ECLI:NL:RBDHA:2019:7202
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen van Nigeriaanse gezinsleden en de verantwoordelijkheid van Italië onder de Dublinverordening
Op 17 juli 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL19.14126 en NL19.14128, waarin eisers, een Nigeriaans gezin bestaande uit een vader, moeder en hun minderjarige dochter, in beroep gingen tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had de aanvragen van eisers voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Italië als verantwoordelijk land was aangewezen op basis van de Dublinverordening. Eisers stelden dat Italië niet voldeed aan de verplichtingen voor de opvang van asielzoekers, vooral na de invoering van het Salvini-decreet, dat de toegang tot opvang en gezondheidszorg voor asielzoekers zou beperken.
Tijdens de zitting op 11 juli 2019, waar eisers bijgestaan werden door hun gemachtigde en een tolk, werd het standpunt van de Staatssecretaris verdedigd. De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris in zijn algemeenheid mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië. Eisers konden niet overtuigend aantonen dat de opvangomstandigheden in Italië zodanig verslechterd waren dat dit een reëel risico op onmenselijke behandeling met zich meebracht, zoals vereist onder artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigden dat er geen structurele verslechtering van de opvangomstandigheden was vastgesteld.
De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eisers niet slagen en verklaarde de beroepen ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en eisers hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.