ECLI:NL:RBDHA:2019:7875
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis en beoordeling van meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie
In deze zaak heeft eiser, een Syrische jongvolwassene, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis is afgewezen. De rechtbank heeft op 30 juli 2019 uitspraak gedaan. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M. Drenth, heeft aangevoerd dat hij een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie heeft met zijn vader, die als referent fungeert. De staatssecretaris heeft echter gesteld dat er geen sprake is van beschermenswaardig familie- of gezinsleven volgens artikel 8 van het EVRM, omdat eiser op het moment van de aanvraag 26 jaar en acht maanden oud was en niet meer tot het gezin van referent behoort.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet onder het jongvolwassenenbeleid valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 2014 zelfstandig in Syrië woont en dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn aangetoond die een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat er geen twijfel mogelijk was dat het bezwaar niet kon leiden tot een andersluidend besluit.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.