ECLI:NL:RBDHA:2019:5197

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
22 mei 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 5136
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitbetaling plusuren na ontslag en de rechtsgeldigheid van de registratie in TIM versus Joost-XL

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam bij de gemeente Westland, en het college van burgemeester en wethouders van Westland. Eiseres had verzocht om eervol ontslag per 1 mei 2017 en om uitbetaling van plusuren die zij in de jaren 2015 en 2016 had gemaakt. Het primaire besluit van 18 april 2017 verleende haar ontslag, maar weigerde de uitbetaling van de plusuren. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, wat leidde tot een gegrondverklaring van het bezwaar voor wat betreft de eindafrekening van openstaande verlofuren, maar de overige verzoeken werden ongegrond verklaard.

Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij zij aanvoerde dat de weigering om de plusuren uit te betalen onterecht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wijzigingen in de registratie van uren per 1 januari 2015 niet duidelijk waren gecommuniceerd en dat eiseres de plusuren in het verkeerde systeem (TIM) had geregistreerd, terwijl dit volgens de nieuwe werkwijze in Joost-XL had moeten gebeuren. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat eiseres vooraf afspraken had gemaakt met haar leidinggevende over het maken van de plusuren, en dat de weigering om deze te verrekenen geen schending van de Ambtenarenwet inhield.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de beslissing van verweerder om de plusuren niet uit te betalen rechtmatig was. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie over wijzigingen in arbeidsvoorwaarden en de noodzaak om aan de nieuwe registratieprocedures te voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/5136

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2019 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Westland, verweerder

(gemachtigde: mr. G.G.E.A. Frederix-Gianotten).

Procesverloop

Bij besluit van 18 april 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres op haar verzoek met ingang van 1 mei 2017 eervol ontslag verleend op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling (CAR). Na de laatste werkdag van eiseres worden haar resterende verlofuren berekend. De uitbetaling of inhouding daarvan vindt in de maand juni 2017 plaats. De overige verzoeken zoals gedaan in het ontslagverzoek van
13 april 2017 worden niet gehonoreerd.
Bij besluit van 14 juni 2018 is het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard voor wat betreft de eindafrekening van de openstaande verlofuren. Er zullen nog 50,53 verlofuren worden uitbetaald. Voor het overige wordt het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2019. Eiseres is verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts is verschenen [A], voormalig teammanager bij de gemeente Westland.

Overwegingen

1.1.
Eiseres is vanaf 1 januari 2006 werkzaam geweest bij de gemeente Westland, laatstelijk
als bestemmingsplanjurist bij de afdeling/team Ruimte, Omgeving en Veiligheid/ Stedenbouw en Bestemmingsplannen.
1.2.
Eiseres heeft bij brief van 13 april 2017 verzocht om eervol ontslag per 1 mei 2017. Zij
heeft voorts, onder meer, verzocht om plusuren die zij in de jaren 2015 en 2016 heeft gemaakt en zijn gefiatteerd, uit te betalen.
1.3.
Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres op haar verzoek met ingang van
1 mei 2017 eervol ontslag verleend op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de CAR. Na de laatste werkdag van eiseres worden haar resterende verlofuren berekend. De uitbetaling of inhouding daarvan vindt in de maand juni 2017 plaats. De overige verzoeken zoals gedaan in het ontslagverzoek van 13 april 2017, waaronder de uitbetaling van plusuren, worden niet gehonoreerd.
1.4.
Eiseres heeft bij brief van 23 april 2017 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Het
bezwaar ziet niet op het verleende ontslag, maar wel op de weigering om haar overige verzoeken te honoreren.
1.5.
Bij besluit van 4 mei 2017 is eiseres medegedeeld dat is vastgesteld dat zij een tegoed
heeft van 103,96 niet opgenomen verlofuren, ter waarde van € 2.952,15 bruto. Dit bedrag wordt aan haar uitbetaald in de maand juni 2017.
1.6.
De Commissie bezwaarschriften Westland (de commissie) heeft op 10 augustus 2017
een advies uitgebracht terzake van het bezwaar van eiseres. De commissie heeft het besluit van 4 mei 2017 - dat ziet op de vaststelling van een uit te betalen tegoed aan wettelijke- en bovenwettelijke verlofuren - bij haar beoordeling betrokken, nu zij meent dat voldoende samenhang bestaat met het primaire besluit. Geadviseerd is om het bezwaar, voor zover dit is gericht tegen het besluit van 4 mei 2017, gegrond te verklaren en nog over te gaan tot uitbetaling van 50,53 verlofuren. Met betrekking tot het bezwaar, voor zover dit is gericht tegen het primaire besluit, is vermeld dat eiseres haar verzoek om opschoning van haar personeelsdossier heeft ingetrokken. Voor wat betreft de afwijzing van teruggave van verloren gegane verlofuren over 2015 en 2016 en de weigering om plusuren over deze jaren uit te betalen, is geadviseerd om het primaire besluit te handhaven.
2. Bij besluit van 14 juni 2018 is het bezwaar van eiseres, met een vergoeding van de kosten van bezwaar, gegrond verklaard voor wat betreft de eindafrekening van de openstaande (wettelijke en bovenwettelijke) verlofuren. Er zullen nog 50,53 verlofuren worden uitbetaald. Voor het overige wordt het bezwaar ongegrond verklaard.
3. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat het geschil thans is beperkt tot de weigering om 532 in 2015 en 2016 gemaakte plusuren uit te betalen. Zij heeft ter onderbouwing van haar gronden onder meer stukken overgelegd die zij van verweerder heeft verkregen naar aanleiding van haar verzoeken in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
4. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit bevoegdelijk namens verweerder door de clusterdirecteur Bedrijfsvoering is genomen. Dit brengt mee dat geen antwoord hoeft te worden gegeven op de door eiseres opgeworpen vraag of het primaire besluit wel bevoegdelijk is genomen. Voor zover daarvan sprake zou zijn, kan, volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad, uitspraak van 8 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:677), een aan het primaire besluit klevend bevoegdheidsgebrek immers geacht worden te zijn geheeld, indien de beslissing op bezwaar op correcte wijze door of namens het bevoegde orgaan is genomen.
5.1.
Met ingang van 1 januari 2015 is bij de gemeente het prikkloksysteem Atimo afgeschaft. Vanaf dat moment wordt, volgens verweerder, de werkwijze gehanteerd dat met de leidinggevende vóóraf afspraken moeten worden gemaakt over het maken van plusuren en het bijschrijven daarvan in het verlofregistratiesysteem Joost-XL. Daarnaast is sinds jaren het Time Information Management (hierna: TIM) in gebruik, dat bij deze gemeente wordt gebruikt voor andere dan rechtspositionele doeleinden. Verweerder heeft ter zitting uiteengezet dat vooraf over de wijzigingen is gesproken met de medezeggenschap en dat aan de wijzigingen ruime bekendheid is gegeven, zoals tijdens de nieuwjaarsreceptie en door leidinggevenden tijdens werkoverleggen.
5.2.
De rechtbank volgt het standpunt van eiseres dat de wijzigingen per 1 januari 2015 niet duidelijk bekend zijn gemaakt niet. Uit de hierna genoemde, door eiseres overgelegde stukken, blijkt het tegendeel.
Allereerst blijkt uit het besluit van het college van 9 december 2014 met betrekking tot de beëindiging tijdregistratie via Atimo en de vaststelling van de Regeling Arbeidsduur en Vakantieverlof 2015 dat plus- en minuren, ook in situaties waarin dit substantieel aan de orde is, per 1 januari 2015 in de nieuwe verlofmodule van E-HRM geregistreerd en goedgekeurd kunnen worden. Dit gebeurt altijd in onderling overleg tussen de leidinggevende en de medewerker. Voor de communicatie over dit besluit worden verschillende instrumenten gehanteerd. Publicatie vindt plaats via www.overheid.nl, PO&O Toppings (december 2014) en intranet (onderdeel Daisy).
De medewerkers van de gemeente zijn vervolgens geïnformeerd door middel van de maandelijkse nieuwsbrief van het management, MT tunes 05-2014, die per e-mailbericht op
12 december 2014 is verspreid. In deze MT tunes is aangekondigd dat met de komst van de nieuwe verlofmodule afscheid wordt genomen van de prikklok. In de nieuwe cultuur van ‘eigentijds werken’ worden vóóraf afspraken gemaakt met de teamleider. Als voorbeeld is vermeld dat daarmee wordt voorkomen dat de teamleider voor de verrassing komt te staan dat een medewerker opeens 60 uur in een week heeft geklokt in plaats van de 30 uur van zijn aanstelling. Er worden vooraf afspraken gemaakt over het takenpakket. In principe moeten de uren van de aanstelling voldoende zijn om het werk te doen. Vermeld is voorts dat het weleens een periode druk kan zijn en dat in een week meer uren worden gemaakt. Dan neem je de week erna een paar uur vrij en dat hoeft niet te worden geregistreerd. Dat gaat in goed vertrouwen en in overleg. Ook in de nieuwsbrief van personeelszaken voor de medewerkers, PO&O Toppings van december 2014, zijn de diverse wijzigingen die per
1 januari 2015 ingaan bekend gemaakt. Onder meer is vermeld dat eventuele plusuren worden gemaakt na overleg met én goedkeuring van de leidinggevende. Ook wordt in overleg bepaald of je deze plusuren registreert én opneemt via de verlofmodule in Joost-XL. De voorkeur wordt gegeven aan het ‘Werken vanuit vertrouwen’. Dit betekent dat je dan de plusuren niet hoeft te registreren. De Regeling Arbeidsduur en Vakantieverlof (2015) is daarnaast gepubliceerd op www.overheid.nl. Niet betwist is dat de wijzigingen ook zijn besproken tijdens de nieuwjaarsreceptie en tijdens werkoverleggen.
Het standpunt van eiseres dat geen afspraken gemaakt behoefden te worden met de leidinggevende over het maken van plusuren wordt niet gevolgd. Uit genoemde MT tunes en PO&O Toppings volgt juist dat over het (structureel) maken van plusuren en ook over de registratie daarvan vóóraf afspraken dienen te worden gemaakt. De vermelding in de PO&O Toppings dat plusuren niet behoefden te worden geregistreerd, geldt, gelet ook op de uitleg in MT tunes, duidelijk alleen in het geval dat sprake is van een beperkt aantal plusuren. Daarbij wordt het voorbeeld genoemd dat als door drukte in een week meer uren worden gemaakt, de week daarna een paar uur vrij wordt genomen
5.3.1.
Uit de bij 5.2. genoemde stukken volgt verder dat eventuele registratie van plusuren, nadat voor het maken daarvan toestemming is verleend, dient plaats te vinden in Joost-XL.
Niet in geschil is dat eiseres de plusuren in TIM heeft geregistreerd. Pas in februari 2017 heeft zij de uren opgevoerd in Joost-XL. Eiseres heeft gesteld dat TIM is bedoeld om het aantal gewerkte uren, zoals overwerk, te kunnen verantwoorden voor de interne bedrijfsvoering en dat de leidinggevende TIM-lijsten met daarop haar plusuren ook heeft geaccordeerd. Verweerder heeft toegelicht dat TIM niet verbonden is geweest met het prikkloksysteem en dat TIM enkel is bedoeld voor het toeschrijven van uren aan producten, zodat de personele kosten konden worden doorbelast.
5.3.2.
In artikel 3 van de Regeling Tijdschrijven Gemeente Westland is bepaald dat TIM alleen wordt gebruikt voor het doel waarvoor dit systeem in het leven is geroepen, welk doel is omschreven in artikel 2 van deze regeling.
In artikel 2 van deze regeling is bepaald dat de regeling ten doel heeft het inzichtelijk maken van welke uren aan welke producten worden besteed ten behoeve van planning en sturing door het management.
Ingevolge artikel 1 van deze regeling wordt onder producten verstaan: producten die zijn afgeleid van het in de programma’s van de programmabegroting opgenomen productenoverzicht.
De rechtbank volgt het standpunt van eiseres ter zitting dat de in artikel 2 van deze regeling bedoelde planning en sturing ook personele planning en sturing kan betreffen, niet. Dit volgt niet uit de doelstelling van de regeling. Uit de e-mail van de leidinggevende aan eiseres en andere medewerkers met het verzoek om TIM bij te werken in verband met de afsluiting TIM 2015 blijkt dat de registratie van belang wordt geacht voor de kostendekkendheid van producten en projecten. Aan de zinsnede in de mededeling op Daisy van 29 november 2012 dat het tijdschrijven in TIM “anderzijds is bedoeld om het aantal gewerkte uren, verlof, overwerk en dergelijke te kunnen verantwoorden voor de interne bedrijfsvoering” kan niet de door eiseres gewenste waarde worden gehecht, nu daarbij uitdrukkelijk is vermeld dat het gaat om de doorberekening van de bestede uren aan een bepaald project. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat TIM mede voor rechtspositionele doeleinden werd gebruikt. De accordering van de TIM-lijsten met de plusuren van eiseres door de leidinggevende moet dan ook louter worden gezien in het kader van de doelstelling van TIM en niet in het kader van rechtspositionele aangelegenheden. Eiseres heeft in de accordering door de leidinggevende dan ook geen instemming met maken van de plusuren en de omvang daarvan mogen zien. Bovendien kon het eiser, gelet op het hetgeen hierboven onder punt 5.2 is overwogen, voldoende duidelijk zijn dat plusuren diende te worden geregistreerd in Joost-XL.
5.4.
Eiseres stelt dat verweerder, op grond van de in artikel 125ter van de Ambtenarenwet genoemde verplichting om zich als een goed werkgever te gedragen, de plusuren had dienen te verrekenen in de lijn van artikel 8 van het Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland houdende afspraken over werktijden (de Werktijdenregeling 2017).
De rechtbank overweegt dat er geen aanknopingspunten zijn dat eiseres, conform de geldende werkwijze per 1 januari 2015, vooraf afspraken heeft gemaakt met haar toenmalige leidinggevende over het maken van de (honderden) plusuren. Niet gebleken is voorts dat sprake was van een situatie waarin de leidinggevende ervan op de hoogte was dat eiseres in genoemde omvang plusuren maakte en dit heeft toegestaan. Tijdens het beoordelingsgesprek op 19 oktober 2015, het gesprek in maart 2016 en het functioneringsgesprek op 7 juni 2016 heeft eiseres de plusuren niet aan de orde gesteld. Dit had wel in de rede gelegen, nu wel aan de orde is geweest dat eiseres een druk takenpakket had en dat de leidinggevende meende dat dit, in vergelijking met het pakket van de collega’s van eiseres, in proportie was. Eerst tijdens het functioneringsgesprek op 17 november 2016 heeft eiseres gesteld dat zij 50 tot 60 uur per week werkte. De leidinggevende heeft daarop te kennen gegeven dat dit niet van eiseres wordt verlangd en dat haar werkvoorraad naar behapbare proporties moet worden teruggebracht. Bij eiseres zijn drie projecten weggehaald. Eiseres heeft bovendien de gestelde plusuren over 2015 en 2016, waarvan het aantal door verweerder wordt betwijfeld, eerst in februari 2017 geregistreerd in Joost-XL. Tegen de achtergrond van het vorenstaande kan niet gezegd worden dat de weigering om plusuren te verrekenen in de lijn van de Werktijdenregeling 2017 een schending van de norm van artikel 125ter van de Ambtenarenwet inhoudt.
6. Het beroep wordt ongegrond verklaard.
7. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van
A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.