ECLI:NL:RBDHA:2019:7607

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
AWB 19/1916
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de echtheid van een kerkelijke huwelijksakte uit Eritrea in het kader van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die zich beroept op een kerkelijke huwelijksakte uit Eritrea, heeft tegen de afwijzing van zijn aanvraag beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op basis van een rapport van Bureau Documenten, waarin de huwelijksakte als vals is aangemerkt. Eiser heeft betoogd dat de staatssecretaris niet op dit rapport had mogen afgaan, omdat het referentiemateriaal dat Bureau Documenten heeft gebruikt niet duidelijk is en mogelijk niet representatief is voor de echtheid van de huwelijksakte.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in beginsel mag vertrouwen op het deskundigenadvies van Bureau Documenten, mits dit advies zorgvuldig en inzichtelijk is. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris aan zijn vergewisplicht heeft voldaan en dat de beroepsgronden van eiser niet voldoende zijn onderbouwd om aan de deskundigheid van Bureau Documenten te twijfelen. Eiser heeft ook aangevoerd dat hij niet in staat is om een contra-expertise te laten uitvoeren, maar de rechtbank oordeelt dat dit op zichzelf niet afdoet aan de waarde van het deskundigenadvies.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, omdat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de huwelijksakte niet als bewijs voor de familierechtelijke relatie kan dienen. De rechtbank wijst erop dat de afwijzing van de aanvraag niet enkel op de valsheid van de huwelijksakte is gebaseerd, maar ook op het ontbreken van andere overtuigende bewijsstukken. De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenadvies in bestuursrechtelijke procedures en de zorgvuldigheid die daarbij in acht moet worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/1916

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2019

in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser,

(gemachtigde: mr. I.N. Schalken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 augustus 2016 heeft verweerder de aanvraag ingediend door [referente] (referente) ten behoeve van eiser voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis afgewezen.
Bij besluit van 24 mei 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft dit besluit ingetrokken en opnieuw op het bezwaar beslist. Bij besluit van 15 februari 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2019. Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. R. Jonkman.

Overwegingen

1. Eiser beoogt verblijf bij referente. Eiser en referente stellen in Eritrea religieus
met elkaar gehuwd te zijn.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat er onvoldoende indicatieve
bewijsmiddelen zijn overgelegd om de familierechtelijke relatie tussen eiser en referente aannemelijk te achten of voor verweerder om nader onderzoek te doen naar de gestelde familierechtelijk relatie. De overgelegde kerkelijke huwelijksakte is volgens het rapport van Bureau Documenten van 29 december 2017 vals. De overgelegde foto’s van referente in een bruidsjurk acht verweerder niet voldoende overtuigend voor het bestaan van de familierechtelijke relatie. Bovendien hebben eiser en referente tegenstrijdig verklaard over het ontbreken van de andere foto’s van het huwelijk. Ten slotte acht verweerder de overgelegde onvertaalde chatgesprekken tussen referente en eiser onvoldoende overtuigend ter onderbouwing van de familierechtelijk relatie, zeker in het licht van de vals bevonden kerkelijke huwelijksakte.
3. Eiser voert aan dat verweerder het bestreden besluit niet op het rapport van
Bureau Documenten had mogen baseren. In het rapport van Bureau Documenten staat dat het document vals is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de basisgegevens zijn aangebracht door middel van een printtechniek en de opmaak en afgifte van het document afwijken. Volgens de publicatie van Günter Schröder, ‘Marriage, vital events registration & issuance of civil status documents in Eritrea’, van mei 2017 bestaan er veel verschillen in verschijningsvorm van officiële Eritrese kerkelijke huwelijksaktes. Eiser merkt op dat in het rapport niet is aangegeven welk referentiemateriaal is gebruikt. Onduidelijk is of verweerder zich ervan heeft vergewist dat Bureau Documenten beschikt over referentiemateriaal afkomstig van de plaatselijke kerk [kerk] in Adi-Ngoda van begin 2010. Alleen dan zou Bureau Documenten, gelet op de publicatie van Schröder, kunnen beoordelen of de kerkelijke huwelijksakte echt is.
3.1.
Ten aanzien van verweerders conclusie dat de overgelegde kerkelijke
huwelijksakte vals is overweegt de rechtbank als volgt. Het rapport van Bureau Documenten, waarop verweerder zich baseert, houdt een verklaring van onderzoek in. Dit moet op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) als deskundigenadvies aan verweerder worden aangemerkt ten behoeve van de uitvoering van diens bevoegdheden. Verweerder mag in beginsel van dat deskundigenadvies uitgaan. Indien verweerder een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, moet verweerder zich er wel van vergewissen dat dit advies – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent is. Indien dit het geval is, kan de uitkomst van het advies slechts met succes worden bestreden door een andersluidende contra-expertise van een deskundige in te brengen.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het rapport van Bureau Documenten
aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Uit het bestreden besluit volgt in voldoende mate dat verweerder in dit kader aan zijn vergewisplicht heeft voldaan. Daarnaast levert dat wat eiser heeft aangevoerd geen concreet aanknopingspunt voor twijfel aan het deskundigenadvies op. Anders dan eiser stelt, kan naar het oordeel van de rechtbank uit de publicatie van Schröder onder 125 tot en met 128 niet de conclusie worden getrokken dat een oordeel over de echtheid van de overgelegde huwelijksakte enkel mogelijk is indien Bureau Documenten beschikt over vergelijkingsmateriaal van de [kerk] in Adi-Ngoda van begin 2010. In de publicatie is immers vermeld dat, hoewel kerkelijke huwelijksaktes per lokale kerk op details kunnen afwijken, er over het algemeen gebruik wordt gemaakt van een gestandaardiseerd model. Gelet op de deskundigheid van Bureau Documenten moet ervan uit worden gegaan dat Bureau Documenten kan beoordelen of het referentiemateriaal, dat voor de beoordeling van de echtheid van een kerkelijke huwelijksakte uit Eritrea wordt gebruikt, daarvoor geschikt is. Eiser heeft met het beroep op de publicatie van Schröder het rapport van Bureau Documenten onvoldoende gemotiveerd betwist.
4. Eiser voert aan dat hij niet de mogelijkheid heeft om een contra-expertise te laten
verrichten. Een geschikte contra-expert is niet beschikbaar en bovendien, als deze wel beschikbaar zou zijn, dan beschikt eiser niet over de financiële middelen om een contra-expertise te laten uitvoeren. Ter zitting heeft eiser, bij monde van zijn gemachtigde, aangevuld dat, doordat het niet mogelijk is om een contra-expertise te laten verrichten, er minder waarde gehecht zou moeten worden aan het rapport van Bureau Documenten. Ter onderbouwing hiervan is ter zitting de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 21 december 2018 (zaaknummer AWB 18/5001) overgelegd, waarbij in het bijzonder is gewezen op overweging 4.7.
4.1.
Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat in deze zaak door verweerder hoger
beroep is ingesteld. De door verweerder tevens verzochte voorlopige voorziening is toegewezen, waarbij, volgens verweerder, door de Afdeling is overwogen dat de uitspraak van 21 december 2018 in hoger beroep waarschijnlijk geen stand zal houden.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat, ook al zou eiser niet in de mogelijkheid zijn om
een contra-expertise laten verrichten (om welke reden dan ook), dit feit op zichzelf niet afdoet aan de deskundigheid van het oordeel van Bureau Documenten. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiser voert aan dat uit paragraaf 2.1.1.1. van de ten tijde van de aanvraag
geldende werkinstructie, Werkinstructie 2014/9, volgt dat indien documenten vals, vervalst of niet echt worden bevonden, alsnog een interview met identificerende vragen moet worden aangeboden. Nu de kerkelijke huwelijksakte vals is bevonden en op grond van artikel 1.27 van het Vreemdelingbesluit 2000 (Vb 2000) getoetst moet worden aan het recht zoals het gold op het moment van het indienen van de aanvraag, heeft verweerder ten onrechte geen nader onderzoek aangeboden.
5.1.
In de uitspraak van 15 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1171) heeft de Afdeling
geoordeeld dat een werkinstructie geen recht is in de zin van artikel 1.27 van het Vb 2000. Toch kan verweerder onder omstandigheden op grond van het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel gehouden zijn een niet meer geldende werkinstructie toe te passen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dergelijke omstandigheden gesteld noch gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiser voert aan dat de aanvraag niet behoort te worden afgewezen enkel omdat de
kerkelijke huwelijksakte volgens het Bureau Documenten vals is. Het huwelijk kan ook worden vastgesteld aan de hand van de verklaringen van referente en eiser.
6.1.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser uitgelegd dat zij met deze grond
heeft bedoeld aan te voeren dat, als verweerder zich op het standpunt stelt dat het niet aannemelijk is dat sprake is van een huwelijk, verweerder had moeten onderzoeken of er sprake is van een partnerschapsrelatie tussen referente en eiser. Het bestaan van een partnerschapsrelatie kan namelijk wel aannemelijk worden gemaakt aan de hand van de verklaringen van referente en eiser hierover, aldus eiser.
6.2.
De rechtbank is in de eerste plaats van oordeel dat verweerder de aanvraag
niet enkel (zoals ook onder 2 is weergegeven) heeft afgewezen omdat de kerkelijke huwelijksakte vals is bevonden. In de tweede plaats is de rechtbank van oordeel dat de uitleg die namens eiser ter zitting is gegeven niet gelezen kan worden in de ingediende beroepsgronden. Daarmee is het een nieuwe beroepsgrond die de rechtbank, wegens strijd met de goede procesorde, buiten beschouwing zal laten. De omstandigheid dat deze beroepsgrond is genoemd in het beroepschrift gericht tegen het besluit van 24 mei 2017 dat door verweerder is ingetrokken, kan eiser niet baten. Na de intrekking heeft verweerder een nieuw besluit genomen, het bestreden besluit. De rechtbank beoordeelt alleen de gronden gericht tegen het bestreden besluit.
7. Bij brief van 17 juni 2017 heeft eiser een verklaring van zijn ouders ingediend
over het bestaan van het huwelijk tussen hem en referente.
7.1.
De rechtbank sluit zich bij het ter zitting ingenomen standpunt van verweerder
aan dat deze verklaring niet van een objectief verifieerbare bron afkomstig is en dat daarom aan de verklaring weinig bewijswaarde toekomt.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen
aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in tegenwoordigheid van M.M. Neutgens, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 23 juli 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen de uitspraak in beroep kunnen partijen binnen vier weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Een afschrift van de uitspraak dient overgelegd te worden. Meer informatie treft u aan op de website van de Raad van State (www.raadvanstate.nl).