ECLI:NL:RBDHA:2019:5253
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen van Nigeriaanse gezinsleden en de verantwoordelijkheid van Italië onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van een Nigeriaans gezin, bestaande uit een moeder, haar minderjarige kinderen en een vader. De asielaanvragen zijn ingediend op 2 december 2018, maar zijn door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van deze aanvragen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft op 15 mei 2019 de zitting gehouden, waarbij de eisers, bijgestaan door hun gemachtigde, en een tolk aanwezig waren. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat Italië verantwoordelijk is voor de asielaanvragen, omdat de eisers daar eerder verzoeken om internationale bescherming hebben ingediend. De eisers hebben betoogd dat het terugnameverzoek van de staatssecretaris onzorgvuldig was, omdat belangrijke informatie over de kwetsbaarheid van het gezin niet was opgenomen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris niet verplicht was om deze informatie te vermelden, aangezien het niet relevant was voor de beoordeling van de verantwoordelijkheid van Italië.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen reden is om aan te nemen dat Italië zijn verplichtingen niet nakomt, en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing blijft. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.