ECLI:NL:RBDHA:2019:6488
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van minderjarige uit Sierra Leone wegens ongeloofwaardig relaas
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een minderjarige eiser uit Sierra Leone. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van de eiser tegen het bestreden besluit van 17 mei 2019. Tijdens de zitting op 6 juni 2019 was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van de asielrelaas van de eiser beoordeeld, waarbij de identiteit en herkomst van de eiser als geloofwaardig werden beschouwd, maar de overige elementen, waaronder de problemen met zijn oom en de gestelde discriminatie, werden ongeloofwaardig geacht.
De rechtbank heeft overwogen dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims over de gewelddadige bekering door zijn oom en de discriminatie die hij zou hebben ondervonden vanwege zijn etniciteit en geloofsovertuiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser summier heeft verklaard over de pogingen van zijn oom om hem te bekeren en dat hij niet in staat was om overtuigend aan te tonen dat zijn oom een uitzonderlijke situatie vertegenwoordigde in het overwegend tolerante religieuze klimaat van Sierra Leone. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van de eiser ongeloofwaardig is.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.