ECLI:NL:RBDHA:2019:6246
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen een uitspraak in een Dublin Italië zaak met betrekking tot asielaanvraag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 juni 2019 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerder besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 20 mei 2019 de aanvraag van de opposant voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank had eerder, op 4 juni 2019, het beroep van de opposant kennelijk ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de opposant verzet ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij aan Italië zou worden overgedragen voordat de rechtbank op het verzet had beslist.
Tijdens de zitting op 20 juni 2019 heeft de rechtbank de argumenten van de opposant en de verweerder gehoord. De opposant voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat hij in Italië opvang zou krijgen en verwees naar verschillende rapporten die de opvangsituatie in Italië in twijfel trokken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris terecht had aangenomen dat Italië aan zijn verplichtingen voldoet en dat er geen reden was om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank concludeerde dat de opposant onvoldoende bewijs had geleverd dat zijn overdracht aan Italië zou leiden tot een onevenredige hardheid.
De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter en voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.