ECLI:NL:RBDHA:2019:7271
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake asielaanvraag en gebruik beëdigde tolken in Dublin-procedure
Op 18 juli 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak NL19.11242, waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, beroep heeft ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, genomen op 14 mei 2019, weigerde de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Tijdens de zitting op 4 juni 2019, waar ook een andere zaak werd behandeld, heeft de rechtbank verweerder de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen. In de tussenuitspraak van 12 juni 2019 werd vastgesteld dat het bestreden besluit in strijd was met artikel 28 van de Wet beëdigde tolken en vertalers, omdat er geen beëdigde tolk was ingezet tijdens het aanmeldgehoor.
Verweerder heeft in zijn aanvullende motivering aangegeven dat er geen beëdigde tolk beschikbaar was voor de Arabische taal (Tsjadisch), omdat de enige geregistreerde tolk niet bereid was om in Dublin-zaken te tolken. Eiser heeft hiertegen ingebracht dat er wel degelijk een registertolk beschikbaar was en dat de uitleg van verweerder niet voldeed. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de uitleg van verweerder in het bestreden besluit had moeten staan, de aanvullende motivering voldoende was om te concluderen dat er geen beëdigde tolk was ingezet. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat verweerder alsnog de vereiste toelichting had gegeven. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.280,-.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na verzending.