ECLI:NL:RBDHA:2019:5207
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van scholingsuitgaven in de inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie betreffende de aftrekbaarheid van scholingsuitgaven door eiseres, een registeraccountant. Eiseres had in haar aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2016 een verzamelinkomen van € 26.948 aangegeven, inclusief een aftrek van scholingsuitgaven van € 2.333. De Belastingdienst heeft echter deze scholingsuitgaven niet in aftrek toegelaten, wat leidde tot een aanslag op een verzamelinkomen van € 29.457. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Belastingdienst handhaafde zijn standpunt over de scholingsuitgaven.
De rechtbank oordeelde dat artikel 6.27 van de Wet IB 2001 een limitatieve opsomming geeft van de scholingsuitgaven die voor aftrek in aanmerking komen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat de door haar opgevoerde uitgaven voldeden aan de voorwaarden voor aftrek. De rechtbank verwierp ook de vergelijking die eiseres maakte met de kosten die piloten maken voor het behoud van hun brevet, omdat ook deze kosten alleen aftrekbaar zijn onder specifieke voorwaarden.
Daarnaast werd de belastingrente die aan eiseres in rekening was gebracht, bevestigd, omdat de aangifte na de deadline van 1 april was ingediend. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden voor de aftrekbaarheid van scholingsuitgaven en de noodzaak voor belastingplichtigen om aan te tonen dat hun uitgaven voldoen aan de wettelijke eisen.