Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
BEAUTY TRADE PROFESSIONALS,te Nieuwkoop,
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 april 2018 met 26 producties;
- de conclusie van antwoord van 1 augustus 2018 met 51 producties;
- het tussenvonnis van 24 oktober 2018 waarbij een comparitie van partijen is bevolen,
- het proces-verbaal van comparitie van 1 maart 2019, met de daarin genoemde stukken (de brief van BTP van 14 februari 2019 met bijlagen 5 en 6 en de brief van Riberg van 27 februari 2019 met productie 8.
2.De feiten
een nationale verkiezing ‘schoonheidspecialist van het jaar’. De eerste samenwerkingsovereenkomst ziet op de Beauty Award edities 2010, 2011 en 2012 en houdt onder meer in dat IABC en BTP gelijkwaardige partners zijn en gezamenlijk zorg dragen voor de organisatie, de uitreiking, jurering en uitvoering van de Beauty Award en dat IABC in overleg met BTP de Beauty Award zal promoten in Kosmetiek. BTP droeg € 35.000 per jaar bij en IABC € 10.000 per jaar en daarnaast personeelsinzet en advertentiepagina’s in het blad Kosmetiek ter waarde van € 29.000. Winst of verlies werd gelijkelijk verdeeld.
De eigendomsverhoudingen van de wederpartij in die mate veranderen dat dit voor de andere partij niet acceptabel is. De eigendomsrechten zijn echter niet overdraagbaar mits beide partijen akkoord zijn.”
vernieuwd partnership’ vastgelegd (hierna: ‘de derde samenwerkingsovereenkomst’). De aanleiding daarvoor was gelegen in het besluit van de algemene ledenvergadering van BTP om minder budget (te weten € 25.000 in plaats van € 35.000) beschikbaar te stellen voor de editie 2016 van de Beauty Award. De door IABC en BTP voor akkoord getekende brief van 16 juli 2015 vermeldt voor – voor zover hier van belang:
het woord- en beeldmerk die zijn genoemd in het overzicht dat alsbijlage 1aan deze overeenkomst is gehecht”. In de considerans staat – voor zover hier van belang:
niet aan Koper is verkocht en overgedragen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bevoegdheid
- het feit dat de aanvrager weet of behoort te weten dat een derde in tenminste één lidstaat een gelijk of overeenstemmend teken gebruikt voor dezelfde of soortgelijke waar, waardoor verwarring kan ontstaan met het teken waarvoor inschrijving is gevraagd;
- het oogmerk van de aanvrager om die derde het verdere gebruik van dat teken te beletten,
het roer overgenomen”. Zij heeft toen de samenwerkingsovereenkomst opgezegd – terwijl het door BTP in dat verband ingeroepen faillissement van IABC daarvoor geen grondslag bood – en is zelf voortgegaan met de organisatie van de Beauty Award en registratie van het BA-logo als merk aangevraagd. De aanvraag diende daarmee geen ander doel dan het zeker stellen dat BTP – en niet een eventuele derde met wie de curator in gesprek was – alleen rechthebbende van het BA-merk was, in een situatie dat het BTP nog altijd niet vrijstond eigenmachtig het BA-logo op haar eigen naam als merk te laten registreren. De conclusie is daarmee dat de aanvraag te kwader trouw is gedaan. Wat BTP aanvoert over haar voor-voorgebruik van het BA-logo doet daar niet aan af. Nog daargelaten dat het eerste gebruik niet (langer) doorslaggevend is bij de beoordeling van de kwader trouw, is het BA-logo nooit gebruikt door BTP (of IABC) vóórdat zij gingen samenwerken en is evenmin sprake van enig relevant gebruik in het handelsverkeer door BTP van de naam Beauty Award vóórdat zij met IABC ging samenwerken (zie onder 4.8).