ECLI:NL:RBDHA:2019:4653
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een burger van Wit-Rusland, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft het onderzoek zonder zitting gesloten met toestemming van partijen.
Eiseres heeft op 31 oktober 2018 een asielaanvraag ingediend, mede namens haar minderjarige kinderen. Verweerder heeft vastgesteld dat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, aangezien de Litouwse autoriteiten eerder een Schengenvisum aan eiseres en haar kinderen hebben verleend. Eiseres betwist de overdracht aan Litouwen en stelt dat zij een risico loopt op indirect refoulement, en dat haar medische problematiek niet voldoende in acht is genomen.
De rechtbank oordeelt dat Litouwen in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiseres heeft niet voldoende onderbouwd dat er concrete feiten zijn die een ander oordeel rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat er geen aanvullende garanties van de Litouwse autoriteiten nodig zijn en dat er geen aanleiding is voor verweerder om de behandeling van de aanvraag aan zich te trekken. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.