Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2]te [plaats 2] , [de Gemeente] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 22 juni 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord van 3 oktober 2018, met producties;
- het vonnis van 7 november 2018, waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van comparitie van 22 februari 2019, de daarin genoemde stukken en de opmerkingen over het proces-verbaal van INH bij faxbericht van 20 maart 2019 en van [gedaagde 1 c.s.] bij faxbericht van 25 maart 2019.
2.De feiten
Deze afspraken hadden in de kern betrekking op betalingen aan [BV I] en overdracht patent door [BV I]. Tijdens dit gesprek hebben wij het wederzijds vertrouwen in elkaar uitgesproken en verschillende keren is door je aangegeven “een-man-een-man-een-woord-een-woord”. Vanuit onze kant hebben wij met alle tegenslagen het project succesvol afgerond en het patent overgedragen.”
3.Het geschil
pro seeen rechtstreeks tot hen gerichte zorgvuldigheidsnorm hebben geschonden. Zij hebben ervoor gezorgd dat het aan Inno Nautic toebehorende intellectuele eigendomsrecht bij het tweede octrooi op naam van [BV I] werd geregistreerd. [gedaagde 1 c.s.] hebben Inno Nautic opgelicht dan wel voorgelogen bij de nadere afspraken van 30 januari 2007. Daarna hebben zij geweigerd het tweede octrooi alsnog over te dragen aan Inno Nautic. [gedaagde 1 c.s.] hebben het tweede octrooi aan Vetus overgedragen terwijl zij wisten dat dit octrooi aan Inno Nautic toebehoorde. Zij hebben voordeel getrokken uit dit handelen door via [BV II] in samenwerking met Vetus de tank te verhandelen.
4.De beoordeling
Heeft de curator van Inno Nautic vorderingen op [gedaagde 1 c.s.] in persoon overgedragen aan INH?
al hetgeen erbij hoort” in de brief van de curator. Bovendien heeft de curator nadien ook verklaard dat hij destijds ook beoogde vorderingen op [gedaagde 1 c.s.] over te dragen, aldus INH.
de vordering die curanda heeft op [BV I] B.V. uit hoofde van het arrest van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage d.d. 9 oktober 2012 met zaaknummer 200.048.481/01 (en daarvoor Zaak-/rolnummer rb:3000101/KG ZA 07/3769) en al hetgeen daarbij hoort”.
en al hetgeen erbij hoort” voortvloeit dat vorderingen op [gedaagde 1 c.s.] in persoon ook zijn gecedeerd aan INH en partijen deze bedoeling daaraan redelijkerwijs mochten toekennen. Immers: als INH zou worden gevolgd in haar betoog, dan zou dat een te opvallend en onlogisch contrast in de bewoordingen van de cessieakte meebrengen tussen de enerzijds zeer expliciet, met naam en zaaknummer, omschreven vordering op [BV I] en de anderzijds (volkomen) impliciet gelaten vorderingen op [gedaagde 1 c.s.] Een en ander laat zich moeilijk met elkaar rijmen.
Ontvanger/Roelofsen).
Spaanse villa).
inter company-verrekeningen door [BV I] die tegenover INH onrechtmatig zijn (HR 12 juni 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2669
Coral/Stalt).
inter companyverrekend zou hebben. De rechtbank begrijpt INH aldus dat zij stelt dat [BV I] nooit feitelijk een koopprijs heeft ontvangen van AluCast omdat die door middel van verrekening zou zijn betaald en INH hierop dus geen verhaal heeft kunnen nemen. [gedaagde 1 c.s.] hebben niet betwist dat groepsmaatschappijen onderling hebben verrekend. Maar de vraag in dit geschil is niet of [BV I] aansprakelijk is voor de gevolgen van die verrekeningen bij INH, maar of [gedaagde 1 c.s.] dat zijn en het antwoord daarop luidt ontkennend. De rechtbank is namelijk van oordeel dat INH onvoldoende bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd waaruit volgt dat [gedaagde 1 c.s.] in de hand hebben gewerkt dat [BV I] en AluCast de koopprijs hebben laten betalen door verrekening met als gevolg dat schuldeisers van [BV I] daarop geen verhaal konden nemen en wel op een moment dat [gedaagde 1 c.s.] redelijkerwijze moesten weten dat [BV I] niet meer zou kunnen voldoen aan haar betalingsplicht aan INH.