Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 20 juni 2017 waarbij Accord verlof is verleend RCT te dagvaarden in een versnelde bodemprocedure in octrooizaken (hierna: VRO-procedure);
- de dagvaarding van 29 juni 2017;
- de akte houdende overlegging producties ingediend op 21 februari 2018 met producties 1 tot en met 21;
- de conclusie van antwoord van 2 mei 2018 met producties 1 tot en met 63;
- de akte overlegging nadere producties van Accord van 8 augustus 2018 met producties 22 en 23;
- de akte overlegging nadere producties van RCT van 8 augustus 2018 met producties 64 tot en met 66;
- de akte overlegging reactieve producties van RCT van 7 september 2018 met producties 67 tot en met 72;
- het e-mail bericht van mr. Marcelis van 17 september 2018 waarin hij de rechtbank namens partijen bericht dat zij overeenstemming hebben bereikt over de hoogte van de redelijke en evenredige proceskosten;
- de brief van mr. Van Schijndel namens RCT van 25 september 2018, ingekomen per e-mail op die datum, met de aankondiging dat prof. dr. [… 1] als deskundige van de zijde van RCT bij de zitting aanwezig zal zijn;
- de brief van mr. Van Gardingen van 28 september 2018, ingekomen per e-mail op die datum, waarin hij namens Accord bezwaar maakt tegen (1) de bijlagen bij productie GP68, (2) productie GP71 en (3) de niet tijdig aangekondigde deskundige van RCT;
- de reactie op het bezwaar van S.C. Dack namens RCT, ingekomen per e-mail op 3 oktober 2018;
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan door partijen gehanteerde pleitnotities.
2.De feiten
Chemistryen/of
Biochemical and Biophysical Sciencesverbonden aan de UoH. Tijdens deze periode deed hij onderzoek naar een nieuwe klasse anticonvulsiva die hij
functionalized amino acids(FAA’s) noemde en leidde hij een onderzoeksgroep die zich daarop richtte.
Inventor’ van de
provisional applicationvan US 522 een overeenkomst met RCT getekend, waarin onder meer is bepaald:
assistant to the Vice Provost for Research and Graduate Studies’ van de UoH:
The specific activities of these compounds in the MES, scMet, and toxicity tests can be independently modulated by alteration of the substitution pattern at the α-carbon atom, the N-acyl, and the N-amido moieties."
masters-thesisgeopenbaard getiteld ‘
2-Substituted-2-acetamido-N-benzylacetamides. Synthesis, Spectroscopic and Anticonvulsant Properties’ (hierna: ‘ Le Gall ’). Le Gall was een student van Kohn. In deze scriptie beschrijft hij onderzoek waarbij hij een aantal verbindingen heeft gesynthetiseerd en (een deel daarvan) heeft getest op anti-convulsieve eigenschappen met het oog op de behandeling van epilepsie. Een van de gesynthetiseerde verbindingen wordt aangeduid als ‘107e' en is gelijk aan het racemisch mengsel van lacosamide. De verbinding 107e is niet getest op anti-convulsieve eigenschappen, noch op neurotoxische eigenschappen. In tabel 35 van Le Gall is de structuurformule van 107e vermeld:
The more lipophilic methoxy ether 107e has not been evaluated yet. The close structural analogy of this compound with 86b suggest that this adduct may have good anticonvulsant
Interestingly, the D-enantiomer of 68a was thirteen times more active than the L-isomer when tested orally in mice in the MES seizure test [1] . A comparable difference in activity was also noted for the two stereoisomers of 68b.”
Dean’van zijn faculteit:
Strategies in Antiepileptic Drug Development: Is Rational Drug Design Superior to Random Screening and Structural Variation?". De auteur was prof. [F] , een drug development wetenschapper op het gebied van anti-epileptica. Het artikel bevat een breed overzicht van anticonvulsiva en hun ontwikkeling, maar noemt het onderzoek van Kohn naar FAA's niet.
11. It is my understanding that there was no standard practice across UH regarding the
I do not remember the exact date of my dissertation defence, but it took place before
9. I note here that, whether or not specific confidentiality issues arise, as a matter of
11. It was the usual practice in the UH Chemistry Department to conduct dissertation
4. As I explained to [… 2] when they first raised these queries, I do not recall that I ever had a formal contract of employment with UH. Certainly I do not have a copy of such a document in my possession and nor do I remember signing one. Similarly, I do not recall signing a copy of the Technology Agreement (or any similar document) and I do not have one in my records.”
Ordervan Lord Justice Kitchin van 4 april 2018 is bepaald dat Accord geen hoger beroep in kan stellen van de beslissing dat het octrooi – mits er sprake is van een geldige prioriteit – inventief is.
dissenting opinion, dat het parallelle Amerikaanse octrooi geen inventiviteit ontbeert en geldig is.
3.Het geschil
A. alle conclusies van het Nederlandse deel van EP 289 vernietigt;
B. ABC 300376 vernietigt;
C. met veroordeling van RCT in de redelijke en evenredige proceskosten.
4.De technische achtergrond
Protective Index(PI), zoals deze wordt genoemd, is de neurotoxische dosis van een geneesmiddel voor 50% van de populatie (de TD50) gedeeld door de minimale werkzame dosis voor 50% van de populatie (de ED50). Een hoge PI is te verkiezen boven een lage, omdat dit aangeeft dat een aanzienlijk hogere dosis van een geneesmiddel moet worden genomen om de neurotoxische drempel te bereiken dan de dosis die nodig is om het therapeutisch effect te verkrijgen. Fenytoïne heeft een PI van 6,9. Tenslotte wordt nog rekening gehouden met de LD50: de mediane lethale dosis als maat voor de relatieve veiligheid.
5.De beoordeling
Bevoegdheid
Deanvan de faculteit (zie 2.24) blijkt dat Kohn heeft verzocht om de dissertatie van Choi nog niet openbaar te maken in verband met een octrooiaanvrage, terwijl uit de catalogus gegevens van de bibliotheek van de UoH (zie 2.24) blijkt dat catalogisering in die bibliotheek pas in juni 1996 heeft plaatsgevonden.
equitable title) bij de UoH berustten, omdat Kohn in dienst was van de UoH.
equitable interest) bij de UoH berustte eerst vast te stellen welk recht van toepassing is op deze vraag. Op grond van het, gelet op het temporele toepassingsbereik, toepasselijke EEG-Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (EVO), is het recht van de staat Texas (waaronder mede federaal recht van de Verenigde Staten van Amerika) als zijnde het recht van de staat waarmee de door Accord gestelde verbintenis het nauwst is verbonden, van toepassing op die vraag.
In US federal law there is a basic presumption that, absent an assignment of rights to the contrary, the inventor owns his invention and related patent rights.” [deskundige 2] verklaart: (in randnummer 53 van Annex III.a bij EP 21, onderstreping toegevoegd door de rechtbank): “
At this point, I consider that a US court would conclude that there is a clear chain of written legal title from inventor to assignee, which indicated that the assignee, Research Corporation Technologies, Inc. (RCT), became legal title holder to the invention, the provisional application and any right of priority to foreign patents. To overcome thisprima facie case, a US court would require evidence contradicting thisclearly documented chain of title by showing that the inventor had previously conveyed legal title to some other person or entity.” Deze verklaringen duiden er op dat Accord de stelplicht en bewijslast draagt van een overdracht van rechten aan de UoH door Kohn, voorafgaand aan de overeenkomst van 4 februari 1997.
Each Inventor is obligated to assign his or her rights, title and interest in the Invention and Provisional Application to the Institution or its designee” waarbij ‘
Institution’ is gedefiniëerd als de UoH. Dat de UoH een equitable interest had verkregen, kan echter niet zonder meer worden afgeleid uit een overweging daarover die is opgenomen in een overeenkomst waarbij de UoH, zo betoogt Accord ook zelf, geen partij was. Uit deze overweging blijkt hoogstens dat Kohn en RCT in de veronderstelling verkeerden dat Kohn gehouden was de uitvinding over te dragen aan de UoH (of diens
designee). Zoals de deskundige van Accord, prof. [deskundige 1] , heeft verklaard, is er voor overdracht van een equitable title een “
clear and unmistakeable act of assignment” vereist. Welke
act of assignmentKohn jegens de UoH heeft verricht en waarom die “
clear and unmistakeable” zou zijn, heeft Accord in deze procedure echter niet gesteld.
clear and unmistakeable act of assignmental voldoende is dat Kohn jegens RCT heeft verklaard dat hij gehouden was zijn aanspraken over te dragen aan de UoH, valt bovendien niet in te zien dat een dergelijke vormvrije overgang niet tevens heeft plaatsgevonden tussen de UoH en RCT. De
act of assignmentzou dan immers bestaan uit de verklaring van Kohn jegens een derde, in combinatie met eerdere onderlinge gedragingen ten aanzien van andere uitvindingen door Kohn en zijn onderzoeksgroep. Ook in de verhouding tussen de UoH en RCT was er sprake van jarenlange onderlinge gedragingen, waaruit eveneens een impliciete
act of assignmentopgemaakt kan worden. De UoH had eerdere octrooiaanvragen van Kohn en zijn onderzoeksgroep ook aan RCT ter exploitatie overgedragen. De door RCT aangedragen feiten en omstandigheden tonen aan dat de UoH bekend was met de voorbereidingen voor de aanvraag voor WO 861 door RCT. Dat blijkt in ieder geval uit de in 2.10 weergegeven correspondentie tussen RCT en de UoH, waarin melding wordt gemaakt van een brief van 10 januari 1997 waarin RCT de UoH op de hoogte heeft gesteld van de voorgenomen octrooiaanvraag voor WO 861. Gesteld noch gebleken is van enig verzet op enig moment door de UoH tegen de aanvraag van het onderhavige octrooi. Onder deze omstandigheden zou de
equitable titledie de UoH zou hebben verkregen, ook weer vormvrij zijn overgegaan aan RCT door de onderlinge gedragingen en omstandigheden van het onderhavige geval. Prof. [deskundige 2] spreekt in dit verband van een
implied-in-fact contract.
pointers, aldus Accord. RCT bestrijdt dat Le Gall op de prioriteitsdatum een ‘promising springboard’ naar de uitvinding vormde en meer algemeen dat de
problem and solution approach(PSA) de juiste toets vormt om in deze zaak de inventiviteit van EP 289 te beoordelen.
closest prior art. De selectie van de
closest prior artbevat echter inherent
hindsight, omdat men met kennis van de uitvinding de
closest prior artselecteert. Op de prioriteitsdatum hoefde dat voor de vakman echter in het geheel geen reëel uitgangspunt te zijn. Uiteindelijk is het de vraag of de uitvinding voor de vakman voor de hand lag ten opzichte van het geheel van de stand van de techniek [10] .
closest prior art,gezien in de context van de gehele stand van de techniek, geen reëel uitgangspunt is. De rechtbank is van oordeel dat Le Gall niet aangemerkt kan worden als een goed uitgangspunt om de inventiviteit van EP 289 te beoordelen, omdat dat document, althans de beschrijving van verbinding 107e daarin, op de prioriteitsdatum geen
promising springboardvormde, ook al is het een publicatie die betrekking heeft op hetzelfde vakgebied en hetzelfde probleem, terwijl het de meeste structurele kenmerken heeft die gelijk zijn aan de conclusies van het octrooi. Daarvoor is het volgende redengevend.
all five-membered ring heteroaromatic analogues of 68b proved highly active in the MES seizure test.”
General Conclusionsof in het
Abstractvan zijn scriptie.
peer reviewedwas, kon Le Gall ook gemakkelijker speculeren over positieve verwachtingen van 107e, zonder daaraan overigens duidelijke conclusies te verbinden. Accord wijst er op dat de resultaten van Le Gall deels zijn gepubliceerd in latere artikelen in
peer reviewedtijdschriften. Dat betekent echter nog niet dat daarbij ook de informatie over 107e in die artikelen is gepubliceerd en
peer reviewedwas op de prioriteitsdatum. Dat dat wel zo is, is gesteld noch gebleken.