ECLI:NL:RBDHA:2019:6640
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met betrekking tot Italië en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser, geboren in 1990 en van Gambiaanse nationaliteit, heeft zijn aanvraag op 5 februari 2019 ingediend. Hij betoogde dat zijn veiligheid in Italië niet gewaarborgd was en verwees naar een rapport van de Danish Refugee Council en de Swiss Refugee Council, waarin werd gesteld dat de situatie voor Dublinterugkeerders in Italië verslechterd was door het Salvini Decreet.
De rechtbank overwoog dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in eerdere uitspraken had geoordeeld dat de situatie in Italië niet zodanig was dat overdracht aan dat land in strijd zou zijn met de mensenrechten. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat de Italiaanse autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen helpen. Eiser had geen bewijs geleverd dat het voor hem onmogelijk was om hulp te vragen bij de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank verklaarde het beroep kennelijk ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter en voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden ingesteld, maar tegen de afwijzing van de voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.