ECLI:NL:RBDHA:2019:8026

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
5 augustus 2019
Zaaknummer
C/09/573538 / FA RK 19-3585
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing naar Suriname afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing naar Suriname. De moeder, die samen met haar kinderen naar Suriname wil verhuizen, heeft dit verzoek ingediend omdat zij meent dat de situatie daar beter is voor de kinderen. De vader, die in Nederland woont, heeft verweer gevoerd tegen deze verhuizing, omdat hij vreest dat dit een grote inbreuk zal maken op zijn contact met de kinderen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen. Partijen zijn van 2012 tot 2019 gehuwd geweest en hebben samen twee minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen in Nederland een stabiele omgeving hebben en dat de vader regelmatig contact met hen heeft. De moeder heeft onvoldoende onderbouwd dat de situatie in Suriname beter is dan in Nederland. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de noodzaak om te verhuizen ontbreekt en dat de verhuizing een grote inbreuk zal maken op het contact tussen de vader en de kinderen. Daarom heeft de rechtbank het verzoek van de moeder afgewezen en bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank [woonplaats X]
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 19-3585
Zaaknummer: C/09/573538
Datum beschikking: 6 augustus 2019

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 10 mei 2019 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats X]
advocaat: mr. M. Verbraaken-Vooys te ‘s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y]

de vader,
wonende te [woonplaats Y] ,
advocaat: mr. B.C.V.J. van Leur te Delft.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift;
  • het F9-formulier met bijlagen van 27 mei 2019 van de zijde van de moeder;
  • het F9-formulier met bijlagen van [geboortedatum] 2019 van de zijde van de moeder;
  • het F9-formulier met bijlagen van 2 juli 2019 van de zijde van de vader.
Op 9 juli 2019 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat, de vader met zijn advocaat en namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) mevrouw [medewerker RvdK] . Van de zijde van de moeder zijn pleitnotities overgelegd.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht om vervangende toestemming, in plaats van de vereiste toestemming van de vader, om met de hierna te noemen minderjarigen op de kortst mogelijke termijn naar Suriname te verhuizen, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft de vader verzocht de moeder te veroordelen in de proceskosten van de zijde van de vader.

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd geweest van [huwelijksdatum] 2012 tot [echtscheidingsdatum] 2019.
  • Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] , Suriname,
[minderjarige 2] geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , Suriname.
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • De kinderen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
  • Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 februari 2019 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en zijn het convenant en het ouderschapsplan aan de beschikking gehecht. In het ouderschapsplan zijn de ouders overeengekomen dat de kinderen een weekend per veertien dagen van vrijdag 15.00 uur tot zondag 20.00 uur bij de vader zijn alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen.

Beoordeling

De rechtbank heeft ter terechtzitting een vergelijk tussen partijen beproefd.
Vervangende toestemming verhuizing naar Suriname
De moeder wil samen met de kinderen naar Suriname terugverhuizen. Het gezin heeft altijd in Suriname gewoond. In 2017 is het gezin naar Nederland verhuisd in verband met financiële omstandigheden. Daarnaast waren de faciliteiten voor de kinderen beter in Nederland. De moeder wil terugverhuizen naar Suriname omdat de echtscheiding van de ouders de situatie heeft veranderd. Volgens de moeder willen de kinderen zelf terug naar Suriname en kunnen zij in Nederland niet aarden. De kinderen hebben in korte tijd veel meegemaakt. Zij zijn naar Nederland verhuisd, de ouders zijn gescheiden en hun opa is ernstig ziek. Als gevolg hiervan is het gedrag van [minderjarige 1] zorgwekkend geworden, waardoor het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) bij het gezin is betrokken. [minderjarige 1] vond geen aansluiting op zijn eerste basisschool. Hij was somber en vertoonde gedragsproblemen. Op de huidige basisschool gaat het wat beter met hem. Beide kinderen hebben in Nederland echter weinig vriendjes. De moeder leeft geïsoleerd en heeft in Nederland geen netwerk. Daarnaast maken de moeder en de kinderen geen gebruik van de faciliteiten in Nederland in verband met een gebrek aan financiën. Volgens de moeder is het in Suriname beter voor de kinderen. Het gezin heeft daar een groot netwerk waarop het kan terugvallen. Ook is er in Suriname een nanny beschikbaar. Verder is in Suriname de financiële situatie van de moeder beter. Zij kan na de verhuizing weer in haar eigen kapsalon gaan werken. Indien de schoonvader van de moeder het pand waarin de kapsalon is gevestigd gaat verkopen, zal de moeder gemakkelijk een nieuwe locatie voor haar kapsalon kunnen vinden. In de tussentijd kan de moeder aan de slag als manager bij een modewinkel. De moeder stelt dat zij op dit moment tijdelijk in de woning van haar ouders in [woonplaats X] verblijft, die erg klein is. Volgens haar moet zij op korte termijn woning verlaten omdat de huur is opgezegd. De aanvraag van een urgentieverklaring voor een nieuwe woning is afgewezen. Bij een terugkeer naar Suriname kunnen de moeder en de kinderen bij haar ouders intrekken, ondanks de ziekte van de grootvader moederszijde. Daarnaast kunnen de kinderen vanaf het volgende schooljaar in Suriname naar school. De vader is op dit moment niet intensief bij de kinderen betrokken. De vader woont in [woonplaats Y] . De kinderen zijn gewend aan een vader op afstand. Na de verhuizing naar Suriname zal de vader belangrijk blijven. De kinderen kunnen dagelijks met hem Skypen. De kinderen kunnen in de vakanties naar Nederland gaan om de vader te zien. Zij zal dan de vliegtickets betalen, aldus de moeder.
De vader wil niet dat de moeder en de kinderen naar Suriname verhuizen. Volgens de vader is het gezin op aandringen van de moeder naar Nederland verhuisd. Hierbij kwam dat de financiële situatie in Suriname verslechterde. Dit had effect op de kwaliteit van de gezondheidszorg, criminaliteit en het onderwijs in Suriname. De vader heeft een hechte band met de kinderen. Hij is er voor de kinderen wanneer hij kan. De vader heeft tijdens het huwelijk veel zorgtaken op zich genomen. Een verhuizing naar Suriname zal betekenen dat de vader de kinderen niet meer om het weekend zal zien. Dit zal een grote invloed hebben op de relatie tussen de vader en de kinderen. Verder heeft de vader naar voren gebracht dat het voorstel van de moeder om de kinderen in de vakanties bij hem te laten zijn niet realistisch is. De moeder heeft het geld niet om steeds de vliegtickets te kunnen betalen. Daarnaast kan het niet van de vader worden gevergd dat hij, omdat de moeder naar Suriname wil verhuizen, enorme kosten moet maken om zijn kinderen met enige regelmaat te kunnen zien. De vader heeft hiervoor ook het geld niet. Hij zit al in een schuldsaneringstraject. Daarnaast is het paspoort van de vader door de gemeente [woonplaats Y] ingenomen in het kader van de achterstand in de aflossing van zijn studieschuld bij de DUO. Volgens de vader gaat het goed met de kinderen in Nederland. Hun leven is inmiddels in Nederland. Zij hebben hier vriendjes en vriendinnetjes, en de kinderen kunnen in Nederland veel activiteiten ondernemen. In Suriname is er weinig te doen voor de kinderen. De vader wijst er op dat het CJG heeft geadviseerd dat de kinderen zo min mogelijk woonwisselingen meemaken. De kinderen moeten in hun vertrouwde omgeving blijven gelet op de grote en lopende gebeurtenissen in hun leven.
De vader stelt dat de noodzaak om te verhuizen ontbreekt. De moeder heeft eerder al vijftien jaar in Nederland gewoond. Zij heeft veel familie in [woonplaats X] . Haar vader bezit diverse huizen in [woonplaats X] waar de moeder en de kinderen terecht kunnen. De brief waarin de huur van de huidige woning zou zijn opgezegd voldoet bovendien niet aan de wettelijke vereisten. Daarnaast werkt de moeder bij haar oude werkgever in een kapsalon. De moeder heeft in Nederland dus een netwerk, werk en een woning. Volgens de vader is de financiële situatie van de moeder in Nederland ook gunstiger dan in Suriname. Zij krijgt hier toeslagen en betaalt geen huur. In Suriname heeft de moeder geen woning en geen werk. Zij zal een nieuwe kapsalon moeten starten terwijl de financiële situatie in Suriname slecht is. De kapsalon was voor de verhuizing ook al twee jaar verliesgevend. De moeder en de kinderen zullen bij de grootouders moederszijde in moeten trekken. Deze woning heeft echter maar twee slaapkamers. Verder vraagt de vader zich af hoe de moeder een nanny zal kunnen betalen. De vader heeft verklaard dat de situatie in Suriname op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en veiligheid slecht is. In Nederland kunnen de kinderen meer veiligheden en zekerheden worden geboden, aldus de vader.
Ter zitting heeft de raad naar voren gebracht dat het een grote stap is voor de kinderen om terug naar Suriname te verhuizen, terwijl het bestaan daar niet heel zeker is. De door de moeder voorgestelde zorgregeling lijkt ook niet realistisch, aldus de raad. Daar komt bij dat de kinderen al veel hebben meegemaakt.
Artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter kunnen worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Daarbij worden volgens vaste rechtspraak alle relevante feiten en omstandigheden van het geval in acht genomen. In de uitspraak uit 2008 heeft de Hoge Raad criteria bepaald aan de hand waarvan een verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing door de rechter moet worden beoordeeld (Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901):
  • het recht en belang voor de moeder om te verhuizen en de vrijheid om haar leven opnieuw in te richten;
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en het kind op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de kinderen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de kinderen, hun mening en de mate waarin de kinderen geworteld zijn in hun omgeving of juist extra gewend zijn aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van omgang na de verhuizing.
De rechtbank overweegt dat niet tussen de ouders in geschil is dat zij naar Nederland zijn gekomen om zich hier als gezin te vestigen. Daarnaast is het de rechtbank gebleken dat beide ouders destijds naar Nederland wilden verhuizen omdat de situatie en de voorzieningen hier voor de kinderen beter waren dan in Suriname.
De rechtbank overweegt dat de vader de kinderen op dit moment een weekend per twee weken ziet. De rechtbank is van oordeel dat indien de moeder met de kinderen naar Suriname verhuist, er een grote inbreuk wordt gemaakt op de zorgregeling tussen de vader en de kinderen. De rechtbank acht het door de moeder aangeboden alternatief, waarbij de kinderen in de vakanties naar de vader in Nederland gaan, niet reëel. Het reizen tussen Suriname en Nederland zal lastig zijn gelet op de financiële situatie van de ouders, mede gelet op het feit dat de vader in een schuldsaneringstraject zit. Daarnaast zal de vader in verband met zijn werk niet altijd in de vakanties vrij kunnen nemen voor de kinderen. De rechtbank verwacht dat het contact tussen de vader en de kinderen in de praktijk veel minder zal kunnen plaatsvinden dan zoals door de moeder voorgesteld. Het geboden alternatief voor de zorgregeling staat kwalitatief niet in verhouding tot de huidige zorgregeling, waarbij de vader de kinderen om de week ziet. De rechtbank acht dit niet in het belang van de kinderen. Daarbij weegt mee dat uit de overlegde tekening van [minderjarige 1] , die hij op school heeft gemaakt, lijkt te volgen dat hij zijn vader op dit moment al mist.
De rechtbank begrijpt dat de moeder naar Suriname wil verhuizen omdat het daar voor de kinderen beter zou zijn en omdat de moeder en de kinderen Suriname missen. De rechtbank is echter van oordeel dat de moeder de noodzaak om te verhuizen, na betwisting door de vader, onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank overweegt dat het voorstelbaar is dat de kinderen Suriname missen omdat daar hun roots liggen en omdat zij hun opa en oma missen. De rechtbank is echter van oordeel dat de kinderen gelet op hun jonge leeftijd de gevolgen van een verhuizing terug naar Suriname niet kunnen overzien. Verder is het de rechtbank niet gebleken dat de zorgen die er rondom de kinderen zijn met een verhuizing naar Suriname zullen zijn opgelost. Bovendien is ten aanzien van de zorgen voor de kinderen in Nederland hulpverlening ingeschakeld. Gelet hierop is het de rechtbank niet gebleken dat de situatie voor de kinderen in Suriname zodanig beter is dat er om die reden een noodzaak bestaat om terug te verhuizen. Daar komt bij dat de moeder in Nederland in ieder geval een baan en een woning heeft. Het is de rechtbank onvoldoende gebleken dat de moeder die woning daadwerkelijk op korte termijn dient te verlaten, nu haar vader die woning aan haar beschikbaar heeft gesteld en zij hierin, ondanks de overgelegde opzegging van de huurovereenkomst per 1 mei 2019, ook thans nog verblijft.
In Suriname wacht geen eigen woning voor de moeder en de kinderen; zij zullen intrekken bij de oma en de ernstig zieke opa moederszijde. Daarnaast is de werksituatie van de moeder in Suriname nog onduidelijk, zodat niet gebleken is dat de financiële situatie voor de moeder en de kinderen in Suriname beter is. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat de situatie voor de kinderen en de moeder, ondanks de echtscheiding van de ouders, in Suriname dusdanig beter is dan in Nederland dat er een noodzaak bestaat om te verhuizen.
Nu de noodzaak om te verhuizen ontbreekt en een verhuizing van de moeder en de kinderen naar Suriname bovenal een grote inbreuk zal maken op het contact tussen de vader en de kinderen (en op hun recht op onverstoord contact met elkaar) wijst de rechtbank het verzoek van de moeder af.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat beide ouders hun verantwoordelijkheid dienen te nemen bij het zorgen voor en opvoeden van hun kinderen. De vader dient een actievere vaderrol op zich te nemen, zodat hij samen met de moeder de opvoeding van de kinderen zal vormgeven. De ouders kunnen hierover advies vragen bij het CJG.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van de moeder af;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Dragtsma, M.J.C. Dijkstra en M.S. Vonck, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Lagerwerf als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2019.