In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016. Eiseres ontving in 2016 een bijstandsuitkering van de gemeente en heeft in april 2017 haar aangifte IB/PVV ingediend. Na een wijziging van de aangifte, waarbij eiseres een lager bedrag aan bijstand aangaf, heeft de Belastingdienst een voorlopige aanslag opgelegd die resulteerde in een teruggaaf. Echter, op basis van de jaaropgave van de gemeente heeft de Belastingdienst de aanslag IB/PVV vastgesteld op een hoger bedrag, wat leidde tot het geschil.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst terecht is uitgegaan van de jaaropgave van de gemeente en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de jaaropgave onjuist was. Eiseres stelde ook recht te hebben op de jonggehandicaptenkorting, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet voldeed aan de voorwaarden van de Wet IB, omdat de door haar overgelegde beschikking betrekking had op de Participatiewet en niet op de Wet Wajong. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiseres af, inclusief de proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.