Op 9 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een Nigeriaanse man, bezwaar heeft gemaakt tegen zijn geplande overdracht aan Italië op 11 juni 2019. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij in Italië slachtoffer is geworden van mensenhandel en dat hij daar aangifte wil doen. Hij heeft een afspraak gemaakt met de autoriteiten in Nederland om op 12 juni 2019 aangifte te doen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de overdracht aan Italië onrechtmatig is, omdat verzoeker eerst in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn aangifte te doen. De voorzieningenrechter verwijst naar eerdere uitspraken en benadrukt dat de werkwijze van de verweerder, die het recht op aangifte in Nederland voor Dublinclaimanten beperkt, niet kan worden geaccepteerd. De voorzieningenrechter heeft de voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat de uitzetting van verzoeker achterwege moet blijven totdat op het bezwaar is beslist. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 512,--. Deze uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet.