ECLI:NL:RBDHA:2019:6397

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
27 juni 2019
Zaaknummer
NL19.5886
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Congolese homoseksueel; beoordeling van veiligheid in Kinshasa voor LHBTI

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 april 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Congolese homoseksueel die een verblijfsvergunning aanvroeg. De eiser, geboren in 1998, vreesde bij terugkeer naar de Democratische Republiek Congo (DRC) voor discriminatie en gevangenisstraf vanwege zijn seksuele geaardheid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met de stelling dat Kinshasa als veilig vestigingsalternatief kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had ingegaan op de landeninformatie die door de eiser was ingebracht, waaruit bleek dat LHBTI in de DRC, en met name in Kinshasa, te maken hebben met geweld en discriminatie. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag ten onrechte was afgewezen en vernietigde het bestreden besluit. De rechtbank droeg de staatssecretaris op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de ingebrachte landeninformatie in overweging moet worden genomen. Tevens werden de proceskosten van de eiser vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.5886 (beroep) en NL19.5887 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. B.D. Lit),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: drs. J.D. Albarda).

ProcesverloopBij besluit van 13 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de (opvolgende) aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en heeft de voorzieningenrechter verzicht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk Frans is verschenen V.N. Corcelle. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Aanvraag en besluit

1.1
Eiser stelt de Congolese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1998. Hij stelt dat hij afkomstig is uit [plaats] in de [provincie] in de Democratische Republiek Congo (DRC). Eiser heeft aan zijn huidige aanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. Eiser heeft verklaard dat hij bij terugkeer naar de DRC te vrezen heeft voor discriminatie en gevangenisstraf vanwege zijn seksuele gerichtheid.
1.2
Verweerder heeft in het asielrelaas de volgende relevante elementen onderscheiden:
- eiser heeft verklaard dat hij [eiser] is, geboren op [geboortedatum] 1998, burger van de DRC;
- eiser heeft verklaard dat hij afkomstig is uit [plaats] in de [provincie] ;
- eiser heeft verklaard dat hij een homoseksuele gerichtheid heeft.
Verweerder heeft al deze elementen geloofwaardig geacht.
1.3
Hoewel verweerder aanneemt dat in de [provincie] sprake is van een uitzonderlijke situatie in de zin van artikel 29, eerste lid, onder b, van de Vreemdelingenwet (Vw), ziet verweerder daarin geen aanleiding om te concluderen dat eiser bij terugkeer naar de DRC een reëel risico loopt op ernstige schade als genoemd in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw, omdat eiser een vestigingsalternatief in Kinshasa heeft. Verweerder legt hieraan ten grondslag dat uit het ambtsbericht van 11 december 2018 volgt dat Kinshasa als veilig gebied kan worden aangemerkt. Eiser heeft inmiddels de leeftijd van twintig jaar bereikt en er mag en kan van uit worden gegaan dat hij in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien en dat hij zich als jongvolwassene staande kan houden in Kinshasa. Daar komt bij dat eiser bijna zijn gehele leven in de DRC heeft gewoond.
1.4
Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat eisers homoseksualiteit in het geval van vestiging in Kinshasa geen grond biedt om hem bescherming te bieden op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw. LHBTI worden niet systematisch vervolgd en lopen ook niet als groep het risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft de aanvraag daarom op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw afgewezen als kennelijk ongegrond.

Het standpunt van eiser

2. Eiser betoogt dat verweerder Kinshasa zonder nadere onderbouwing niet als vestigingsalternatief mocht aanmerken. De verwijzing naar het ambtsbericht van 11 december 2018 is daarvoor onvoldoende. In het bestreden besluit heeft verweerder miskend dat uit de bij de zienswijze overgelegde landeninformatie blijkt dat eiser in Kinshasa vanwege zijn seksuele gerichtheid heeft te vrezen voor vervolging en dat hij als gevolg van discriminatie niet op sociaal en maatschappelijk vlak zal kunnen functioneren.

Beoordeling

De algemene situatie voor LHBTI in de DRC
3.1
Verweerder heeft zijn oordeel dat homoseksuelen in Kinshasa niet systematisch worden vervolgd en ook niet als groep het risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM gebaseerd op het algemeen ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken van 11 december 2018.
3.2
Het ambtsbericht houdt onder meer het volgende in:
“In de DRC is homoseksualiteit niet expliciet strafbaar. Homoseksuele handelingen kunnen bestraft worden als ‘vergrijp tegen de goede zeden’ zoals beschreven in het Wetboek van Strafrecht in het hoofdstuk ‘Inbreuken op het familieleven’. Op een dergelijk vergrijp staat een maximale gevangenisstraf van drie jaar. In de verslagperiode hebben geen veroordelingen plaats gevonden. (…)
Er wordt geen actief vervolgingsbeleid tegen LGBT’s gevoerd. Niet gebleken is dat het bekend zijn van (toegeschreven) LGBT gedragingen of geaardheid van een persoon in de praktijk heeft geleid tot onevenredige of discriminatoire bestraffing of tenuitvoerlegging van een straf die wordt opgelegd bij (strafrechtelijke) vervolging wegens een commuun delict. Veel homoseksuelen verbergen hun seksuele geaardheid. Homoseksualiteit wordt niet geaccepteerd, maar over het algemeen wel getolereerd. LGBT’s ondergaan soms beledigingen en fysieke agressie. De autoriteiten bieden geen daadwerkelijke bescherming hiertegen. Vanaf 2012 heeft de LGBT-gemeenschap zich vanuit Oost-Congo over de rest van het land geëmancipeerd. (…)
In Kinshasa is homoseksualiteit minder omstreden dan in de provincie. In mei 2017 is in Goma de jaarlijkse conferentie van LGBT-organisaties uit onder meer Lubumbashi, Kisangani, Kinshasa, Goma, Kalemie gehouden. Aan de conferentie hebben 25 organisaties uit de hele DRC deelgenomen.”
3.3
Eiser heeft in aanvulling op het algemeen ambtsbericht in zijn zienswijze gewezen op onder meer de volgende landeninformatie:
- US Department of State (USDOS): Country Report on Human Rights Practices 2017 – Democratic Republic of the Congo, van 20 april 2018;
- het rapport ‘Human Rights Violations Against Lesbian, Gay, Bisexual and Transgender (LGBT) People in the Democratic Republic of the Congo (DRC), Submitted for consideration at the 121st Session of the Human Rights Committee’ gepubliceerd door het Office of the High Commissioner for Human Rights (OHCHR), van oktober 2017;
- Immigration and Refugee Board (IRB) Canada, Democratic Republic of Congo: Situation of sexual minorities, including legislation and treatment by society and the authorities; state protection and support services, van 22 april 2014;
3.4
Het USDOS Country Report houdt onder meer het volgende in:
“Some groups, particularly within the LGBTI community, reported the government had denied their registration requests. (…) Same-sex relationships and identifying as LGBTI remained cultural taboos, and harassment by the SSF and judiciary occurred. During the year a local organization was able to identify 97 cases of gender-based attacks targeting members of the LGBTI community. In one province, ranging from death threats, to discrimination in a health facility, to arbitrary arrest, to sexual-based violence. On the night of March 24, three men accosted an individual, accusing him of being a homosexual. When he denied that he was, the three beat him with a stick and attempted to tie a noose around his neck in an apparent attempt to hang him before the victim was able to escape. LGBTI individuals were subjected to harassment, stigmatization, and violence, including "corrective" rape, which was further fueled by condemnation from some religious leaders, radio broadcasts, and political organizations.”
3.5
Het OHCHR rapport houdt onder meer het volgende in:
“The lack of a legal framework protecting the rights of LGBT people has a negative impact on the exercise of their rights. As such, LGBT people face continuous situations of violence and discrimination, and there is high impunity regarding attacks against persons because of their real or imputed sexual orientation and/or gender identity. Discrimination against LGBT people is deeply ingrained in society, and is largely invisible, as many people fear reporting crimes committed against them for fear of stigma and further discrimination. For LGBT people in DRC, suffering acts of violence and degrading treatment is a daily reality and a source of constant fear. The degrading treatment and violence against their members constitute both physical and psychological harm that is prohibited by Article 7 of the ICCPR. Most LGBT people in DRC hide their sexual orientation and gender identity to protect themselves from acts of cruelty and violence at the hands of state authorities. (…) In the Democratic Republic of Congo, LGBT people and especially transgender and effeminate gay men are victims of arbitrary arrests and detentions because of their real or imputed sexual orientation and/or gender identity. They are arrested and charged under Article 176 of the Penal Code, which penalizes activities against “public decency.” Although government officials affirm that the “prosecution for homosexuality is very rare,”26 local organizations report that LGBT people are often subject to illegal detentions by the police, and acts to intimidation and extortion. Police often extort people, asking them for money in exchange of not presenting criminal charges. (…) In DRC “most people live their sexuality in secret because of the fear of facing stigmatization and discrimination. This fear has been reported as resulting in stigma within the LGBT community.” Discrimination against LGBT people, or people perceived to be LGBT is prevalent in DRC, affecting all aspects of their lives, including in accessing health care services, in terms of employment and education, and within communities and their families.”
3.6
Het USDOS Country Report en het OHCHR rapport maken melding van onrechtmatige aanhoudingen en detentie vanwege (toegeschreven) seksuele gerichtheid en/of gender. LHBTI worden aangehouden en vervolgd op grond van artikel 176 van de Code Pénal waarin handelingen tegen de openbare zedelijkheid strafbaar zijn gesteld. 26 lokale organisaties melden dat LHBTI vaak slachtoffer zijn van onrechtmatige detentie, intimidatie en afpersing door politie. Het USDOS Country Report maakt melding van intimidatie door de veiligheidsdienst en justitiële instanties (‘harassment by the SSF and the judiciary’).
3.7
Deze landeninformatie geeft een minder rooskleurig beeld van de wijze waarop overheidsinstanties LHBTI in de DRC bejegenen dan het beeld dat in het ambtsbericht is geschetst. Verweerder is in het bestreden besluit niet inhoudelijk op deze landeninformatie ingegaan. Verweerder heeft slechts naar het ambtsbericht verwezen en zich op het standpunt gesteld dat de door eiser ingebrachte landeninformatie niet tot een ander oordeel leidt. Uit die landeninformatie blijkt echter niet dat van deze bejegening van LHBTI in Kinshasa ‘geen of incidenteel’ sprake is en dat zij zich daarover bij hogere autoriteiten kunnen beklagen. Wat dit laatste betreft, gaat verweerder er in het ten aanzien van de DRC gevoerde beleid van uit dat het voor LHBTI niet mogelijk is bescherming te krijgen van de autoriteiten. De omstandigheid dat, zoals in het bestreden besluit naar voren is gebracht, bij de totstandkoming van het ambtsbericht van het Country Report gebruik is gemaakt, maakt niet dat de daarin vermelde informatie over de bejegening van LHBTI niet relevant is. Ook maakt de omstandigheid dat niet is vermeld op welke tijdsperiode het Country Report ziet, niet dat deze landeninformatie buiten beschouwing kan blijven. Het Country Report dateert van april 2018. Daarom mag ervan worden uitgegaan dat de daarin vermelde informatie betrekking heeft op een recente periode. Het standpunt van verweerder dat het OHCHR rapport wordt geacht te zijn meegenomen in het ambtsbericht omdat het vóór het ambtsbericht is uitgebracht, maakt evenmin dat aan de daarin vermelde informatie voorbij kan worden gegaan nu het ambtsbericht daarmee niet (volledig) in lijn is. Het bestreden besluit is daarom op dit punt onvoldoende gemotiveerd.
3.8
Ook ten aanzien van de discriminatie in de DRC lopen het ambtsbericht en de door eiser aangevoerde landeninformatie uiteen. Het ambtsbericht vermeldt dat homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd, maar over het algemeen wel wordt getolereerd en LGBTI incidenteel beledigingen en fysieke en verbale agressie ondergaan. Het Country Report en het OHCHR rapport melden dat geweld en vernedering voor LHBTI dagelijkse realiteit is en een bron van voortdurende angst’ (‘acts of violence and degrading treatment is a daily reality and a source of constant fear’). Discriminatie van LHBT’ers is diep geworteld in de Congolese samenleving en is grotendeels onzichtbaar (‘discrimination against LGBT people is deeply ingrained in society, and is largely invisible’). Omdat LHBTI niet op bescherming van de autoriteiten kunnen rekenen, had verweerder in het bestreden besluit niet kunnen volstaan met de conclusie dat het niet aannemelijk is dat eiser vanwege zijn homoseksualiteit niet zal worden gediscrimineerd.
3.9
Uit de landeninformatie blijkt dat de situatie in de DRC recent enigszins is verbeterd in die zin dat meer LHBTI voor hun gerichtheid uitkomen, dat LHBTI belangenorganisaties van zich laten horen en dat homoseksualiteit in Kinshasa minder omstreden is dan in de provincie. Dit is weliswaar relevant, maar zonder nadere motivering onvoldoende voor de conclusie dat eiser in Kinshasa geen gegronde vrees heeft voor vervolging of geen reëel risico op ernstige schade loopt. [1] Verweerder heeft zijn conclusie niet nader gemotiveerd. Het bestreden besluit kan daarom niet in stand blijven.

Conclusie

4.1
De aanvraag is ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder in een nieuw besluit alsnog de in deze procedure naar voren gebrachte landeninformatie over de positie van LHBTI in de DRC in het algemeen en in Kinshasa in het bijzonder in onderlinge samenhang moet wegen en op basis daarvan opnieuw moet beoordelen of Kinshasa een veilig vestigingsalternatief voor eiser is. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat verweerder zich tijdens de zitting op het standpunt heeft gesteld dat het bestreden besluit deugdelijk is gemotiveerd. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier weken.
4.2
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.536,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
4.3
De rechtbank wijst het verzoek om voorlopige voorziening af omdat op het beroep is beslist.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.536,-;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van J.P. Braam, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 december 2016, gepubliceerd onder ECLI:NL:RVS:2016:3504.