ECLI:NL:RBDHA:2019:6488

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2019
Publicatiedatum
28 juni 2019
Zaaknummer
NL19.11835
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van minderjarige uit Sierra Leone wegens ongeloofwaardig relaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een minderjarige eiser uit Sierra Leone. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van de eiser tegen het bestreden besluit van 17 mei 2019. Tijdens de zitting op 6 juni 2019 was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van de asielrelaas van de eiser beoordeeld, waarbij de identiteit en herkomst van de eiser als geloofwaardig werden beschouwd, maar de overige elementen, waaronder de problemen met zijn oom en de gestelde discriminatie, werden ongeloofwaardig geacht.

De rechtbank heeft overwogen dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims over de gewelddadige bekering door zijn oom en de discriminatie die hij zou hebben ondervonden vanwege zijn etniciteit en geloofsovertuiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser summier heeft verklaard over de pogingen van zijn oom om hem te bekeren en dat hij niet in staat was om overtuigend aan te tonen dat zijn oom een uitzonderlijke situatie vertegenwoordigde in het overwegend tolerante religieuze klimaat van Sierra Leone. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van de eiser ongeloofwaardig is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.11835

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser

(gemachtigde: mr. N. van Luijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E.P. Pijnenburg).

ProcesverloopBij besluit van 17 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.A. Sow. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Sierra Leoonse nationaliteit. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Uit artikel 31, eerste lid, van de Vw [1] volgt dat verweerder de aanvraag voor een asielvergunning afwijst indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
2. Op grond van artikel 31, tweede lid, brengt eiser alle elementen ter staving van zijn aanvraag zo spoedig mogelijk naar voren. Verweerder beoordeelt vervolgens in samenwerking met eiser de relevante elementen.
3. In de onderhavige zaak zijn er drie relevante elementen. Ten eerste de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser. Ten tweede het asielrelaas dat ziet op de problemen die eiser heeft met zijn oom. En ten derde het asielrelaas dat ziet op de gestelde discriminatie vanwege de Pular etniciteit en islamitische geloofsovertuiging van eiser.
4. Verweerder heeft het eerste relevante element – de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser – geloofwaardig geacht en is als zodanig niet in geschil. De overige twee relevante elementen heeft verweerder ongeloofwaardig geacht en daarom de aanvraag afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid van de Vw.
5. Eiser heeft ten aanzien van het relevante element dat ziet op de problemen met zijn oom het volgende aangevoerd. Na het overlijden van zijn ouders is eiser bij zijn oom gaan wonen. Zijn oom heeft eiser gedwongen om zich te bekeren tot het christendom. Zijn oom probeerde dat in eerste instantie te doen door op hem in te praten. Als eiser bij hem wilde blijven wonen, moest hij zich bekeren. Nadat eiser dit stelselmatig weigerde, werden de pogingen van zijn oom om hem te bekeren steeds gewelddadiger. Zijn oom sloeg hem. Uiteindelijk heeft eiser de politie om hulp gevraagd. De oom heeft toen met de politie gesproken. Dit heeft niks opgeleverd, want vervolgens heeft de oom eiser gedurende zeven maanden opgesloten in een magazijn. De oom heeft daarbij gedreigd dat hij eiser zou gaan vermoorden als hij zich niet zou bekeren. De oom heeft daarmee de bekering willen afdwingen. Op de dag dat de oom heeft getracht hem met een mes te vermoorden, is eiser erin geslaagd om te ontsnappen. Met behulp van zijn vriend en buurman [naam 2] is eiser via Guinee en Spanje in Nederland terechtgekomen. Daarnaast heeft eiser aan zijn asielverzoek ten grondslag gelegd dat hij in Sierra Leone vanwege zijn Pular-afkomst en islamitische geloofsovertuiging, is blootgesteld aan discriminatie.
6. Verweerder heeft ter onderbouwing van het standpunt dat dit element niet geloofwaardig is aangevoerd dat Sierra Leone in het algemeen een tolerant land is op het gebied van religie. Van eiser wordt daarom verwacht dat hij aannemelijk maakt dat zijn oom een uitzonderlijke geval is. Tevens kan van eiser worden verwacht dat hij – nu hij gedurende acht maanden is opgenomen in het gezin van zijn oom – meer wetenschap heeft van het Christendom en wat de beweegredenen van zijn oom zijn geweest om hem te willen bekeren. Daarnaast acht verweerder het bevreemdend dat eiser alleen naar de politie is gegaan, maar niet ook bij de moskee om hulp heeft gevraagd. De wijze waarop eiser is ontsnapt acht verweerder ook niet geloofwaardig. Niet wordt ingezien hoe eiser na zeven maanden op vrij eenvoudige wijze ineens wel heeft kunnen ontsnappen. Tot slot acht verweerder het niet aannemelijk dat [naam 2] eiser heeft gered en hem naar Guinee heeft gebracht, om vervolgens aan zijn buren te vertellen waar eiser zich heeft verstopt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. Bij de beoordeling of een relevant element geloofwaardig is heeft verweerder beslissingsruimte. Deze beoordeling van verweerder toetst de rechtbank enigszins terughoudend [2] . Dat wil zeggen dat de bestuursrechter zich moet beperken tot de vraag of verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het relevant element ongeloofwaardig is.
8. De rechtbank is van oordeel van verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiser met betrekking tot de gestelde problemen met zijn oom niet geloofwaardig is. Daartoe acht de rechtbank de volgende aspecten van belang.
9. Eiser heeft summier verklaard over de vele pogingen die zijn oom gedaan zou hebben om hem te bekeren. Eiser heeft slechts algemeenheden genoemd, bijvoorbeeld “dat hij werd geslagen”. Ook heeft eiser niet kunnen verklaren waarom zijn oom hem wilde bekeren. Met verweerder overweegt de rechtbank dat dit opvallend is gezien de – gestelde - hardnekkige en later gewelddadige pogingen om eiser te bekeren. Dit is des te opvallender omdat uit de rapporten die door verweerder zijn aangehaald blijkt dat Sierra Leone in het algemeen tolerant is op het gebied van religie. Daarmee ligt het op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat zijn oom een uitzondering is. Dit is door eiser ook erkend, maar desondanks heeft hij niet uitgebreider verklaard. Dat eiser in een verdrietige periode verkeerde, doet er niks aan af dat in beginsel de bewijslast op eiser ligt om aannemelijk te maken wat hem is overkomen.
10. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat het vreemd is dat eiser niet heeft overwogen om zich te bekeren naar het Christendom, gelet op zijn leeftijd, de grote druk die op hem werd uitgeoefend en het feit dat zijn jongere broers en zus zich wel hebben bekeerd. Ook is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat het vreemd is dat [naam 2] de verblijfplaats van eiser zou hebben verteld, terwijl hij zou weten dat eiser zoveel gevaar liep.
11. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat zijn standpunt ten aanzien van de gestelde discriminatie wordt gehandhaafd. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd op deze stelling van eiser is ingegaan. Dit wordt in beroep niet gemotiveerd weerlegd. Er is dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de gestelde discriminatie niet geloofwaardig is.
12. Het beroep van eiser zal – gelet op het voorgaande - ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Voorn, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Mentink, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank van 6 april 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2017:3880) en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:980).