ECLI:NL:RBDHA:2019:6936
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2019 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling is genomen. De staatssecretaris heeft gesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft ambtshalve de vraag onderzocht of eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Uit het bestreden besluit bleek dat eiser op 2 mei 2019 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen duidelijkheid is over zijn verblijfplaats. De gemachtigde van eiser heeft weliswaar aangegeven dat er contact is geweest, maar heeft niet gespecificeerd waar dit contact uit bestond of waar eiser zich bevindt. De rechtbank concludeert dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming en dat hij derhalve geen belang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.