ECLI:NL:RBDHA:2019:6491
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en nationaliteit van Eritrese eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Eritrese man, zijn asielaanvraag had ingediend op 1 maart 2018. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de eiser zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser wisselende verklaringen heeft afgelegd over zijn geboortedatum en dat hij geregistreerd staat in Italië onder een andere naam en geboortedatum. De eiser heeft geen bewijs kunnen overleggen dat zijn identiteit en herkomst ondersteunt, zoals officiële documenten of verklaringen van familieleden die zijn identiteit kunnen bevestigen.
Tijdens de zitting op 13 juni 2019 heeft de eiser verklaard dat hij vreest voor rekrutering door het Eritrese leger, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris niet verplicht was om een taalanalyse aan te bieden, omdat er geen twijfel bestond over de herkomst van de eiser. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat hij niet in staat is geweest om zijn identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk te maken, en heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen één week na bekendmaking. De rechtbank heeft ook verwezen naar relevante jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die de afwijzing van de asielaanvraag ondersteunt.