ECLI:NL:RBDHA:2019:6464

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
28 juni 2019
Zaaknummer
NL19.8704
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Colombiaanse eiser niet-ontvankelijk verklaard wegens internationale bescherming in Ecuador

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Colombiaanse nationaliteit, zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard zag. De eiser had eerder op 5 maart 2017 een asielverzoek ingediend, dat op 16 januari 2018 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank in Haarlem had dit besluit echter op 13 februari 2018 vernietigd, en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde deze uitspraak op 7 september 2018. Het bestreden besluit van 9 april 2019 verklaarde de asielaanvraag opnieuw niet-ontvankelijk, omdat eiser internationale bescherming geniet in Ecuador.

Tijdens de zitting op 9 mei 2019, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd het procesverloop besproken. De rechtbank moest beoordelen of het beroep van eiser ontvankelijk was, waarbij verweerder betoogde dat eiser geen procesbelang meer had, omdat hij op 23 april 2019 met onbekende bestemming was vertrokken. Eiser verklaarde echter dat hij in Nederland wilde blijven, wat de rechtbank deed concluderen dat hij nog steeds belang had bij zijn asielaanvraag.

De rechtbank oordeelde dat de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk kon worden verklaard op basis van artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser erkend was als vluchteling in Ecuador. Eiser voerde aan dat hij geen bescherming in Ecuador zou krijgen, maar de rechtbank oordeelde dat Ecuador hem internationale bescherming biedt en dat hij redelijkerwijs naar Ecuador kan terugkeren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat eiser, indien hij verblijf op andere gronden wenst, een reguliere verblijfsvergunning moet aanvragen. De uitspraak werd gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. W.H. Mentink.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.8704

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Drenth),
en
de minister van Justitie en Veiligheid, waaronder mede begrepen diens rechtsvoorgangers, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Rennen).

Procesverloop

Bij besluit van 9 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.8705, plaatsgevonden op 9 mei 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen C.M.E. Begthel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Colombiaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 5 maart 2017 een asielverzoek gedaan. Dit verzoek is op 16 januari 2018 niet-ontvankelijk verklaard. Op 13 februari 2018 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, het beroep hiertegen gegrond verklaard en het besluit van 16 januari 2018 vernietigd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 7 september 2018 de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Hierop volgde het bestreden besluit.
2. Allereerst dient de rechtbank te beoordelen of het beroep van eiser ontvankelijk is. In zijn verweerschrift heeft verweerder betoogd dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. Uit de administratie die verweerder heeft overgelegd blijkt immers dat eiser vanaf 23 april 2019 met onbekende bestemming is vertrokken, en klaarblijkelijk geen belang meer hecht aan zijn asielaanvraag. Nu eiser ter zitting is verschenen en heeft verklaard over zijn wens in Nederland te blijven, gaat de rechtbank ervan uit dat hij nog altijd belang heeft bij zijn asielaanvraag. Het beroep is ontvankelijk.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eisers asielverzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw), omdat eiser reeds internationale bescherming geniet in Ecuador.
Verweerder heeft, via de Consul van Ecuador (de Consul), onderzoek gedaan naar de status van eiser in Ecuador. Uit het vertaalde bericht van de Consul van 3 januari 2019 blijkt dat eiser op 8 oktober 2009 in Ecuador een vluchtelingenstatus heeft gekregen. Op 22 december 2009 is hij in het bezit gesteld van een vluchtelingenvisum. In maart 2015 diende eiser zijn visum te verlengen, maar hij heeft hiervoor laattijdig een aanvraag ingediend in november 2015. Vervolgens is eiser Nederland ingereisd. De Consul vermeldt dat er voor eiser bij terugkeer een herzieningsproces nodig is, maar “tijdens het oplossen ervan geniet hij [
eiser] van alle rechten die door de grondwet van de Republiek worden gewaarborgd, naast rechten die hem toekomen omdat hij internationale bescherming geniet, zoals het beginsel van non-refoulement.”
Nu eiser in Ecuador is erkend als vluchteling en daar internationale bescherming geniet, heeft hij een sterkere band met dit land, en daarom mag van hem redelijkerwijs worden verwacht dat hij naar dit land gaat. Daarbij is ook overwogen dat Ecuador is aangesloten bij diverse mensenrechtenverdragen.
4. Eiser voert aan dat zijn aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat verweerder zich niet ervan heeft vergewist dat hij in Ecuador daadwerkelijk bescherming zal krijgen. Uit de brief van de Consul van 3 januari 2019 kan niet worden afgeleid dat hij in Ecuador nog altijd internationale bescherming geniet. In de brief staat namelijk dat eiser een herzieningsprocedure dient te starten. Dit maakt nog niet dat eiser bescherming zal worden geboden, of dat hij aanspraak kan maken op gedegen opvang. Daarbij komt dat er contra-indicaties zijn die de Ecuadoraanse autoriteiten ervan kunnen weerhouden om hem weer een status te verlenen. Om verduidelijking te krijgen heeft eiser zelf een e-mail gestuurd naar de Ecuadoraanse autoriteiten, maar heeft hierop echter geen antwoord gekregen.
Subsidiair stelt eiser dat Ecuador geen bescherming aan hem kan bieden, omdat ook Ecuador, gelet op zijn relaas en zijn hoedanigheid als voormalige Colombiaanse soldaat, voor hem niet veilig is. Eiser heeft hierbij verwezen naar diverse artikelen van Insight Crime [1] . Hij vreest voor de grote invloed van de guerrilla’s, de Aguilas Negras en de drugskartels, die het op hem gemunt hebben.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat dit abusievelijk is gebeurd, en dat bedoeld was het bepaalde onder b van genoemd artikel. De rechtbank merkt de verwijzing in het bestreden besluit derhalve aan als een kennelijke verschrijving.
6. Uit artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw blijkt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien de vreemdeling erkend is als vluchteling in een derde land en hij die bescherming nog kan genieten of anderszins voldoende bescherming geniet in dat land, met inbegrip van het beginsel van non-refoulement, en opnieuw tot het grondgebied van dat land wordt toegelaten.
In paragraaf C2/6.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 heeft verweerder het beleid omtrent de toepassing van dit artikel opgenomen. Hierin staat onder meer dat het in ieder geval moet gaan om een situatie dat de vreemdeling in een derde land als vluchteling is erkend en hij de bescherming als vluchteling nog steeds dan wel opnieuw kan ontvangen.
Ingevolge artikel 3.106a, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt de aanvraag slechts niet-ontvankelijk verklaard indien de vreemdeling met dit derde land een hechtere band heeft dan met Nederland, en het voor hem redelijk zou zijn om naar dat land terug te gaan.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat Ecuador aan eiser een vluchtelingenstatus heeft verleend. In geschil is of eiser door Ecuador nog steeds als vluchteling wordt of zal worden erkend, en of in dat geval van hem verlangd mag worden dat hij naar Ecuador terugkeert.
8. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht gesteld dat eiser nog altijd internationale bescherming geniet in Ecuador. Daargelaten dat de Ecuadoraanse autoriteiten, om wat voor reden dan ook, niet gereageerd hebben op de e-mail van eiser, heeft de Consul in de brief van 3 januari 2019 ondubbelzinnig medegedeeld dat eiser internationale bescherming en de bijbehorende rechten in Ecuador geniet. Eisers situatie is dus zozeer anders dan die in de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch [2] , dat eisers beroep op deze uitspraak niet slaagt. Dat eisers vluchtelingenstatus bij terugkeer naar Ecuador aan een herziening onderhevig zal zijn, neemt niet weg dat eiser bij aankomst in Ecuador nog altijd internationale bescherming geniet. Daarbij is ook van belang dat Ecuador partij is bij verschillende internationale verdragen die zijn recht op non-refoulement garanderen. Dat eiser in zijn herzieningsprocedure eventueel kan worden afgewezen vanwege contra-indicaties is een toekomstige en onzekere gebeurtenis.
9. Eiser kan niet worden gevolgd in zijn standpunt dat Ecuador aan eiser geen bescherming kan of wil bieden. Verweerder heeft terecht tegengeworpen dat Ecuador het Vluchtelingenverdrag heeft ondertekend, en dat eiser bij eventuele problemen terecht kan bij de Ecuadoraanse autoriteiten. Uit het eigen relaas van eiser en de brief van de Consul blijkt ook dat de Ecuadoraanse autoriteiten bereid zijn deze bescherming te bieden. Uit de artikelen van Insight Crime blijkt dat Ecuador te kampen heeft met gewelddadige groeperingen die afkomstig zijn uit Colombia. Echter, op basis van deze informatie kan niet de conclusie worden getrokken dat Ecuador in het algemeen niet veilig is, of dat voor eiser (als voormalige militair) een individuele bedreiging aannemelijk is geworden.
Uit de gehoren van eiser en de brief van de Consul blijkt dat eiser tussen 2009 en 2015 als vluchteling rechtmatig verblijf in Ecuador heeft gehad. Indien een vreemdeling in een veilig derde land erkend is als vluchteling dan wel subsidiaire bescherming heeft, wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.106a, tweede lid, van het Vb. Verweerder heeft terecht aangenomen dat eiser door de verleende vluchtelingenstatus een zodanige band met Ecuador heeft, dat het voor hem redelijk zou zijn om naar dit land terug te keren.
10. Op zitting is tenslotte nog aan de orde gekomen dat eiser in Nederland zijn privéleven wil uitoefenen. Zo heeft eiser verklaard dat zijn zoon onlangs in Nederland asiel heeft aangevraagd, en dat hij in Nederland werk en een vriendin heeft. Deze omstandigheden kunnen niet afdoen aan hetgeen hierboven is overwogen. Uit artikel 3.6a, tweede lid, van het Vb volgt immers dat bij niet-ontvankelijkverklaring van de asielaanvraag niet ambtshalve wordt getoetst aan artikel 8 van het EVRM [3] . Als eiser verblijf op grond van artikel 8 van het EVRM wenst, dient hij hiervoor een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning in te dienen.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Mentink, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel van 27 januari 2019 Ecuador Warned of Potential Cross-Border Attack by ELN
2.ECLI:NL:RBDHA:2019:3978 van 11 maart 2019
3.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten voor de mens en de fundamentele vrijheden