ECLI:NL:RBDHA:2019:4456
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing opvolgende asielaanvraag zonder nieuwe feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2019 uitspraak gedaan in een procedure over de aanvraag van eiser, een Guinese nationaliteit, voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had eerder een aanvraag ingediend die was afgewezen en diende op 21 augustus 2018 een opvolgende aanvraag in. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde deze aanvraag niet-ontvankelijk, omdat eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die zijn aanvraag konden onderbouwen. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 18 april 2019, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat eiser niet geloofwaardig had verklaard over het overlijden van zijn ouders en dat de overgelegde documenten, die hij ter ondersteuning van zijn aanvraag had ingediend, eerder hadden kunnen worden overgelegd. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om de authenticiteit van de documenten aan te tonen, vooral gezien het feit dat het ging om een opvolgende asielaanvraag.
De rechtbank concludeerde dat de documenten niet zonder onderzoek terzijde waren geschoven en dat verweerder terecht had opgemerkt dat eiser de documenten eerder had kunnen laten opstellen. Eiser's argument dat zijn leeftijd een verschoonbare reden was voor het niet eerder overleggen van de documenten, werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd melding gemaakt van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.