Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
3.Het onderhavige wrakingsverzoek
4.De beoordeling
heeftbeslist. Zij heeft immers betoogd dat zij op 17 juni 2019 (de datum waarop [verzoeker] het onderhavige wrakingsverzoek heeft ingediend) nog niet had gereageerd op de akte van 10 juni 2019 en de brief van 14 juni 2019 omdat het tijdsbestek hiervoor te kort was en dat de eerder geplande vonnisdatum (22 mei 2019) is verschoven naar 19 juni 2019 naar aanleiding van het eerste wrakingsverzoek. Hieruit leidt de wrakingskamer af dat de vonnisdatum wel
moestworden verschoven omdat de oorspronkelijk geplande vonnisdatum niet meer haalbaar was. Een blijk van vooringenomenheid kan hieruit dus niet worden afgeleid. Het wrakingsverzoek wordt dan ook afgewezen.