ECLI:NL:RBDHA:2019:6013
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek tot een bevel voor een schuldregeling op basis van de Faillissementswet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door verzoekster, die een totale schuld heeft van € 125.163,25 aan elf schuldeisers. Verzoekster, die 40 uur per week werkt, ontvangt minder dan het minimumloon en heeft een verzoek ingediend om een schuldregeling te laten goedkeuren door haar schuldeisers, op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Tijdens de zitting op 29 mei 2019 was verweerster, ING Bank N.V., niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden schuldregeling door andere schuldeisers is aanvaard, maar dat verweerster heeft geweigerd in te stemmen met deze regeling. De rechtbank overweegt dat het iedere schuldeiser vrijstaat om volledige betaling van zijn vordering te verlangen en dat een schuldeiser slechts onder bijzondere omstandigheden kan worden gedwongen om in te stemmen met een schuldregeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster niet heeft aangetoond dat de weigering van verweerster onredelijk was, vooral gezien het feit dat verzoekster niet in staat is gebleken om een beter betalende baan te vinden.
De rechtbank concludeert dat het minnelijk traject voor schuldeisers niet gunstiger is dan de wettelijke schuldsaneringsregeling en wijst het verzoek om een bevel tot instemming met de schuldregeling af. Verzoekster heeft aangegeven het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling te handhaven, indien het verzoek ex artikel 287a zou worden afgewezen. De rechtbank heeft besloten om hierover afzonderlijk vonnis te wijzen.