ECLI:NL:RBDHA:2019:6022
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag onder de Dublinverordening en meerderjarigheid van de eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een vreemdeling, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 30 april 2019 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail onderzocht, waarbij onder andere is gekeken naar eerdere asielaanvragen van eiser in Italië, Duitsland en België.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser meerderjarig is, ondanks zijn betoog dat hij minderjarig zou zijn. Dit oordeel is gebaseerd op verklaringen van eiser in verschillende landen en de resultaten van een leeftijdsonderzoek in België. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Duitse autoriteiten zich aan hun internationale verplichtingen houden en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van tekortkomingen in de asielprocedure in Duitsland. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij als kwetsbaar persoon moet worden aangemerkt, wat extra garanties bij de Duitse autoriteiten zou vereisen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.