ECLI:NL:RBDHA:2019:4653

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
NL19.1998
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een burger van Wit-Rusland, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft het onderzoek zonder zitting gesloten met toestemming van partijen.

Eiseres heeft op 31 oktober 2018 een asielaanvraag ingediend, mede namens haar minderjarige kinderen. Verweerder heeft vastgesteld dat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, aangezien de Litouwse autoriteiten eerder een Schengenvisum aan eiseres en haar kinderen hebben verleend. Eiseres betwist de overdracht aan Litouwen en stelt dat zij een risico loopt op indirect refoulement, en dat haar medische problematiek niet voldoende in acht is genomen.

De rechtbank oordeelt dat Litouwen in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiseres heeft niet voldoende onderbouwd dat er concrete feiten zijn die een ander oordeel rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat er geen aanvullende garanties van de Litouwse autoriteiten nodig zijn en dat er geen aanleiding is voor verweerder om de behandeling van de aanvraag aan zich te trekken. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.1998
V-nummers: [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en tevens een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is geregistreerd onder nummer NL19.1999.
De rechtbank sluit het onderzoek met toestemming van partijen zonder zitting [1] .

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] . Op 31 oktober 2018 heeft zij een asielaanvraag ingediend, mede namens haar minderjarige kinderen: [naam 2] , geboren op [geboortedatum 2] , en [naam 3] , geboren op [geboortedatum 3] . Allen zijn burger van Wit-Rusland.
2. Verweerder heeft de aanvraag in het bestreden besluit niet in behandeling genomen,
omdat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Uit onderzoek in het EU-Vis systeem is gebleken dat de Litouwse vertegenwoordiging in Minsk aan eiseres en haar kinderen een Schengenvisum heeft verleend. Dit visum was geldig van 22 oktober 2018 tot 21 januari 2019. Verweerder heeft Litouwen verzocht om eiseres over te nemen. De autoriteiten van Litouwen hebben op 8 januari 2019 laten weten op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening [2] verantwoordelijk te zijn voor de behandeling van het verzoek van eiseres om internationale bescherming en het verzoek te accepteren.
3. Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaat. Zij verzet zich tegen overdracht aan Litouwen. Zij vreest dat zij bij overdracht aan Litouwen een risico loopt op indirect refoulement. Verder betoogt eisers dat zij behoort tot een kwetsbare groep en dat rekening gehouden moet worden met haar medische problematiek.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Litouwen in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Met het claimakkoord van 8 januari 2019 hebben de Litouwse autoriteiten gegarandeerd om het verzoek van eiseres om internationale bescherming in behandeling te nemen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen.
5. Als uitgangspunt geldt dat ten aanzien van Litouwen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan – wat ook blijkt uit de uitspraak van de Afdeling [3] van 23 november 2016 [4] . Het is aan eiseres om concrete feiten en omstandigheden aan te dragen die aanknopingspunten kunnen bieden voor het oordeel dat dit anders is. Eiseres is daar met haar niet onderbouwde stelling dat sprake zal zijn van indirect refoulement, niet in geslaagd.
6. Er zijn, anders dan eiseres stelt, geen aanvullende garanties van de Litouwse autoriteiten nodig, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij tot een kwetsbare groep behoort. Het beroep op het arrest Tarakhel [5] van 4 november 2014 van het EHRM [6] slaagt niet, reeds omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de omstandigheden in Litouwen vergelijkbaar zijn met die in Italië.
7. De rechtbank stelt verder vast dat uit het overgelegde patiëntdossier van eiseres weliswaar blijkt dat er sprake is van medische problematiek, maar dat hieruit niet blijkt dat eiseres in Nederland onder specialistische behandeling staat of deze behoeft. Verder zijn er geen aanwijzingen dat Nederland het meest aangewezen land is om eiseres te behandelen.
8. Er was daarom geen aanleiding voor verweerder om de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.Verordening (EU) nr. 604/2013
3.de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
5.het arrest Tarakhel tegen Zwitserland, nr. 29217/12, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712
6.het Europees Hof voor de Rechten van de Mens