ECLI:NL:RBDHA:2019:4648
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard wegens bescherming in Griekenland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die asiel aanvroeg in Nederland, had eerder in Griekenland bescherming gekregen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk, omdat eiser in Griekenland als vluchteling was toegelaten. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 11 april 2019 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden.
De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank baseerde haar oordeel op een brief van de Griekse autoriteiten, waarin werd bevestigd dat eiser en zijn gezin in Griekenland als vluchtelingen waren toegelaten. De rechtbank vond dat verweerder voldoende had aangetoond dat eiser een zodanige band met Griekenland had dat van hem kon worden verlangd daarheen terug te keren.
Eiser stelde dat de brief van de Griekse autoriteiten onvoldoende duidelijkheid gaf over zijn verblijfsstatus, maar de rechtbank verwierp dit argument. Ook de stelling van eiser dat hij vreesde voor de Turkse autoriteiten bij terugkeer naar Griekenland werd niet gevolgd, omdat hij deze vrees niet had onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven.