ECLI:NL:RBDHA:2019:5375

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
27 mei 2019
Zaaknummer
C/09/572092 / FA RK 19-2950
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige kinderen in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar twee minderjarige kinderen naar de regio Utrecht. De moeder, die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld is, stelde dat zij vanwege haar huidige situatie en de noodzaak om een nieuwe woning te vinden, met de kinderen wilde verhuizen. De vader van de kinderen verzette zich tegen deze verhuizing, omdat hij vreesde dat dit zijn rol als ouder zou ondermijnen en de frequentie van het contact met de kinderen zou verminderen.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen. De moeder heeft aangevoerd dat zij in de regio Utrecht sneller een sociale huurwoning kan vinden en dat de verhuizing noodzakelijk is voor haar toekomst na de scheiding. De vader heeft echter betoogd dat de moeder niet voldoende heeft aangetoond dat er geen mogelijkheden zijn om in de huidige woonplaats een woning te vinden en dat de verhuizing schadelijk zou zijn voor de kinderen, die sterk geworteld zijn in hun huidige omgeving.

De rechtbank oordeelde dat de moeder onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de noodzaak van de verhuizing en dat de verhuizing de rol van de vader zou aantasten. De rechtbank benadrukte het belang van gelijkwaardig ouderschap en de noodzaak voor beide ouders om betrokken te blijven bij de opvoeding van de kinderen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de moeder afgewezen, met de opmerking dat zij zich moet inspannen om een woning en werk te vinden in de regio waar de kinderen zijn opgegroeid.

Uitspraak

Rechtbank [woonplaats]
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 19-2950
Zaaknummer: C/09/572092
Datum beschikking: 4 juni 2019

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 17 april 2019 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. N. Nuwenhoud te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.A.C. Spoormans te Amsterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift.
Op 7 mei 2019 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat en de vader met zijn advocaat. Van de zijde van de moeder en van de zijde van de vader zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

  • De vader en de moeder zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 2013 te [huwelijksplaats] .
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
[minderjarige 1] geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats]
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2016 te [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 21 december 2018 is bij wijze van voorlopige voorzieningen bepaald – voor zover hier van belang –:

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht om haar vervangende toestemming te verlenen, in plaats van de vereiste toestemming van de vader, om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verhuizen naar de regio Utrecht, bestaande uit de gemeenten Bunnik, De Bilt, De Ronde Venen, Houten, IJsselstein, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Vianen, Wijk bij Duurstede, Woerden en Zeist, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

De moeder wil met de kinderen in de zomervakantie van 2019 van [woonplaats] naar de regio Utrecht verhuizen. Volgens de moeder bestaat de noodzaak om te verhuizen. Zij kan naar verwachting tot maximaal zes maanden na de echtscheiding in de echtelijke woning blijven wonen. De moeder wil zich voorbereiden op haar nieuwe leven na de echtscheiding en zij wil voorkomen dat zij met de kinderen op straat komt te staan. De moeder wil voor september 2019 een nieuwe woning hebben, zodat de kinderen zo min mogelijk worden belast. Als de moeder voor september een nieuwe woning wil hebben, dan moet zij nu gaan reageren op huurwoningen. De moeder heeft verder verklaard dat zij aangewezen is op een sociale huurwoning omdat zij geen inkomen heeft anders dan het kindgebonden budget en kinderalimentatie. De moeder staat in de regio Utrecht langer ingeschreven voor een sociale huurwoning dan in de regio [woonplaats] . Zij zal in de regio Utrecht dus sneller een sociale huurwoning kunnen krijgen.
De moeder heeft naar voren gebracht dat niet te verwachten is dat zij op korte termijn een inkomen zal genereren waarmee zij in aanmerking komt voor een huurwoning in de vrije sector. De moeder heeft tijdens het huwelijk voor de kinderen gezorgd. Sinds 2013 heeft zij slechts tien maanden gewerkt. De moeder heeft dus een groot gat in haar CV en het is voor haar lastig om aan een baan te komen. Verder wil de moeder parttime werken tijdens de schooluren zodat zij haar werk kan combineren met de zorg voor de kinderen. Hierdoor worden de mogelijkheden om een baan te vinden beperkt, aldus de moeder. In de afgelopen periode heeft de moeder negen keer gesolliciteerd maar dit heeft tot niets geleid. Verder heeft de moeder verklaard dat ook indien zij wel een parttime baan vindt, zij waarschijnlijk nog steeds te weinig inkomen zal hebben om in aanmerking te komen voor een huurwoning in de vrije sector.
De moeder heeft gesteld dat de verhuizing naar de regio Utrecht geen gevolgen hoeft te hebben voor de frequentie van de voormeld vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) tussen de kinderen en de vader. De moeder doet een voorstel voor een zorgregeling waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 16.00 uur en elke woensdag uit school tot 16.00 uur bij de vader zijn. Dit is vergelijkbaar met de bij beschikking van 21 december 2018 vastgestelde voorlopige zorgregeling. Volgens de moeder is deze regeling passend gelet op de zorgverdeling tijdens het huwelijk. Daarnaast blijkt uit de ontwikkelingspsychologie dat het voor jonge kinderen belangrijk is om zo veel mogelijk bij de primaire verzorger te verblijven, aldus de moeder. Een uitgebreide zorgregeling met de vader is niet goed voor de hechting van de kinderen.
Verder heeft de moeder benadrukt dat zij wil beginnen aan haar eigen leven. De kinderen zijn jong en zij zullen zich makkelijk kunnen aanpassen aan een nieuwe omgeving. Volgens de moeder zal de verstandhouding tussen de ouders mogelijk ook verbeteren door een verhuizing naar de regio Utrecht.
De vader heeft zich verzet tegen de verhuizing van de moeder met de kinderen naar de regio Utrecht. De vader vermoedt dat de moeder het verzoek enkel doet om uitbreiding van de zorgregeling te dwarsbomen. De vader wil graag gelijkwaardig ouderschap. Het kan dus niet zo zijn dat (met name) de moeder de kinderen opvoedt. Tijdens het huwelijk hebben beide ouders de kinderen verzorgd. Sinds de ouders uit elkaar zijn, marginaliseert de moeder de rol van de vader. De vader wil dat zijn gelijkwaardige ouderrol wordt hersteld. Indien de moeder met de kinderen naar de regio Utrecht verhuist, biedt de moeder ook geen compensatie ten aanzien van de zorgregeling. Het contact tussen de vader en de kinderen zal substantieel minder en kwalitatief slechter worden. De vader zal geen verzorgende ouder meer zijn die in de buurt is maar een weekendvader. De vader zal de kinderen dan nog minder zien. De kinderen wordt ook de mogelijkheid ontnomen om zelfstandig van de ene naar de andere ouder te gaan.
De vader heeft daarnaast gesteld dat er geen noodzaak bestaat om te verhuizen. De moeder kan voorlopig nog in de echtelijke woning blijven. Deze tijd kan zij gebruiken om te zoeken naar een woning in de omgeving waarin de kinderen zijn gehecht. De moeder heeft ook niet aangetoond dat zij heeft geprobeerd om een woning in de regio [woonplaats] te vinden. Volgens de vader heeft de moeder voldoende mogelijkheden om hier een huurwoning te vinden. De vader wil de moeder ook helpen bij het zoeken van een woning. Daarnaast is de moeder niet per se aangewezen op een sociale huurwoning, aldus de vader. Zij kan op zoek gaan naar een betaalde baan. De moeder heeft een hbo-opleiding afgerond. Zij moet met haar capaciteiten zo aan de slag kunnen. De moeder laat ook niet zien dat zij heeft gesolliciteerd, aldus de vader. Volgens de vader weegt het belang van de kinderen om een vader in de buurt te hebben zwaarder dan het belang dat de kinderen altijd thuis door de moeder kunnen worden opgevangen. De vader heeft verklaard dat als de moeder in de buurt blijft wonen, hij de kinderen ook vaker kan opvangen.
De vader heeft verder naar voren gebracht dat de moeder de verhuizing niet heeft doordacht en voorbereid. Zij weet niet naar welke gemeente zij gaat verhuizen en naar welke school en opvang de kinderen zullen gaan. Ook is de vader van mening dat de kinderen sterk in [woonplaats] zijn geworteld. Zij gaan hier naar school en hebben er hun vriendjes en vriendinnetjes. Het is schadelijk voor de kinderen tijdens de scheiding uit hun vertrouwde omgeving te worden weggehaald.
Artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter kunnen worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad (Hoge Raad, 13 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2363) volgt, dat – in het geval tevens een echtscheidingsprocedure tussen partijen aanhangig is – niet zonder meer vervangende toestemming voor verhuizing mag worden verleend. De rechtbank zal in de afweging moeten betrekken dat er een risico is dat de mogelijkheden om in het kader van de echtscheiding te komen tot een ouderschapsplan waarbij een gelijkwaardige uitvoering van het ouderschap wordt nagestreefd, door een verhuizing op basis van vervangende toestemming wordt doorkruist.
De rechtbank is van oordeel dat het uitgangspunt is dat de ouders na de echtscheiding gelijkwaardig ouderschap met betrekking tot de verzorging en opvoeding van de kinderen behouden. Het is de rechtbank uit de stukken en ter zitting gebleken dat de ouders van mening verschillen over wat gelijkwaardig ouderschap inhoudt en hoe de zorg voor de kinderen tussen de ouders moet worden verdeeld. Vast staat dat de ouders in de voorlopige voorzieningenprocedure (in ieder geval tot 1 april 2019) zijn overeengekomen dat de voorlopige zorgregeling inhoudt dat de kinderen in de ene week op woensdag van 12.00 uur tot 18.30-18.45 uur bij de vader zijn en van zaterdag 10.00 uur tot zondag 16.00 uur. In de andere week zijn de kinderen van dinsdag 17.00 uur tot woensdag 17.00 uur bij de vader. Daarnaast zijn de ouders overeengekomen dat de vader de kinderen iedere vrijdagochtend naar school brengt. Gelet op deze voorlopige zorgregeling en het uitgangspunt van gelijkwaardig ouderschap, is de rechtbank van oordeel dat als moeder met de kinderen naar Utrecht verhuist, de rol van de vader zou worden aangetast. De zorg voor de kinderen zal anders worden doordat hij niet meer in de nabijheid van de kinderen woont. Hij zal bijvoorbeeld veel minder contact met de school van de kinderen en andere sociale activiteiten in de buurt van de kinderen kunnen hebben.
De rechtbank begrijpt de wens van de moeder om naar de regio Utrecht te verhuizen en daar een nieuw leven op te bouwen. De rechtbank is echter van oordeel, zoals ook ter zitting reeds is aangegeven, dat de moeder de noodzaak om te verhuizen, na betwisting, onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat de moeder onvoldoende heeft laten zien dat het voor haar niet mogelijk is om in de regio [woonplaats] een huis te vinden. De rechtbank acht hierbij mede van belang dat zij eveneens onvoldoende heeft onderbouwd dat het haar niet zal lukken om in de regio [woonplaats] een baan te vinden en inkomen te genereren, waarmee zij vervolgens een huurwoning (al dan niet in de vrije sector) zou kunnen betalen. Het verzoek van de moeder is te veel gericht op de huidige situatie waarin zij geen werk heeft en waarbij zij bij het zoeken van een baan beperkende criteria hanteert.
Nu een verhuizing van de moeder en de kinderen naar de regio Utrecht de rol van de vader en de zorg van de vader voor de kinderen zal beperken en de moeder de noodzaak van de verhuizing onvoldoende heeft onderbouwd, wijst de rechtbank het verzoek van de moeder af. De rechtbank acht het van belang dat de ouders in het kader van de echtscheiding komen tot goede afspraken om invulling te geven aan een gelijkwaardig ouderschap. De rechtbank merkt nog op dat het de moeder vrij staat om een nieuw leven op de bouwen na de echtscheiding. Dit nieuwe leven hangt echter samen met het leven van de kinderen en de rol die vader hierin speelt. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het op de weg van de moeder ligt om zich in te spannen om een baan en een woning te vinden in de regio waarin de kinderen zijn opgegroeid.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van de moeder af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, M.J.C. Dijkstra en S.M. Westerhuis-Evers , kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Lagerwerf als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juni 2019.