Overwegingen
1. Eiser heeft de Colombiaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] . Eiser is in 2016 vanuit Colombia naar Ecuador gevlucht en is vervolgens in 2017 naar Europa gereisd. Op 21 september 2017 heeft eiser zijn asielaanvraag in Nederland ingediend.
2. Verweerder heeft, via de Consul van Ecuador, onderzoek gedaan naar de status van eiser in Ecuador.
Uit het vertaalde bericht van 28 juni 2018 blijkt -samengevat- dat eiser op 15 juli 2016 een asielverzoek heeft ingediend in Ecuador. Eiser heeft op grond van artikel 54 van de Organieke wet op de mobiliteit van personen (LOMH) de migratiestatus van aanvrager en recht op een humanitair visum totdat er op zijn aanvraag is beslist. Verder blijkt uit het bericht dat de Commissie voor de opvang van staatlozen (de Commissie) op 23 april 2018 besloten heeft de status van vluchteling toe te kennen aan eiser. Deze status heeft administratieve gevolgen vanaf het moment van kennisgeving.
Uit de databank van de Directie voor internationale bescherming blijkt dat de zaak van eiser stilligt omdat hij niet tijdig zijn document als asielzoeker heeft vernieuwd en sinds die datum niets meer heeft gedaan in zijn asielprocedure.
Uit artikel 159, eerste lid van het Juridische-administratief statuut van de uitvoerende macht (ERJAF) volgt dat: "
Wanneer een op verzoek van de betrokkene ingestelde procedure stil wordt gelegd wegens een aan de betrokkene toe te schrijven oorzaak, zal de administratie hem waarschuwen dat na twee maanden, de procedure vervalt. Indien deze termijn verstrijkt zonder dat de betrokkene de nodige handelingen verricht om de verwerking te hervatten, zal de administratie de procedure afsluiten en de betrokken persoon erover informeren".
Het bericht vermeldt hierover nog het volgende: “
Opdat de beschikking van de Commissie voor de opvang van staatlozen in werking kan treden en de heer [eiser] erkend wordt als vluchteling, moet hij zich vóór 16 Juli 2018 bij de bevoegde autoriteit in Ecuador melden, anders zal de procedure vervallen.”
3. Verweerder heeft verder onderzoek gedaan naar de gevolgen van het overschrijden van de termijn die aan eiser was gegeven om zich voor 16 juli 2018 te melden.
In het vertaalde bericht van 12 september 2018 van de Consul wordt er in de eerste plaats op gewezen dat volgens artikel 90 van de LOHM:
“de bescherming die wordt verleend door de erkenning van de vluchtelingenstatus: "eindigt pas met het bereiken van een duurzame oplossing voor het conflict veroorzaakt door de intrede in het land van de asielzoeker, met de vrijwillige repatriëring, de hervestiging in een derde land of het verkrijgen van de nationaliteit van het gastland, onder voorbehoud van de beperkingen die in deze wet zijn vastgelegd".”.
Daarna wordt er in het bericht op gewezen dat eiser 23 april 2018 werd erkend en wordt toegevoegd dat “
erkenning die administratieve gevolgen heeft vanaf de kennisgeving ervan aan de verzoeker (...)”. Hierbij wordt verwezen naar artikel 101 van het LOHM. Vervolgens staat in het bericht
“(…) kennisgeving die niet kon worden uitgevoerd omdat verzoeker zich niet bij het kantoor van de Directie voor internationale bescherming heeft gemeld om zijn documenten te vernieuwen, noch heeft hij deze Directie in kennis gesteld van zijn vertrek uit het land. Omdat de erkenning nog niet van kracht is, kan de zaak door de administratie gearchiveerd worden wegens gebrek aan dynamiek van de kant van aanvrager daarmee zou eiser de status van asielzoeker kwijtraken. Hij kan in dat geval een beroep op heropening instellen.” Hierbij wordt verwezen naar de artikelen 212 en 214 van het LOHM.
Vervolgens wordt door verweerder gevraagd of eiser zijn status kan verlengen en als hij die niet kan verlengen of hij de status opnieuw kan aanvragen.
In het antwoord wordt aangegeven dat het noodzakelijk is rekening te houden met het eerdere antwoord namelijk “
het niet gaat om een "verlenging van zijn vluchtelingenstatus", want deze erkenning heeft nog geen administratief effect gehad wegens het ontbreken van kennisgeving”
Uit het bericht blijkt verder –samengevat- dat in het geval van eiser dit betekent dat de mogelijkheid bestaat dat de administratie vanaf 16 juli 2018 de procedure beëindigd vanwege inactiviteit van de aanvrager. Dan zijn er twee mogelijkheden.
Als eiser terugkomt in Ecuador voordat de procedure is afgesloten dan gaat eiser “
door als asielzoeker” en kan hij in kennis gesteld worden van het besluit om hem de status van vluchteling toe te kennen. Nadat de procedure is afgesloten kan eiser binnen een in de wet vastgestelde termijn beroep instellen met het oog op heropening van de procedure.
4. Uit het nadere bericht van 19 september 2018, in het Engels, blijkt dat eiser de vluchtelingenstatus nog niet heeft omdat hij deze niet in persoon heeft aanvaard. Zijn voorlopige bescherming hangende de aanvraag heeft hij nog wel, maar deze wordt beëindigd als zijn zaak wordt afgesloten: “
[eiser] does not have the refugee status yet. He has to accept the refugee status in person by signing some documents. However, he has a protection status that is granted to the people who request refugee while their application is analyzed (with this protection status he has enough benefits to live in Ecuador like work permission, social security, etc.). This protection status will finish with the declaration of abandonment.”
Uit het bericht blijkt verder dat “
the declaration of abandonment is not issued yet. But it could happen at any time after 16 of september 2018.”
“
If he discover that his petition was cancelled by abandonment he can request the re-opening of his case. This process is administrative but is a formal process that has to be done with the support of a lawyer.”
5. Eiser heeft zelf ook navraag gedaan bij de autoriteiten in Ecuador en op 21 februari 2019 blijkt dat de actuele status in het systeem is dat zijn zaak “verlopen” is
“conform het bepaalde in art. 159 “Over verjaring” uit het Statuut Administratief Juridisch Stelsel Uitvoeringsprocedure (ERJAFE).”
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser in Ecuador erkend is als vluchteling en hij die bescherming nog kan genieten. De status levert een sterke band met Ecuador op en er zijn geen omstandigheden die wedertoelating in de weg staan. Verder acht verweerder van belang dat Ecuador is aangesloten bij diverse mensenrechtenverdragen voor vluchtelingen en non-refoulement en dan ook zo nodig bescherming zal bieden aan eiser.
7. Eiser voert aan dat het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvraag onterecht is omdat uit stukken onvoldoende blijkt dat eiser een vluchtelingenstatus heeft in Ecuador. Verweerder heeft niet voldaan aan zijn onderzoeksplicht in dit verband. Zijn zaak is immers verlopen zo blijkt uit het bericht van 21 februari 2019 van de Directrice Internationale Bescherming in Quito aan de consul van Ecuador in Den Haag. Verder voert eiser aan dat het niet duidelijk is wat de termijnen en voorwaarden voor heropening zijn en of de heropeningsprocedure leidt tot het (opnieuw) toekennen van de vluchtelingenstatus. Eiser verwijst hiervoor naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem van 13 februari 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:2943). Voorts voert eiser aan dat hij geen band heeft met Ecuador en hij in Ecuador geen bescherming zal krijgen omdat hij homoseksueel is. In de praktijk wordt de regelgeving niet nageleefd en lopen homoseksuelen gevaar, dit blijkt ook uit de brief van Vluchtelingenwerk. Eiser is in Ecuador ook bedreigd door Colombiaanse paramilitairen en de Ecuadoraanse autoriteiten willen hem niet beschermen.
8. Volgens artikel 30a, eerste lid van de Vw 2000 kan, voor zover relevant in deze zaak, de asielaanvraag niet-ontvankelijk worden verklaard als de vreemdeling erkend is als vluchteling in een derde land, hij die bescherming nog kan genieten en opnieuw tot het grondgebied van dat land wordt toegelaten.
9. In paragraaf C2/6.2 “Erkend als vluchteling of bescherming in een derde land” van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) heeft verweerder het beleid opgenomen voor toepassing van artikel 30a Vw 2000.
Hierin staat onder meer dat het in ieder geval moet gaan om een situatie dat de vreemdeling in een derde land als vluchteling is erkend en hij de bescherming als vluchteling nog steeds kan ontvangen.
Over het opnieuw toelaten tot het derde land staat vermeld dat de IND aanneemt aan dat de vreemdeling opnieuw wordt toegelaten tot het bedoelde derde land indien uit informatie van het derde land volgt dat de vreemdeling nu bescherming heeft, dan wel (opnieuw) in aanmerking komt voor bescherming.
10. Tussen partijen is niet in geschil dat op 23 april 2018 door de Commissie aan eiser de vluchtelingenstatus is toegekend. Tussen partijen is eveneens niet in geschil dat op 21 februari 2019 duidelijk is geworden dat de zaak van eiser volgens het systeem verlopen is en dat zijn zaak heropend moet worden. Tot slot is niet in geschil dat eiser feitelijk toegelaten kan worden tot Ecuador met zijn Colombiaanse paspoort. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of op basis van de inlichtingen die zijn verstrekt door de autoriteiten van Ecuador vastgesteld kan worden of eiser inderdaad nog steeds erkend is als vluchteling en dat hij die bescherming nog steeds kan genieten.
11. De rechtbank constateert dat uit de berichten van de autoriteiten van Ecuador weliswaar volgt dat aan eiser de status van vluchteling is toegekend maar dat die status pas effect krijgt als de aanvrager hiervan kennis heeft genomen door het ondertekenen van documenten. Dit blijkt uit de verwijzing naar artikel 101 van de LOHM waarin staat dat de administratieve handeling van kracht is zodra betrokkenen daarvan in kennis is gesteld. De strekking van deze bepaling wordt door de Consul nader geduid in de beantwoording van de vragen van verweerder.
Zo blijkt uit het bericht van 28 juni 2018 dat de beschikking van de Commissie in werking kan treden en dat eiser erkend wordt als vluchteling als hij zich voor 16 juli 2018 meldt. Verweerder vraagt vervolgens naar de mogelijkheden tot verlenging van de status en het mogelijke verlies van de status. Uit het antwoord van de Consul op 12 september 2018 blijkt dat niet gesproken kan worden van een "verlenging van zijn vluchtelingenstatus" omdat de erkenning nog geen administratief effect heeft gehad wegens het ontbreken van kennisgeving. In het daarop volgende bericht van de Consul van 19 september 2018 wordt, in antwoord op de vraag of eiser de status kan verliezen, geantwoord dat hij deze status helemaal nog niet heeft (“
[eiser] does not have the refugee status yet. He has to accept the refugee status in person by signing some documents)”.
Vervolgens is, met het bericht van 21 februari 2019, duidelijk geworden dat zijn procedure inmiddels in het systeem als “verlopen” staat aangegeven vanwege “inactiviteit”.
12. Uit de antwoorden van de Consul is niet eenduidig af te leiden dat eiser na het verlopen van zijn zaak nog steeds erkend is als vluchteling in Ecuador. Verder is daaruit niet af te leiden of met een heropening van zijn zaak een nieuwe afweging over zijn status plaatsvindt. Enerzijds wordt aangegeven dat eiser de status van vluchteling is toegekend door de Commissie. Anderzijds wordt zeer specifiek aangegeven dat er nog geen sprake kan zijn van het hebben of het verlengen van een “refugee status”. Het lijkt erop dat pas sprake kan zijn van een erkenning als vluchteling nadat de aanvrager door middel van het tekenen van documenten kennis heeft genomen van de beslissing van de Commissie. Nu vaststaat dat eiser dit niet gedaan heeft en zijn zaak verlopen is, zou eiser zijn zaak heropend moeten krijgen om in Ecuador de vluchtelingenstatus te verkrijgen. Uit de berichten van de Consul kan worden afgeleid dat het gaat om een formele procedure waarbij eiser zich moet laten bijstaan door een advocaat (“
is administrative but is a formal process that has to be done with the support of a lawyer”). Ter zitting is door verweerder verklaard dat het niet uitgesloten is dat in Ecuador met de heropening een nieuwe afweging plaatsvindt over de toekenning van de vluchtelingenstatus aan eiser. Verweerder stelt dat op de uitkomst daarvan niet vooruitgelopen hoeft te worden. Mocht deze heroverweging negatief uitvallen voor eiser dan kan hij alsnog naar Nederland komen.
Omdat uit de berichten van de Consul de aard van de procedure niet kan worden afgeleid en het verweerder niet duidelijk is of er een heroverweging plaatsvindt waarvan de uitkomst onzeker is, had het op de weg van verweerder gelegen om meer onderzoek te doen om de vereiste duidelijkheid te verkrijgen. Dat verweerder niet op de uitkomst van de heropening vooruit kan lopen, doet er niet aan af dat wel vast moet staan dat eiser nog steeds bescherming ontvangt als vluchteling als hij terugkeert naar Ecuador. Uit paragraaf C2/6.2 Vc 2000 volgt immers dat het in ieder geval moet gaan om een vreemdeling die in een derde land als vluchteling is erkend en die de bescherming als vluchteling nog steeds kan ontvangen. In de berichten van de Consul is enkel aangegeven dat eiser weliswaar tijdens de asielprocedure bescherming geniet maar deze bescherming vervalt op het moment dat zijn zaak is verlopen, getuige de zin “
This protection status will finish with the declaration of abandonment.”.
13. De beroepsgrond van eiser dat verweerder niet voldaan heeft aan de onderzoeksplicht slaagt.
14. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht moet worden vernietigd. De overige gronden van het beroep behoeven geen bespreking meer. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen omdat het onzeker is wanneer het benodigde verdere onderzoek kan worden afgerond. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 512,00 en wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. van Marle, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.C.M. Boerboom, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op 12 april 2019.