ECLI:NL:RBDHA:2019:5408

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
19/1114 RK 09/711073-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging en de gevolgen van ongewenstverklaring voor repatriëring naar Marokko

Op 28 mei 2019 heeft de Rechtbank Den Haag in de zaak van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1987, de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar toegewezen. De terbeschikkinggestelde is tot ongewenst vreemdeling verklaard en moet terugkeren naar Marokko, waar echter geen passende zorgvoorzieningen beschikbaar zijn. De rechtbank constateert dat de terbeschikkinggestelde vanwege zijn verblijfsstatus en weigering tot medewerking aan repatriëring niet in aanmerking komt voor verlof. Hoewel er momenteel geen uitzichtloze situatie is, voorziet de rechtbank dat dit kan veranderen als de ongewenstverklaring in stand blijft en er geen passende repatriëring mogelijk is. Dit kan leiden tot een schending van het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM in samenhang met artikel 5 EVRM. De rechtbank benadrukt dat de sleutel tot het doorbreken van de patstelling ligt bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

De rechtbank heeft de vordering op 14 mei 2019 behandeld, waarbij de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, de officier van justitie mr. C.A.M. Eijgenraam en deskundige [psycholoog 1] aanwezig waren. De kliniek adviseert tot verlenging van de terbeschikkingstelling, gezien de schizofrenie van de terbeschikkinggestelde en het risico op gewelddadig gedrag bij beëindiging van de maatregel. De rechtbank concludeert dat de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist, en dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk is voor zowel de beveiliging van de maatschappij als de behandeling van de terbeschikkinggestelde. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: 09/711073-12
Raadkamernummer: 19/1114
Beslissing van de rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, op de vordering van de officier van justitie van 15 maart 2019 om de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar te verlengen, in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in [kliniek] ,
(hierna: de terbeschikkinggestelde),
die bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 30 januari 2015 ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. Deze maatregel is voor het laatst bij beslissing van deze rechtbank van 23 mei 2017 met twee jaar verlengd, welke beslissing door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 2 november 2017 is bevestigd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken die zijn vermeld in de bijlage.

De procedure

De rechtbank heeft de vordering op 14 mei 2019 ter zitting behandeld.
De terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, is gehoord. Tevens is de officier van justitie mr. C.A.M. Eijgenraam gehoord.
Daarnaast is [psycholoog 1] , klinisch psycholoog bij de kliniek, als deskundige gehoord.

Het advies van de kliniek

De kliniek adviseert tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar. Uit het verlengingsadvies blijkt dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan schizofrenie van het gedesorganiseerde type. Deze stoornis komt bij de terbeschikkinggestelde tot uiting in onder meer formele denkstoornissen, een sterke mate van initiatiefloosheid, sociaal terugtrekgedrag en emotionele vlakheid. Hij lijkt zich voor weinig te interesseren en komt (zonder aansporing) tot bijna niets. Er is sprake van een progressief beloop, welke met medicatie zoveel mogelijk wordt tegengegaan.
In een eerdere fase was sprake van verminderd functioneren. Na verhoging van de medicatie leek het beter te gaan met de terbeschikkinggestelde. Er werd door hem meer contact gezocht en onderhouden. In september 2018 was opnieuw sprake van een achteruitgang in zijn functioneren, waarbij de negatieve symptomen van de schizofrenie nadrukkelijker aanwezig waren. Opnieuw is besloten de dosering van de medicatie te verhogen.
Met de zorg die de terbeschikkinggestelde op dit moment krijgt, is het risico op gewelddadig gedrag laag tot matig. Bij het wegvallen van alle zorg en ondersteuning is dat risico op de korte termijn matig tot hoog en op de lange termijn hoog.
Het ontbreekt de terbeschikkinggestelde aan ziekte-inzicht. Hoewel hij zijn medicatie volgens de afspraken inneemt, ziet hij hier niet het belang van in en denkt hij zelfs dat het de medicatie is waar hij ziek van wordt. Zonder medicatie neemt de achterdocht fors toe, en kan hij agressief reageren. Het sociale netwerk van de terbeschikkinggestelde is zeer betrokken, maar begrijpt de stoornis van de terbeschikkinggestelde onvoldoende.
De terbeschikkinggestelde is tot ongewenst vreemdeling verklaard. Hij is uitgeprocedeerd in Nederland en dient terug te keren naar Marokko. Uit onderzoek door CTP Veldzicht is gebleken dat er in Marokko geen passende voorziening beschikbaar is voor de terbeschikkinggestelde. Een korte klinische opname en medicatie zijn beschikbaar. Een voorziening die chronische psychiatrische patiënten, zoals de terbeschikkinggestelde, langdurig kan opnemen is er niet. Ook heeft de terbeschikkinggestelde geen familie in Marokko die de (na-)zorg voor hem op zich kan nemen. Het is dan ook niet mogelijk om een repatriëringsplan op te stellen voor de terbeschikkinggestelde op basis waarvan hij op een veilige en verantwoorde wijze kan terugkeren naar Marokko.
De terbeschikkinggestelde heeft vanwege zijn verblijfsstatus niet de mogelijkheid om op verlof te gaan. Een voorwaarde voor verlof is dat de terbeschikkinggestelde instemt met repatriëring en dat is niet het geval.
De kliniek is van plan de terbeschikkinggestelde voor zoveel mogelijk te stabiliseren om te zien wat nodig is voor een eventuele repatriëring, waarbij de familie van de terbeschikkinggestelde zal worden betrokken. Eventueel zal een aanvraag voor begeleid verlof worden gedaan. Al met al is langer dan een jaar nodig voor de behandeling en om een gedegen repatriëringsplan op te kunnen stellen.
Deskundige [psycholoog 1] heeft in aanvulling op het advies ter zitting naar voren gebracht dat ten aanzien van de repatriëring naar Marokko sprake is van een patstelling. De terbeschikkinggestelde kan vanwege zijn ongewenstverklaring niet in Nederland resocialiseren, maar de repatriëring is vooralsnog onmogelijk. In ieder geval moet worden afgewacht tot welk resultaat de herzieningsprocedure ten aanzien van de ongewenstverklaring leidt. Mocht de ongewenstverklaring in stand blijven, dan zou in Nederland de longstay-afdeling uiteindelijk overblijven. Bij een eventuele uitstroom uit de TBS zal bij voortdurende ongewenstverklaring de terbeschikkinggestelde uiteindelijk in de illegaliteit belanden. Dit is gelet op zijn toestandsbeeld zeer onwenselijk. Pas als de terbeschikkinggestelde een rechtmatige verblijfsstatus zou krijgen, kan hem passende zorg worden geboden.

Het advies van de psychiater en de psycholoog

De pro justitia rapportages van [psychiater] , psychiater, en [psycholoog 2] , psycholoog, komen in de kern overeen met het advies van de kliniek. Beide rapporteurs adviseren de maatregel te verlengen met twee jaar.

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde

De raadsman heeft ter zitting naar voren gebracht dat aan alle voorwaarden voor toewijzing van de vordering is voldaan. De raadsman heeft nadrukkelijk gewezen op de - op de langere termijn - dreigende disproportionaliteit van de maatregel, vanwege de uitzichtloosheid van de terbeschikkingstelling bij ongewenstverklaring zoals in deze zaak.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaar.

Het oordeel van de rechtbank

Indexdelict
De maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd vanwege poging tot doodslag, zijnde een misdrijf dat was gericht tegen en gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
Stoornis en herhalingsgevaar
Op grond van de adviezen stelt de rechtbank vast dat de stoornis van de terbeschikkinggestelde nog steeds aanwezig is. Daarnaast komt in de adviezen naar voren dat de kans op herhaling bij de onmiddellijke beëindiging van de maatregel onverminderd groot is.
Verlenging
Gelet op de adviezen en de in raadkamer door de deskundige gegeven toelichting daarop, is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist en dat de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaren moet worden verlengd.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
De terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege heeft het doel primair de maatschappij te beveiligen en subsidiair behandeling van de terbeschikkinggestelde opdat het recidivegevaar beheersbaar wordt en de terbeschikkinggestelde in de maatschappij kan terugkeren. Die beveiliging van de maatschappij ziet behalve op de Nederlandse maatschappij ook op de maatschappij in het land waarnaar, zoals in deze zaak, repatriëring wordt onderzocht.
Op grond van het advies en van hetgeen ter zitting door de deskundige is verklaard ten aanzien van de situatie in Marokko stelt de rechtbank vast dat de mogelijkheid van repatriëring, met zowel oog voor beveiliging van de maatschappij in Marokko als voor behandeling van de terbeschikkinggestelde, op dit moment niet passend is. Daarbij is ook van belang dat nog niet duidelijk is tot welk resultaat de herzieningsprocedure ten aanzien van de ongewenstverklaring van de terbeschikkinggestelde leidt. Gelet op met name deze onduidelijkheid kan naar het oordeel van de rechtbank nog niet worden gesproken van een uitzichtloze situatie, zodat de maatregel op dit moment nog proportioneel is.
De rechtbank voorziet echter dat dit op enig moment anders zal zijn, bijvoorbeeld indien de ongewenstverklaring van de terbeschikkinggestelde in stand blijft en er geen passende repatriëring naar Marokko beschikbaar is. Immers, op grond van het bepaalde in artikel 2, zesde lid onder a van de Verlofregeling TBS komt de terbeschikkinggestelde in dat geval niet in aanmerking voor verlof. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft al bij beslissingen van bijvoorbeeld 4 juli 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:4877, en 30 oktober 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8328, geconstateerd dat deze bepaling op gespannen voet staat met een van de wettelijke doelstellingen van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, namelijk behandeling van de veroordeelde en de voorbereiding van diens terugkeer in de maatschappij. Verloven maken een essentieel onderdeel uit van de behandeling en resocialisatie.
Zolang de terbeschikkinggestelde blijft verkeren in de geschetste patstelling - ongewenst verklaard en geen mogelijkheid tot repatriëring - en zolang geen aanpassing van de Verlofregeling TBS plaatsheeft, zal op de langere termijn een uitzichtloze situatie voor de terbeschikkinggestelde dreigen, waarin sprake kan zijn van schending van het discriminatieverbod van artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in samenhang met artikel 5 van het EVRM. Zoals eerder door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vastgesteld, ligt de sleutel tot doorbreking van de bestaande patstelling in handen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
In het licht van het voorgaande, met name van de overweging dat op dit moment de maatregel nog immer proportioneel is, zal deze met twee jaren worden verlengd.

De toepasselijke wetsartikelen

Deze beslissing is gebaseerd op de artikelen 38d en artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar.
Aldus beslist te Den Haag door:
mr. E.J. van As, voorzitter,
mr. D.A.C. Koster, rechter,
mr. J. Montijn, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. W. Braaksma, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2019.

Bijlage

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 30 januari 2015 waarbij de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege werd gelast;
  • de beslissing van de Rechtbank Den Haag van 23 mei 2017 waarbij de terbeschikkingstelling laatstelijk met twee jaar is verlengd;
  • de beslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 juni 2017 waarbij voornoemde beslissing van de Rechtbank Den Haag is bevestigd;
  • het verlengingsadvies van de kliniek van 5 februari 2019;
  • de wettelijke aantekeningen ten aanzien van de periode 11 januari 2017 tot en met 12 september 2018;
  • de adviezen op grond van artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van [psycholoog 2] , psycholoog, van 2 januari 2019 en [psychiater] , psychiater, van 3 januari 2019;
  • de vordering van de officier van justitie, ingekomen op 15 maart 2019.