ECLI:NL:RBDHA:2019:4665
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot continuering opvangvoorzieningen in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 april 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiseres, een Iraakse vrouw, en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiseres had een verzoek ingediend om haar opvangvoorzieningen te continueren, nadat haar asielaanvraag op 4 november 2015 was afgewezen. Het COA heeft dit verzoek op 8 mei 2018 afgewezen, waarop eiseres beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 11 april 2019 heeft eiseres haar standpunten toegelicht, waarbij zij onder andere verwees naar een medische noodsituatie die zou ontstaan bij beëindiging van de opvang.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat zij bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, ondanks dat eiseres eerder een beroep had ingesteld dat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State was doorgezonden. De rechtbank heeft ook de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat eiseres voldoende procesbelang had, omdat zij wilde laten beoordelen of zij ten onrechte leefgeldbedragen was geweigerd.
De rechtbank heeft vervolgens de argumenten van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek beoordeeld. Eiseres stelde dat de opvangvoorzieningen niet hadden mogen eindigen op basis van de Vreemdelingenwet en dat er een acute medische noodsituatie was. De rechtbank oordeelde echter dat de medische situatie van eiseres niet zodanig was dat het onthouden van opvang zou leiden tot ernstige schade. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en de afwijzing van het COA bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.