In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een Eritrese eiser. De eiser, die stelt geboren te zijn in 2001, heeft een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland volgens de Dublinverordening verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van het bestreden besluit van 9 januari 2019, waarin verweerder de geboortedatum van de eiser als 1998 heeft vastgesteld op basis van informatie van de Zwitserse autoriteiten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een leeftijdsonderzoek in Zwitserland heeft plaatsgevonden, waaruit blijkt dat de eiser op 18 september 2015 14 jaar oud was. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij de geboortedatum van 1998 overneemt zonder de uitkomst van het leeftijdsonderzoek in Zwitserland in zijn besluitvorming te betrekken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser ten tijde van zijn asielaanvraag minderjarig was en dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de Vreemdelingenwet door geen leeftijdsonderzoek aan te bieden.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.024,-. Deze uitspraak is openbaar gedaan en bekendgemaakt op 25 januari 2019.