4.5.VAHON heeft in de dagvaarding in totaal 22 passages uit (de samenvatting van) het Rapport bestreden, omdat die volgens VAHON onjuist, eenzijdig of suggestief zijn. Omdat de samenvatting is gebaseerd op het uitgebreidere Rapport, moet volgens VAHON het hele Rapport in dezelfde lijn worden herzien. De bezwaren van VAHON komen, kort gezegd, op het volgende neer.
Voor de conclusie van de Inspectie dat er onvoldoende vertrouwen is dat de tekortkomingen niet binnen korte tijd door het bevoegd gezag van VAHON kunnen worden hersteld, ontbreekt een redelijke basis.
De Inspectie suggereert in de 3e alinea onjuist en suggestief een causaal verband tussen de constateringen van de Inspectie uit 2010 en het vertrek van de toenmalige voorzitter in het najaar van 2011.
De Inspectie suggereert met de passage ‘we constateren nu dat er
wederomsprake is van tekortkomingen in bestuurlijk handelen, hetgeen tevens van invloed is op de onderwijskwaliteit’ ten onrechte dat de huidige problematiek een herhaling is van de problematiek uit 2011; ook wordt hiermee ten onrechte gesuggereerd dat in 2011 de onderwijskwaliteit ook ter discussie stond.
De Inspectie verwijst in de samenvatting uiterst selectief en suggestief alleen naar het oudere negatieve rapport van 2011, maar laat na het positieve rapport van 2016 te vermelden.
De Inspectie laat op selectieve wijze buiten beeld welke maatregelen de Raad van toezicht direct na de eerste contacten met de Inspectie heeft genomen.
De Inspectie maakt melding van signalen van personeelsleden en ouders die bij het bestuur van VAHON en de Inspectie zijn binnengekomen, maar uit niets blijkt wat de inhoud en herkomst van die signalen was en wat de Inspectie met deze signalen heeft gedaan.
Het Rapport vermeldt wel (eenzijdig) dat een kwart tot een derde van het personeel zich in het voorliggende jaar onveilig heeft gevoeld, maar niet dat het gevoel van onveiligheid inmiddels volgens een recente enquête, na door het bevoegd gezag genomen maatregelen, sterk is verbeterd en ook het ziekteverzuim is afgenomen.
De Inspectie schrijft in het Rapport feitelijk onjuist dat een aantal inkomsten niet of onvoldoende worden verantwoord.
De Inspectie schrijft feitelijk onjuist, althans suggestief op pagina 6 van de samenvatting dat private bijdragen en ID gelden niet voor busvervoer mogen worden ingezet.
Met de redenering dat het bestuur het budget voor materiële instandhouding grotendeels aanwendt voor personele uitgaven, suggereert de Inspectie dat het bestuur hiermee in strijd met de wet handelt, wat niet zo is. Bovendien schetst de Inspectie een vertekend en scheef beeld, door de aanwending van € 250.000,- subsidie van de gemeente Den Haag niet mee te nemen.
Het oordeel dat de standaard continuïteit als onvoldoende wordt beoordeeld is innerlijk tegenstrijdig met andere passages uit het Rapport en bovendien wordt ten onrechte gesuggereerd dat de financiële continuïteit van de school in gevaar is, terwijl de school juist een groot eigen vermogen heeft.
De constatering dat € 40.000,- ten laste is gebracht van rijksmiddelen (p. 23), is feitelijk onjuist. Deze middelen zijn opgebouwd uit ouderbijdragen.
In de rekensom van de Inspectie (p. 24) wordt de term salaris (van de werknemer) gebruikt in plaats van het toepasselijke begrip loonkosten (van de werkgever, waar loonbelastingen en sociale premies over moeten worden afgedragen).
Op pagina 7 van het Rapport wordt wel genoemd dat de Inspectie op 25 maart 2019 met het bevoegd gezag in gesprek is gegaan, maar worden de toen door het bevoegd gezag opgesomde maatregelen en hun positieve effecten niet genoemd, waardoor de verslaglegging eenzijdig en tendentieus is.
Op pagina 13 schrijft de Inspectie feitelijk onjuist dat [A] zonder heldere opdracht is begonnen, maar wel al direct als bestuurder is ingeschreven.
Op pagina 15 wordt ten onrechte beweerd dat de directeur-bestuurder niet volgens een op basis van een externe audit (schoolbegeleidingsdienst HCO februari 2019) vastgesteld verbeterplan zou werken. De Inspectie negeert de informatie die [A] op 25 maart 2019 (en voor de sluitingsdatum van het Rapport, 4 april 2019) aan de Inspectie heeft verstrekt over de gezette stappen in het verbeterplan.
De Inspectie schrijft op pagina 17 feitelijk onjuist dat er geen helderheid is over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen directie en voormalig bestuur. VAHON verwijst naar wat hierover in de overeenkomst van opdracht met [A] staat.
De subjectieve voorspelling van de Inspectie op pagina 19 dat het probleem met onbevoegde leraren niet snel zal zijn opgelost, is inmiddels achterhaald, aangezien na de schorsing van de directeur en zorgcoördinator een aantal langdurig zieke leerkrachten weer is komen werken.
Ook het oordeel over het onderhoud van de bekwaming van het personeel is achterhaald, aangezien het schoolplan sinds februari 2019 samen met HCO wordt geactualiseerd.
Ook de 20e gewraakte passage op pagina 19 is achterhaald. Inmiddels wordt sinds 6 maart 2019 voortzetting gegeven aan het uitvoeren van de pdca-cirkel en dat is ook vóór 4 april 2019 teruggekoppeld aan de Inspectie. Dat is ten onrechte niet in het Rapport terecht gekomen.
Op pagina 20 schrijft de Inspectie dat zij het zeer ernstig vindt dat bij de afronding van de rapportage de Inspectie signalen bereikten dat declaraties voor busvervoer zijn ingediend en goedgekeurd door de directeur-bestuurder terwijl dat vervoer niet of beperkt heeft plaatsgevonden. De Inspectie stelt niet over welke feiten die signalen gaan en maakt deze feiten bovendien heel groot. Het gaat om betalingen uit de kas voor voorgeschoten benzinekosten. Inmiddels zijn de procedures rondom het kasgeld verhelderd en worden deze nageleefd. Wat de Inspectie schrijft, wekt de suggestie dat er geld zou verdwijnen. De Inspectie beroept zich op bewijzen, maar legt die bewijzen niet over.
De berekening op pagina 23 en 24 is onjuist. Volgens een eigen berekening van [B] is er over drie jaren niet € 121.375,- ten onrechte uit rijksmiddelen aan leerlingenvervoer besteed, maar € 90.000,-.
De voorzieningenrechter oordeelt ten aanzien van deze bestreden passages als volgt.
causaal verband tussen inspectierapport en vertrek toenmalige voorzitter (2)