ECLI:NL:RBDHA:2019:5253

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
NL19.8861 en NL19.8863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Nigeriaanse gezinsleden en de verantwoordelijkheid van Italië onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van een Nigeriaans gezin, bestaande uit een moeder, haar minderjarige kinderen en een vader. De asielaanvragen zijn ingediend op 2 december 2018, maar zijn door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van deze aanvragen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft op 15 mei 2019 de zitting gehouden, waarbij de eisers, bijgestaan door hun gemachtigde, en een tolk aanwezig waren. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank overweegt dat Italië verantwoordelijk is voor de asielaanvragen, omdat de eisers daar eerder verzoeken om internationale bescherming hebben ingediend. De eisers hebben betoogd dat het terugnameverzoek van de staatssecretaris onzorgvuldig was, omdat belangrijke informatie over de kwetsbaarheid van het gezin niet was opgenomen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris niet verplicht was om deze informatie te vermelden, aangezien het niet relevant was voor de beoordeling van de verantwoordelijkheid van Italië.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen reden is om aan te nemen dat Italië zijn verplichtingen niet nakomt, en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing blijft. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.8861, NL19.8863
v-nummers: [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1] , eiser 1

[naam 2], eiseres 1
alsmede de minderjarige kinderen;
[naam 3], eiser 2
[naam 4]eiseres 2
Hierna gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. J.E. de Poorte),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 15 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroepen ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL19.8862 en NL19.8864, plaatsgevonden op 9 mei 2019. Eiseres 1 is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers. Als tolk is verschenen H. Abdulla. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers stellen de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Zij hebben op 2 december 2018 een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de asielaanvragen van eisers, omdat zij op 1 september 2017 daar verzoeken om internationale bescherming hebben ingediend. Op 27 december 2018 heeft verweerder Italië verzocht om eisers terug te nemen. Italië heeft niet tijdig gereageerd en is daarom op grond van artikel 25, tweede lid, van de Dublinverordening [1] verantwoordelijk geworden.
3. Eisers hebben zich ten eerste op het standpunt gesteld dat verweerder het terugnameverzoek onzorgvuldig heeft opgesteld, omdat verweerder geen juiste en volledige informatie aan de Italiaanse autoriteiten heeft verstrekt. Verweerder heeft immers niet in zijn verzoek tot terugname opgenomen dat eiseres destijds hoogzwanger was, en dat het gezin nu ook bestaat uit een pasgeboren baby.
Ten tweede hebben eisers gesteld dat verweerder op basis van artikel 17 van de Dublinverordening gebruik had moeten maken van zijn discretionaire bevoegdheid om hun asielaanvragen alsnog aan zich te trekken, omdat ten aanzien van Italië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eisers stellen dat er, door de invoering van het Salvini-decreet [2] , systematische tekortkomingen zijn ontstaan in de Italiaanse opvangvoorzieningen. Met name eisers, als kwetsbaar gezin, lopen hierdoor een reëel risico op behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [3] .
Ter onderbouwing van deze stelling verwijzen eisers naar het rapport van AIDA [4] , waaruit blijkt dat personen die bij een fictief claimakkoord terugkeren naar Italië, pas bij aankomst op de Italiaanse luchthaven te horen krijgen waar zij opvang kunnen krijgen. De mogelijkheid bestaat dan dat eisers ver moeten reizen, zonder instructies over de geschikte vervoersmiddelen daarnaartoe. Uit het rapport blijkt ook dat Dublin-terugkeerders kunnen worden geweigerd tot de opvangvoorzieningen waar zij eerder verbleven. De eerstelijnsopvang die dan nog wordt geboden is niet geschikt voor eisers, omdat de opvanglocaties niet geschikt zijn voor pasgeborenen, en er geen diensten voor kwetsbare gezinnen worden verleend. Verweerder heeft eerder de praktijk gehanteerd dat gezinnen met minderjarige kinderen niet worden overgedragen aan Italië.
Subsidiair stellen eisers dat hun beroep dient te worden aangehouden tot uitspraken zijn gedaan door de meervoudige kamers van deze rechtbank, zittingsplaatsen Utrecht en Den Bosch, omdat de inhoud van deze beroepszaken vergelijkbaar is met het beroep van eisers.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Nu de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) recentelijk meerdere uitspraken heeft gedaan over Italië en het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van ook kwetsbare Dublin-terugkeerders, ziet de rechtbank geen aanleiding het beroep van eisers aan te houden tot na de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaatsen Utrecht en/of Den Bosch.
5. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het terugnameverzoek niet onvolledig is geweest. Uit artikel 23, vierde lid, van de Dublinverordening volgt dat verweerder slechts gehouden is die informatie in het terugnameverzoek te vermelden die de aangezochte lidstaat in staat stelt om te beoordelen of hij krachtens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen. De informatie dat eiseres hoogzwanger was ten tijde van het opstelling van het terugnameverzoek, is niet relevant voor de Italiaanse autoriteiten ter vaststelling van de verantwoordelijkheid. Verweerder heeft daarom hier geen melding van hoeven maken in het terugnameverzoek. Verder heeft verweerder ter zitting nog aangevuld dat de Italiaanse autoriteiten, voordat de daadwerkelijke overdracht plaatsvindt, op de hoogte zullen worden gesteld van alle relevante gezinsinformatie.
6. Niet in geschil is dat Italië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eisers. In geschil is of verweerder op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de asielaanvragen van eisers alsnog aan zich had moeten trekken. De rechtbank overweegt dat verweerder er in beginsel van uit mag gaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen ten opzichte van eisers nakomt. Het ligt daarom op de weg van eisers om aan te tonen dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
7. De Afdeling heeft in de uitspraken van onder andere 19 december 2018 [5] , 27 februari 2019 [6] , en 8 april 2019 [7] bevestigd dat verweerder ten aanzien van Italië nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan, en dat eisers in Italië toegang zullen krijgen tot adequate zorg en opvang. De Afdeling heeft daarbij overwogen dat het Salvini-decreet vooralsnog niet ertoe heeft geleid dat er structurele tekortkomingen zijn ontstaan in de opvangomstandigheden en de asielprocedure, en evenmin dat asielzoekers zonder meer een reëel risico lopen op behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld dat eisers algemene informatie over de omstandigheden in de opvanglocatie, dezelfde dan wel vergelijkbaar is met de informatie die is meegewogen door de Afdeling in de bovengenoemde uitspraken, en daarom niet kan leiden tot een ander oordeel. Dat eisers pas bij aankomst in Italië te weten zullen komen bij welke opvanglocatie zij zich moeten melden, is onvoldoende voor de conclusie dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
Verweerder heeft ook terecht overwogen dat er geen sprake is van een situatie zoals in de zaak Tarakhel [8] , omdat niet langer onduidelijk is of bij gezinnen met minderjarige kinderen de gezinseenheid wordt bewaard. In de ‘Circular Letter’ van 8 januari 2019 hebben de Italiaanse autoriteiten immers gegarandeerd dat adequate opvang wordt geboden, en dat fundamentele rechten, waaronder de gezinseenheid en de bescherming van minderjarigen, wordt gerespecteerd.
Voor zover eisers betogen dat Italië zich niet houdt aan de Opvangrichtlijn [9] , heeft verweerder terecht verwezen naar het arrest van het Europees Hof van de Rechten van de Mens, K.R.S. tegen het Verenigd Koninkrijk [10] , van 2 december 2008. Indien Italië zich ten opzichte van eisers niet houdt aan zijn verplichtingen, dienen eisers zich hierover te beklagen bij de (hogere) Italiaanse autoriteiten.
8. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Mentink, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.Italiaans wetsdecreet nr. 113/2018, van 5 oktober 2018
3.Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
4.Asylum Information Database landenrapport van 16 april 2019
8.Arrest van het Europees Hof van de Rechten voor de Mens van 4 november 2014, Tarakhel t. Zwitserland, 29217/12
9.Richtlijn 2013/33/EU
10.ECLI:NL:XX:2008:BG9802, JV 2009/41