker is dan de hypothese dat de sporen DNA bevatten van een willekeurige onbekende persoon en [slachtoffer] .
Uit de sporen op de buitenste en binnenste schaamlippen en diep vaginaal werd een DNA-profiel van een man aangetroffen. Een deskundige van het NFI heeft geconcludeerd dat de hypothese dat de sporen DNA van de verdachte of van een in de mannelijke lijn aan hem verwante man zijn, zeer veel waarschijnlijker is dan de hypothese dat de sporen DNA van een willekeurige persoon, niet in de mannelijke lijn aan hem verwante man, zijn. [16]
In de onderbroek van [slachtoffer] werd in het kruis wit ingedroogd materiaal aangetroffen. In het witte materiaal werden verschillende stoffen aangetroffen, waaronder cocaïne. [17]
Na een toxicologisch onderzoek werd in het bloed van [slachtoffer] cocaïne en omzettingsproducten van cocaïne aangetroffen. [18]
De verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hem oraal heeft bevredigd en dat hij met [slachtoffer] heeft gezoend. Ook heeft hij verklaard dat hij haar oraal heeft bevredigd. [19]
De rechtbank is – met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat het onder 2 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit (de poging tot diefstal met geweld van de portemonnee) niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank zal de verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank de onder 1, 2 tweede cumulatief/alternatief en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 24 februari 2018 te Nieuwerkerk
aan denIJssel, gemeente Zuidplas, [slachtoffer] door geweld en bedreiging met geweld, te weten
- het plaatsen van een mes op de keel van die [slachtoffer] en
- het op dreigende/dwingende toon tegen die [slachtoffer] zeggen van de woorden: "Ik snij je keel door als je nu niet stopt" en "Als jij je moeder ooit nog levend wilt zien, laat je mij jou neuken" en "Als je hier niet dood wilt bloeden, doe je wat ik zeg" en "Je wilt niet dat jouw ouders je morgen hier vinden met een doorgesneden keel",
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het duwen van zijn vingers in de vagina en tussen de schaamlippen en in de anus van die [slachtoffer] en
- het likken tussen en over de schaamlippen van die [slachtoffer] en
- het duwen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en
- het plaatsen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en
- het tongzoenen met die [slachtoffer] en
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer] en
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] ;
2.
hij op 24 februari 2018 te Nieuwerkerk
aan denIJssel, gemeente Zuidplas, op [adres 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag en een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer] ,
- een mes op de keel van die [slachtoffer] heeft geplaatst en
- het op dreigende/dwingende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Ik snij je keel door als je nu niet stopt" en "Je wilt niet dat jouw ouders je morgen hier vinden met een doorgesneden keel" en "Geef me je geld/portemonnee,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 24 februari 2018 te Nieuwerkerk
aan denIJssel, gemeente Zuidplas, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld en door bedreiging met geweld gericht tegen die ander, te weten [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten het snuiven/gebruiken van
cocaïne, door
- een mes op de keel van die [slachtoffer] te plaatsen en
- die [slachtoffer] mee te nemen naar een afgelegen plaats en
- een schaar met daarop cocaïne onder de neus van die [slachtoffer] te houden en daarbij op dwingende toon tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zij moest snuiven.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een deels onvoorwaardelijke en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op de hierboven omschreven wijze schuldig gemaakt aan een zeer ernstig zedendelict. De verdachte heeft ook geprobeerd het slachtoffer af te persen en het slachtoffer meerdere malen gedwongen cocaïne te snuiven. De verdachte heeft op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het jonge slachtoffer dat ten tijde van de bewezen verklaarde feiten zestien jaar oud was. Te verwachten valt dat het slachtoffer nog geruime tijd met de nadelige gevolgen van deze ernstige traumatiserende gebeurtenis zal worden geconfronteerd, zoals ook blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Bovendien heeft deze verkrachtingszaak grote onrust en een groot gevoel van onveiligheid veroorzaakt in de regio waar deze plaats heeft gevonden.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de jonge leeftijd van het slachtoffer, met het feit dat de verkrachting langere tijd heeft geduurd en met de ernst van het door de verdachte gebruikte geweld. Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte op zeer kwalijke wijze misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van het slachtoffer dat uit de goedheid van haar hart hem een lift op haar scooter naar de golfbaan heeft gegeven. Dat de verdachte bovendien na de verkrachting meende sympathie bij het slachtoffer te kunnen opwekken door de leugens over zijn dode vrouw en zijn dochtertje, geeft naar het oordeel van de rechtbank blijk van zeer vergaande sluwheid van de verdachte en van zijn volstrekte gebrek aan empathie met het slachtoffer.
De rechtbank acht het ook uiterst kwalijk dat de verdachte een zestienjarig meisje heeft gedwongen tot het gebruik van cocaïne. Door zijn handelen heeft de verdachte niet alleen een bijzonder beangstigende situatie voor het slachtoffer gecreëerd, maar heeft hij haar bovendien aanzienlijke gezondheidsrisico’s laten lopen. Ook acht de rechtbank het kwalijk dat de verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen, door zich bij de politie te melden, hoewel hij heeft verklaard al vlak na het feit te hebben beseft dat hij iets ergs had gedaan. Slechts dankzij uitgebreid politieonderzoek kon de verdachte na een jaar worden aangehouden. Gedurende deze periode heeft het slachtoffer in angst moeten leven dat de dader nog vrij rondliep. Slechts na zijn aanhouding heeft de verdachte spijt betuigd, maar nog steeds bestaat bij de rechtbank de indruk dat de verdachte niet de volle verantwoordelijkheid voor zijn daden neemt. Opvallend is in dit verband dat de verdachte zich wel allerlei details van de bewuste avond herinnert, maar zich nu juist weinig zegt te herinneren van de gruwelijkheden – zoals bijvoorbeeld het moment dat hij zijn slachtoffer het mes op de keel heeft gezet – waaraan hij zijn slachtoffer heeft blootgesteld. Dit verdraagt zich slecht met hetgeen in de wetenschap bekend is over de werking van het geheugen. Het is dan ook zeer de vraag of de verdachte het inderdaad niet meer weet of dat hij het niet wil weten, bijvoorbeeld uit schaamte zoals de psychiater die hem heeft onderzocht, heeft geopperd, of omdat het de verdachte om andere redenen goed uitkomt niet over alle gruwelijkheden die hij het slachtoffer op 24 februari 2018 heeft aangedaan te verklaren.
Omtrent de persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie, gedateerd 27 juni 2019. Uit dat strafblad blijkt dat de verdachte niet eerder in aanraking is geweest met politie en justitie.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het Pro Justitia rapport van [naam 2] , psychiater, d.d. 21 mei 2019.
De rapporteur concludeert dat de verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Dit was ook zo ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Bij de verdachte bestond een ernstige stoornis in cocaïne- en alcoholgebruik. Bij de verdachte is tevens sprake van ADHD gecombineerde type. Het feit dat hij zwaar onder invloed was, lijkt meegespeeld te hebben bij zijn wilsbepaling. De rapporteur adviseert de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten verminderd toe te rekenen. Het onder 2 tenlastegelegde kan volledig worden toegerekend, nu dit feit verwervingscriminaliteit betreft.
De rapporteur meldt voorts dat het recidiverisico matig-hoog is. Geadviseerd wordt aan de verdachte in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel reclasseringstoezicht en een verplichte klinische behandeling van de stoornis in alcohol- en cocaïnegebruik en het seksuele delict op te leggen.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het Pro Justitia rapport van [naam 1] , MSc, GZ-psycholoog, d.d. 21 mei 2019.
Ook deze rapporteur concludeert dat er bij de verdachte sprake is van een stoornis in alcoholgebruik, een stoornis in het gebruik van cocaïne en van ADHD. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was er sprake van eenzelfde beeld en dit beïnvloedde de gedragskeuzes en de gedragingen van de verdachte.
De impulsiviteit die samenhangt met de aanwezige ADHD en de verdere ontremming als gevolg van fors middelengebruik zijn in ten minste enige mate verklarend voor een doorwerking daarvan op de ten laste gelegde feiten. Bij de verdachte is sprake van langdurige middelenproblematiek. Vanwege de stoornissen in middelengebruik heeft hij zich onvoldoende kunnen verzetten tegen de drang om alcohol en cocaïne te gebruiken. De wetenschap dat zijn handelen ‘fout’ was, heeft er niet voor gezorgd dat de verdachte zijn gedrag heeft kunnen veranderen of stoppen. Geadviseerd wordt om de verdachte de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen.
Het recidiverisico op korte termijn schat de rapporteur als laag/matig in. De verdachte is weliswaar gemotiveerd om iets aan zijn problemen te doen, maar een eerdere intensieve behandeling gericht op middelengebruik is door terugval niet positief afgerond. Ook bij aanvang van de behandeling bij Antes was er sprake van therapieontrouw. De verdachte beschikt over onvoldoende copingvaardigheden, waarbij onder invloed van middelen seksualiteit een belangrijke rol speelt. Het steunnetwerk is beperkt. De verdachte stelt veel spijt van de ten laste gelegde feiten te hebben. maar opvallend is dat hij daar eerder (ook in behandeling) nooit met een woord over heeft gerept en zichzelf niet heeft aangegeven ondanks dat hij op de hoogte van het politieonderzoek was. Op de meer lange termijn en bij terugval in middelen wordt het recidiverisico daarom - zonder interventie - als matig ingeschat.
Een intensieve behandeling gericht op abstinentie, het verminderen van impulsiviteit, het aanleren van adequate coping vaardigheden en het opbouwen van een prosociaal steunnetwerk acht de rapporteur geïndiceerd.
Geadviseerd wordt om behandeling (klinisch, binnen een forensische verslavingskliniek om te beginnen) als bijzondere voorwaarde (bij een voorwaardelijk strafdeel) op te leggen, gerelateerd aan een reclasseringstoezicht (in de vorm van een ‘meldplicht’).
Een behandeling zoals beschreven is ook mogelijk binnen het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden, maar aangezien de verdachte een first offender is, lijkt de rapporteur dit niet geïndiceerd.
De rechtbank acht de conclusie van de psychiater dat het onder 2 tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaarde volledig aan de verdachte kan worden toegerekend, onvoldoende onderbouwd bezien in het licht van de bij de verdachte aanwezige stoornissen. De rechtbank neemt in die zin de conclusie van de rapporteur niet over. De rechtbank neemt de overige conclusies van de rapporteurs met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid over en legt deze ten grondslag aan haar beslissing dat de bewezen verklaarde feiten de verdachte verminderd kunnen worden toegerekend.
De rechtbank heeft ten slotte acht geslagen op het reclasseringsrapport van GGZ Fivoor Leiden, d.d. 27 juni 2019.
De kans op recidive wordt door de rapporteur ingeschat als gemiddeld, gelet op de persoonlijkheids- en middelenproblematiek.
De rapporteur acht vanwege dit risico een stevige stok achter de deur geïndiceerd in de vorm van een fors voorwaardelijk strafdeel en een lange proeftijd. De Forensische Verslavingskliniek (FVK) van Antes wordt als kliniek passend geacht gelet op de middelenproblematiek van de verdachte. Aanvullend adviseert de rapporteur om de verdachte binnen de proeftijd een contactverbod met het slachtoffer op te leggen en een alcohol- en drugsverbod. Binnen het geadviseerde reclasseringscontact kan er toezicht worden gehouden op de geïndiceerde behandeling, toezicht op de geadviseerde verboden, en kan de verdachte ondersteund worden bij het vinden en behouden van structurele dagbesteding.
De rapporteur adviseert aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden een meldplicht bij reclassering, verplichte opname in een zorginstelling, een drugs- en alcoholverbod en een contactverbod met het slachtoffer.
De op te leggen straf en/of maatregel
Een en ander brengt de rechtbank tot de slotsom dat voor de bewezenverklaarde van de ten laste gelegde feiten een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden passend is.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van de rapporteurs dat een behandeling nodig is, teneinde recidive te voorkomen. Het betreft hier een zeer ernstig zedendelict waarvoor noch door de verdachte noch door de rapporteurs een goede verklaring is gegeven hoe dit heeft kunnen gebeuren. De rechtbank acht het gelet op de inhoud van het dossier en de rapportages niet vanzelfsprekend dat het plegen van die feiten alleen maar, dan wel zonder meer, verband houden met de verslavingsproblematiek van de verdachte. Om bij de woorden van de verdediging in de pleitnota aan te haken: het is ‘een groot raadsel’. Onder die omstandigheden schat de rechtbank de kans op herhaling zonder zeer intensieve behandeling als hoog in. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, in combinatie met de bij de verdachte vastgestelde stoornissen en het hoge recidiverisico, acht de rechtbank het onverantwoord dat de verdachte zonder zeer intensieve behandeling terug zal keren in de maatschappij.
De rechtbank acht daarom en mede gelet op het gegeven dat eerdere behandelingen niet zijn aangeslagen noodzakelijk dat een behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke voorwaarde voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling dat het begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De rechtbank is verder van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist en dat zulks tevens geldt voor verpleging van overheidswege. Daartoe is redengevend dat de begane feiten zeer ernstig zijn en gepaard gingen met grof geweld tegen een zeer jong slachtoffer. Voorts zijn bij de verdachte stoornissen geconstateerd die ook aanwezig waren ten tijde van de gepleegde feiten.
Dat de verdachte als first offender wordt beschouwd, kan naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf niet met zich brengen dat moet worden afgezien van het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. In het licht van de zeer ernstige feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en de noodzaak van intensieve behandeling, acht de rechtbank het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging geboden en de rechtbank zal die maatregel dan ook opleggen.
De maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten verkrachting, poging tot afpersing en dwang. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een contactverbod in het kader van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, zoals door de benadeelde partij verzocht.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 27.154,41, bestaande uit € 2.154,41 materiële en € 25.000,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht het gevorderde bedrag te matigen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is door of namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, 2 tweede cumulatief/alternatief en 3 bewezen verklaarde feiten.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd, naar billijkheid een bedrag van
€ 15.000,00 toewijzen, nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, 2 tweede cumulatief/alternatief en 3 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien deze schade onvoldoende is onderbouwd. Een aanhouding, teneinde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen haar schade nader te laten onderbouwen, levert in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 17.154,41.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 24 februari 2018, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte voor de onder 1, 2 tweede cumulatief/alternatief en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 17.154,41, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 37a, 37b, 45, 57, 62, 63, 242, 284 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 tweede cumulatief/alternatief en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1
verkrachting
ten aanzien van feit 2 tweede cumulatief/alternatief
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg
ten aanzien van feit 3
een ander door geweld en bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
42 (TWEEËNVEERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de terbeschikkingstelling van de verdachte en beveelt, dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer]een bedrag van € 17.154,41, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 17.154,41, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van
[slachtoffer];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. van As, voorzitter,
mr. C.J. van der Wilt, rechter,
mr. N.S.M. Lubbe, rechter,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng en mr. J. Lintjer, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 augustus 2019.
Mrs. Van der Wilt en Lintjer zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1700-2018058850/PL1500-2018051679, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1046).
2.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 14 en 15.
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , blz. 34.
4.Eigen verklaring van de verdachte ter zitting van 25 juli 2019.
5.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , blz. 35 en 36.
6.Proces-verbaal uitgewerkt info gesprek, blz. 23.
7.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, blz. 19.
8.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , blz. 36-45.
9.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, blz. 19.
10.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , blz. 71 en 73.
11.Een geschrift, te weten “Medische informatie / Letselbeschrijving [slachtoffer] ”, blz. 133 en 134.
12.Proces-verbaal sporenonderzoek, blz. 91 en 92.
13.Rapport van het NFI d.d. 7 mei 2019, blz. 433 en 434.
14.Rapport van het NFI d.d. 6 maart 2018, blz. 156.
15.Rapport van het NFI d.d. 19 juni 2018, blz. 179.
16.Rapport van het NFI d.d. 7 mei 2019, blz. 433-436.
17.Rapport van het NFI d.d. 3 oktober 2018, blz. 193.
18.Rapport van het NFI d.d. 5 november 2018, blz. 201.
19.Eigen verklaring van de verdachte ter zitting van 25 juli 2019.