ECLI:NL:RBDHA:2019:7923

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2019
Publicatiedatum
31 juli 2019
Zaaknummer
7916694 EJ VERZ 19-81775
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging verkoop woning minderjarige erfgenaam

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoekster, die optreedt als executeur en afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap van een erflaatster. De verzoekster heeft verzocht om machtiging om namens een minderjarige erfgenaam mee te werken aan de verkoop van een woning voor een bedrag van € 180.000,-- kosten koper. De woning is gelegen op een specifieke locatie, maar de exacte adressen zijn in het document niet vermeld. De verzoekster heeft aangevoerd dat de verkoop van de woning noodzakelijk is voor de voldoening van de schulden van de nalatenschap en de nakoming van de aan de executeur opgelegde lasten.

De rechtbank heeft de bevoegdheid van de executeur om goederen te gelde te maken beoordeeld op basis van artikel 4:147 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel stelt dat de executeur bevoegd is om de goederen te gelde te maken, mits dit nodig is voor de voldoening van de schulden van de nalatenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erflaatster gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om de executeur de bevoegdheid te geven om zonder overleg of toestemming van de erfgenamen keuzes te maken over het al dan niet te gelde maken van goederen.

De rechtbank concludeert dat de executeur, zonder medewerking of toestemming van de erfgenamen, kan overgaan tot de verkoop en levering van de woning. Daarom is een machtiging op basis van artikel 1:345 BW jo 1:253k BW ten behoeve van de minderjarige erfgenaam niet nodig. Het verzoek van de verzoekster wordt afgewezen. Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, kantonrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
ae
Zaaknummer: 7916694 EJ VERZ 19-81775

Beschikking op het verzoek van

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,
[adres 1] ,
verzoekster,
gemachtigde: [gemachtigde]

Procedure

Bij verzoekschrift met bijlagen van 16 juli 2019 heeft verzoekster verzocht haar, in haar hoedanigheid als executeur/afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap van [erflaatster] , tot welke nalatenschap de minderjarige
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] gerechtigd is, machtiging te verlenen om namens de minderjarige mee te werken aan de verkoop en levering van de woning, plaatselijk bekend [adres 2] , [plaats] (hierna: de woning), voor een bedrag van € 180.000,-- kosten koper.
Namens verzoekster is bij brief met bijlage van 22 juli 2019 een aanvulling op het verzoekschrift toegezonden.

Beoordeling

Verzoekster is executeur en afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschap van [erflaatster] (hierna: erflaatster). Op grond van het bepaalde in artikel 4:147 lid 1 BW is de executeur bevoegd door hem beheerde goederen te gelde te maken, voor zover dit nodig is voor de tot zijn taak behorende voldoening van schulden der nalatenschap en de nakoming der hem opgelegde lasten. Uit de in het geding gebrachte verklaring van erfrecht volgt dat erflaatster gebruik heeft gemaakt van de haar in artikel 4:147 lid 2 BW gegeven mogelijkheid om de executeur de bevoegdheid te geven, zonder overleg of toestemming van de erfgenamen, keuzes te maken over het al dan niet te gelde te maken van goederen en de wijze van tegeldemaking.
De kantonrechter begrijpt uit het verzoek dat de woning wordt verkocht omdat dit nodig is voor de voldoening van de schulden der nalatenschap en nakoming van aan de executeur opgelegde lasten. De executeur kan dus zonder medewerking of toestemming van de erfgenamen tot de verkoop en levering van de woning overgegaan. Een machtiging ex artikel 1:345 BW jo 1:253k BW ten behoeve van de minderjarige erfgenaam behoeft in dat geval niet te worden gegeven. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juli 2019.
Tegen deze beslissing kan door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het Gerechtshof Den Haag hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.