ECLI:NL:RBDHA:2019:6418

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
27 juni 2019
Zaaknummer
C/09/569387 / FA RK 19-1639
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek vervangende toestemming verhuizing in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar twee minderjarige kinderen naar een andere woonplaats. De moeder stelde dat de verhuizing naar een grotere woning dichter bij haar werk meer rust zou brengen voor de kinderen. De vader verzette zich tegen de verhuizing en uitte ernstige zorgen over de nieuwe partner van de moeder en de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen. De rechtbank heeft de belangen van de kinderen afgewogen tegen de belangen van de moeder en geconcludeerd dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen is. De rechtbank oordeelde dat de kinderen in hun vertrouwde omgeving moeten blijven, gezien de instabiele opvoedomgeving en de zorgen rondom de nieuwe partner van de moeder. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen en ook het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen in geval van ongeoorloofde verhuizing afgewezen. De rechtbank heeft benadrukt dat stabiliteit en rust in de leefomgeving van de kinderen voorop staan en dat de moeder zelf de situatie heeft gecreëerd door de woning te kopen zonder de uitkomst van deze procedure af te wachten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 19-1639
Zaaknummer: C/09/569387
Datum beschikking: 16 mei 2019 (bij vervroeging)

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 1 maart 2019 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats partijen] ,
advocaat: mr. S.A. Ray te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats partijen] ,
advocaat: mr. I.G.M. van Gorkum te ‘s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de zijde van de moeder;
  • de brief van 20 maart 2019, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van de zijde van de vader;
  • het verweer op zelfstandige verzoeken van de zijde van de moeder;
  • de brief van 6 mei 2019, met als bijlage productie 6, van de zijde van de moeder.
De minderjarige [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben zich in raadkamer uitgelaten over het verzoek.
Op 7 mei 2019 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
  • mevrouw [medewerker JBwest] namens Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (hierna: JBwest).
Van de zijde van de vader is ter zitting een nader stuk overgelegd, te weten een schermafdruk van het Instagram-account van [minderjarige 1] .
Na de zitting is op 7 mei 2019 ter griffie van de rechtbank nog ingekomen de brief van 3 mei 2019, met als bijlage producties 4 en 5, van de zijde van de moeder.

Feiten

  • De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , hierna ook: [minderjarige 1] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , hierna ook: [minderjarige 2] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • De kinderen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
  • Bij beschikking van 25 juni 2014 van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, is – voor zover hier van belang – bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] eenmaal per twee weken van zaterdag 12.00 uur tot zondagavond 19.00 uur bij de vader verblijven.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 11 april 2019 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van JBwest gesteld van 11 april 2019 tot 11 april 2020.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verhuizen naar de [adres in beoogde woonplaats X] [beoogde woonplaats X] , een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Ook heeft de vader na wijziging van zijn verzoek ter zitting zelfstandig verzocht:
  • in geval van ongeoorloofde verhuizing door de moeder met de kinderen, te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem zal zijn;
  • te bepalen dat tussen hem en de kinderen een zorgregeling zal gelden van een keer per veertien dagen het weekeinde van vrijdag uit school tot maandag naar school, op verbeurte van een direct opeisbare en niet te matigen dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat de moeder in gebreke blijft om aan het in de te wijzen beschikking te voldoen, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom;
  • vervangende toestemming te verlenen voor medische behandeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij Cardea of een vergelijkbaar traject;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.

Beoordeling

Vervangende toestemming verhuizing
De moeder wenst met de kinderen vanuit hun huidige woning in [woonplaats partijen] te verhuizen naar [beoogde woonplaats X] , omdat zij daar een woning heeft gekocht om zo dichterbij haar onderneming(en) en de onderneming(en) van haar partner in [plaatsnaam 1] te wonen. Volgens de moeder zal deze verhuizing meer rust brengen; het betreft een ruime en landelijke woning in een rustige leefomgeving en de moeder zal vanwege de kortere reistijd naar haar werk meer tijd kunnen doorbrengen met de kinderen. De bedoeling van de moeder is dat de kinderen voorlopig na de verhuizing nog naar hun huidige scholen zullen blijven gaan. [minderjarige 2] gaat nu naar groep 7 op een basisschool in [woonplaats partijen] en [minderjarige 1] gaat naar een middelbare school in [plaatsnaam 2] . De moeder zal de kinderen na de verhuizing met de auto naar en van school brengen en halen vanuit [beoogde woonplaats X] . [minderjarige 1] kan ook zelf met het openbaar vervoer van en naar [plaatsnaam 2] . Wisselingen van sportverenigingen en andere veranderingen zullen geleidelijk worden doorgevoerd, aldus de moeder. De verhuizing heeft volgens de moeder geen gevolgen voor het contact tussen de vader en de kinderen en geeft geen extra kosten voor de vader. De kinderen kunnen conform de huidige regeling eens in de twee weken in het weekend naar de vader. De moeder staat ook open voor een versoepeling van de regeling, rekening houdend met de belangen en wensen van de kinderen. Volgens de moeder is de verhuizing voor de kinderen makkelijk te overzien, omdat zij voorlopig naar dezelfde school blijven gaan. De kinderen zien de verhuizing als een nieuwe uitdaging in een mooier huis en een mooiere omgeving en zij kijken naar de verhuizing uit, aldus de moeder.
De vader weigert toestemming te geven voor de verhuizing van de moeder met de kinderen naar [beoogde woonplaats X] . De vader maakt zich ernstig zorgen om de nieuwe partner van de moeder, vanwege onder meer een incident in november 2018 waarbij de partner van de moeder in de woning van de moeder in [woonplaats partijen] het nodige heeft vernield en zowel de moeder als [minderjarige 1] heeft mishandeld. De vader wil niet dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een huis wonen met de nieuwe partner van de moeder, gelet op de voorvallen in de afgelopen maanden waarin zij zijn blootgesteld aan ruzie, alcoholgebruik, wapenbezit en geweld. De vader maakt zich zorgen over het feit dat de partner van de moeder weer bij haar is ingetrokken en over het feit dat hij ook in de nieuwe woning in [beoogde woonplaats X] met hen zal gaan wonen. De nieuwe woning in [beoogde woonplaats X] ligt in een buitengebied dat omringd is door kassen en industrieterrein. Er is daardoor geen of weinig sociale controle en geen zicht op hoe het gaat in de woning waar de kinderen in geval van verhuizing zullen verblijven. Dit terwijl de huidige woning van de moeder in [woonplaats partijen] in een volkswijk ligt waar buren hen kennen en kunnen ingrijpen als er iets gebeurt, zoals ook is gebeurd bij het incident in november 2018. Daar hebben buren aan de bel getrokken. Daarnaast heeft de vader gesteld dat hij anderhalf jaar geleden voor de veiligheid van de kinderen – door dicht bij hen te wonen - vanuit [oude woonplaats Y] naar [woonplaats partijen] is verhuisd met zijn vrouw. De vader acht het van belang dat de kinderen dicht bij hem wonen, zodat hij hen kan opvangen als dat nodig is. Ook wil hij dat de kinderen in beeld blijven bij de hulpverlening in de huidige regio. Verder vindt de vader het belangrijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in hun vertrouwde omgeving blijven wonen, in de nabijheid van hun vrienden en vriendinnen en voor [minderjarige 2] vanwege de waterpolo die zij in [woonplaats partijen] beoefent. Hij vindt het niet in hun belang dat zij na de verhuizing niet meer zelf naar school zullen kunnen fietsen. Bovendien vindt de vader de reisafstand vanuit [woonplaats partijen] naar de onderneming(en) van de moeder in [plaatsnaam 1] niet onoverkomelijk voor de moeder.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 1:253a, eerste lid, BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag door (één van) de ouders aan de rechtbank worden voorgelegd. Nu een vergelijk tussen de ouders tevergeefs is gebleken, neemt de rechtbank een zodanige beslissing als haar in het belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt.
De rechtbank stelt voorop dat de gezamenlijke uitoefening van het gezag over de minderjarigen meebrengt dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de kinderen toestemming van de vader nodig heeft. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC5901) zal de rechtbank bij haar beoordeling alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen. Hoewel het belang van de kinderen een overweging van eerste orde dient te zijn, neemt dat niet weg dat – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – andere belangen zwaarder kunnen wegen.
Alle belangen en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de moeder om met de kinderen naar [beoogde woonplaats X] te mogen verhuizen, dient te worden afgewezen. In het hiernavolgende zal de rechtbank haar oordeel motiveren.
De rechtbank stelt voorop dat al jarenlang sprake is van strijd en wantrouwen tussen de vader en de moeder. De kinderen hebben van 11 augustus 2014 tot en met 11 augustus 2016 onder toezicht van JBwest gestaan. Recentelijk zijn de kinderen opnieuw onder toezicht gesteld van JBwest van 11 april 2019 tot 11 april 2020, met name vanwege de aanhoudende strijd en het wantrouwen tussen de ouders en de mate waarin de kinderen hierdoor belast worden. Daarbij is gebleken dat er zich in november 2018 een incident heeft voorgedaan waarbij de nieuwe partner van de moeder – die bij de moeder en de kinderen inwoont – het huis heeft vernield en [minderjarige 1] heeft mishandeld. Hiervoor is de partner van de moeder veroordeeld. Hij heeft een probleem met alcoholgebruik waarvoor hij onder behandeling is. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat er de nodige zorgen zijn omtrent de kinderen. Zij zijn gelet op de instabiele opvoedomgeving meer dan gemiddeld kwetsbaar. Stabiliteit en rust is op dit moment in hun belang. De rechtbank is van oordeel dat de door de moeder beoogde verhuizing niet aan dit belang bij rust en stabiliteit bijdraagt en overweegt daartoe het volgende.
Voor wat betreft het betoog van de moeder dat de verhuizing (juist) meer rust zal geven voor de kinderen, is de rechtbank daarvan niet overtuigd geraakt. De reistijd tussen de woning en de scholen van de kinderen wordt aanzienlijk vergroot, met name voor [minderjarige 2] , en de kinderen zullen niet meer (gemakkelijk) op eigen gelegenheid naar school kunnen gaan. De rechtbank ziet niet in hoe de reistijd voor de moeder afneemt, gelet op haar stelling dat zij de kinderen na een verhuizing dagelijks met de auto van en naar school zou moeten brengen. Dit brengt met zich dat de moeder dagelijks meerdere keren op een dag op en neer zal moeten rijden tussen [beoogde woonplaats X] en [woonplaats partijen] en [plaatsnaam 2] . In dit opzicht levert de verhuizing naar het oordeel van de rechtbank niet, zoals de moeder stelt, meer rust voor de kinderen op.
Daarbij komt dat de verhuizing van de kinderen gepaard zou gaan met een wijziging van hun sociale leefomgeving bestaande uit hun buitenschoolse activiteiten, woonomgeving, vrienden en vriendinnen. De rechtbank is van oordeel dat de moeder dit sociale aspect te weinig gewicht geeft. Hoewel de moeder heeft gesteld dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig naar hun huidige scholen zullen blijven gaan, hetgeen zij ter zitting nogmaals heeft bevestigd, moet nog maar worden bezien of dit haalbaar is. Ook het afspreken uit school met vriendinnen en het blijven uitoefenen van sportactiviteiten zal, met name voor [minderjarige 2] , aanzienlijk lastiger gaan als de kinderen in [beoogde woonplaats X] wonen. Ook vanuit dit oogpunt draagt een verhuizing niet bij aan de stabiliteit in de leefomgeving van de kinderen, zoals de moeder stelt.
De rechtbank heeft daarnaast de zorgen van de vader rondom de huidige partner betrokken in haar overwegingen. Het incident dat op 16 november 2018 heeft plaatsgevonden is erg heftig geweest. Hoewel uit de stukken blijkt dat de partner van de moeder hulpverlening aanvaardt mede gericht op alcoholgebruik- gerelateerde problematiek, heeft hij recent – in februari – nog een terugval gehad. De rechtbank ziet zorgen op dat punt, met name nu de moeder en de kinderen samen met de partner van de moeder in de woning in [beoogde woonplaats X] willen gaan wonen. De rechtbank realiseert zich dat de partner van de moeder op dit moment ook bij haar in de woning in [woonplaats partijen] woont. In [woonplaats partijen] bevindt zich echter het netwerk van de kinderen, te weten de vader, vrienden en vriendinnen, school en buren, waarop de kinderen kunnen terugvallen als dat nodig is. De stelling van de moeder dat de controle er in [beoogde woonplaats X] ook is vanwege de ondertoezichtstelling, is daartoe naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende omdat de jeugdbeschermer niet dagelijks langs zal komen bij het gezin thuis.
Voorgaande omstandigheden leiden de rechtbank tot het oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat zij in [woonplaats partijen] in hun vertrouwde omgeving blijven. Hoewel het belang van de moeder (en van de kinderen) om in een grotere woning te wonen, dichter bij haar werk, een te respecteren belang is, kan niet gezegd worden dat er sprake is van een noodzaak van de zijde van de moeder om naar [beoogde woonplaats X] te verhuizen. Voor wat betreft de omstandigheid dat moeder al een woning heeft gekocht, geldt dat zij deze situatie zelf heeft gecreëerd. Dat de moeder het verloop van deze procedure niet heeft afgewacht voor de aankoop van een woning, komt naar het oordeel van de rechtbank voor haar eigen rekening en risico. Ook anderszins is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van een noodzaak van de moeder om te verhuizen naar [beoogde woonplaats X] .
Naar de rechtbank ter zitting uit de stellingen van de moeder begrijpt, speelt voor haar ook mee dat zij veel controle en bemoeienis ervaart vanuit de vader omdat hij slechts tien minuten bij haar vandaan woont. Duidelijk is gebleken – mede gelet op de geschiedenis tussen de ouders die zich kenmerkt door onderlinge strijd en onrust – dat de verstandhouding tussen de ouders niet goed is. De rechtbank merkt op dat een grotere afstand tussen de ouders mogelijk zou bijdragen aan het creëren van meer rust, echter acht de rechtbank het belang van de kinderen bij een stabiele en veilige woonomgeving groter dan het belang van de moeder om verder bij de vader vandaan te wonen. Daar komt bij dat de vader ter zitting heeft opgemerkt dat hij niet in de straat van de moeder in [woonplaats partijen] komt en zal komen. De rechtbank gaat ervan uit dat de vader zich aan deze toezegging zal houden.
Alles tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat de belangen van de kinderen bij behoud van hun huidige verblijfplaats zwaarder wegen dan het belang van de moeder om te verhuizen naar [beoogde woonplaats X] . De redenen die de moeder heeft aangevoerd zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zwaarwegend om een ingrijpende wijziging in het leven van de kinderen aan te brengen.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank het verzoek van de moeder afwijzen.
Verzoek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen
Ten aanzien van het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen in geval van ongeoorloofde verhuizing door de moeder met de kinderen, geldt het volgende. De moeder heeft in haar verzoekschrift aangegeven dat zij aan de man heeft toegezegd dat zij, zolang de procedure loopt en er nog geen uitsluitsel is over de vervangende toestemming, de huur in [woonplaats partijen] niet zal opzeggen en zij daar met de kinderen zal blijven wonen. Ook in haar verweerschrift op de zelfstandige verzoeken heeft de moeder nogmaals benadrukt dat zij niet eerder zal verhuizen dan vanaf dat er duidelijkheid is over de verzochte vervangende toestemming. De vader heeft ter zitting zijn vermoedens uitgesproken dat de moeder al verhuisd zou zijn, welke vermoedens door de moeder zijn betwist.
De rechtbank ziet geen aanleiding om vooruit te lopen op de eventuele toekomstige mogelijkheid dat de moeder zonder (vervangende) toestemming met de kinderen naar [beoogde woonplaats X] verhuist. Op dit moment is deze situatie niet aan de orde. De rechtbank gaat ervan uit dat de moeder, gelet op de door haar gedane toezeggingen, niet zonder toestemming van de vader dan wel vervangende toestemming van de rechtbank met de kinderen zal verhuizen naar [beoogde woonplaats X] . De rechtbank zal het verzoek van de vader daarom afwijzen.
De rechtbank merkt nog op dat haar uit de gesprekken met beide kinderen is gebleken dat de kinderen er kennelijk van uit gaan dat zij gaan verhuizen naar [beoogde woonplaats X] . De rechtbank gaat ervan uit dat de jeugdbeschermer, [naam] , binnen de ondertoezichtstelling aandacht zal besteden aan de duidelijkheid waaraan de kinderen behoefte hebben.
Wijzigen zorgregeling
Op grond van artikel 1:253a vierde lid jo artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken onder meer wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken, is de rechtbank gebleken dat de wijziging van omstandigheden erin gelegen is dat de zorgregeling in onderling overleg per 1 januari 2019 is uitgebreid naar een weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school. Inmiddels wordt feitelijk echter al enige tijd een minder uitgebreide regeling uitgevoerd, namelijk de regeling zoals deze is vastgesteld door de rechtbank Noord-Holland bij beschikking van 25 juni 2014. Op grond van die regeling zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om de twee weken op zaterdag en zondag bij de vader. De ouders hebben beiden aangegeven dat de zorgregeling met de vader niet soepel verloopt. De kinderen komen in het weekend van de vader regelmatig op eigen initiatief terug naar de moeder.
De vader wil graag uitvoering geven aan de in januari 2019 overeengekomen uitgebreidere regeling, ook om meer zicht te kunnen houden op [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De vader denkt dat het nodig is daar een dwangsom aan te verbinden, om te voorkomen dat de moeder weer van mening kan veranderen.
De moeder heeft aangegeven dat zij niet negatief tegenover een uitbreiding van de zorgregeling staat, maar wel tegen oplegging van een dwangsom. De moeder vindt het belangrijk dat de kinderen bij de vader zijn en zal dit ook stimuleren, maar zij stelt dat zij de kinderen niet kan dwingen als zij niet willen gaan.
De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding de zorgregeling zoals vastgesteld door de rechtbank Noord-Holland bij beschikking van 25 juni 2014 te veranderen. Deze zorgregeling sluit immers aan bij de feitelijke situatie waarin [minderjarige 1] en [minderjarige 2] eenmaal per twee weken op zaterdag en zondag bij de vader verblijven en bij de wensen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op dit punt. Nu de zorgregeling niet naar tevredenheid verloopt, acht de rechtbank het niet in het belang van de kinderen om een uitgebreidere regeling vast te stellen. De zorgregeling zal naar het oordeel van de rechtbank aandacht dienen te krijgen binnen de ondertoezichtstelling. De rechtbank zal het verzoek van de vader daarom afwijzen.
Vervangende toestemming medische behandeling bij Cardea
De vader heeft zijn verzoek om vervangende toestemming te verlenen voor medische behandeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij Cardea of een vergelijkbaar traject ter zitting ingetrokken. De rechtbank hoeft op dit verzoek dan ook niet meer te beslissen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, M.J.C. Dijkstra en S.M. Westerhuis-Evers, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Noordegraaf als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 mei 2019.