In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar twee minderjarige kinderen naar een andere woonplaats. De moeder stelde dat de verhuizing naar een grotere woning dichter bij haar werk meer rust zou brengen voor de kinderen. De vader verzette zich tegen de verhuizing en uitte ernstige zorgen over de nieuwe partner van de moeder en de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen. De rechtbank heeft de belangen van de kinderen afgewogen tegen de belangen van de moeder en geconcludeerd dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen is. De rechtbank oordeelde dat de kinderen in hun vertrouwde omgeving moeten blijven, gezien de instabiele opvoedomgeving en de zorgen rondom de nieuwe partner van de moeder. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen en ook het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen in geval van ongeoorloofde verhuizing afgewezen. De rechtbank heeft benadrukt dat stabiliteit en rust in de leefomgeving van de kinderen voorop staan en dat de moeder zelf de situatie heeft gecreëerd door de woning te kopen zonder de uitkomst van deze procedure af te wachten.