In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met het doel 'nareis'. Eiseres, een Syrische vrouw, had een aanvraag ingediend om naar Nederland te komen om bij haar echtgenoot, referent, te wonen. De aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat verweerder niet aannemelijk achtte dat er sprake was van een rechtsgeldig huwelijk tussen eiseres en referent. Verweerder concludeerde dat het huwelijk een schijnhuwelijk was, gebaseerd op verschillende documenten en verklaringen die niet als geloofwaardig werden beschouwd.
Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat zij wel degelijk een huwelijksrelatie met referent had en dat de afwijzing van de aanvraag onterecht was. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres in overweging genomen, waaronder de bekrachtiging van het huwelijk door een shariarechtbank en de inschrijving in de Syrische burgerlijke stand. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag niet kon standhouden, omdat er voldoende bewijs was voor de rechtsgeldigheid van het huwelijk.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en dient het betaalde griffierecht te worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.