ECLI:NL:RBDHA:2019:4231

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
09-842210-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en phishingfraude met aanzienlijke schade voor slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met phishingfraude. De verdachte, samen met medeverdachten, heeft gedurende een periode van ongeveer vier maanden in 2014 op grote schaal bankrekeninggegevens van slachtoffers verkregen door zich voor te doen als medewerkers van de Rabobank. Slachtoffers werden telefonisch benaderd en verleid om hun inloggegevens en codes te verstrekken, waarna grote bedragen van hun rekeningen werden overgemaakt naar derden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een cruciale rol speelde in deze organisatie, waarbij hij verantwoordelijk was voor het selecteren van goederen en het aansteken van katvangers die de goederen opnamen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de forse overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij sommige vorderingen zijn toegewezen en andere zijn afgewezen wegens gebrek aan causaal verband met de bewezen feiten. De zaak benadrukt de impact van georganiseerde fraude op slachtoffers en de noodzaak van strenge straffen voor dergelijke misdrijven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842210-14
Datum uitspraak: 29 april 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[alias 11] [verdachte],
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ),
BRP- [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 6 juli 2017 (pro forma), 8, 9, 10 en 11 april 2019 (alle inhoudelijk) en 15 april 2019 (sluiting).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. Kortekaas en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. N.M. van Wersch naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 5 augustus 2013 heeft de Rabobank de politie in Den Haag gemeld dat een rekeninghouder slachtoffer was geworden van ‘phishing’. De rekeninghouder had zijn inloggegevens verstrekt aan een vrouw die zich voordeed als [alias] , medewerkster van de Rabobank. Vervolgens werden, zonder medeweten van de rekeninghouder, grote bedragen overgemaakt naar twee juweliers voor de aankoop van dure horloges. Het contact met de juweliers verliep per e-mail en telefoon met een vrouw die zich [alias] noemde. Bij een van de juweliers werden de betaalde horloges opgehaald door een vrouw die zich identificeerde als [medeverdachte 1] . De andere juwelier heeft het bestelde horloge uiteindelijk niet geleverd.
Toen sprake bleek te zijn van meerdere vergelijkbare gevallen, heeft de politie in samenwerking met de Rabobank nader onderzoek uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek, [onderzoeksnaam] genaamd, is gebruikgemaakt van verschillende opsporingsmethodieken, waaronder het afluisteren van telefoons en de inzet van een IMSI-catcher. Uit dit onderzoek zijn onder meer de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 5] naar voren gekomen.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn op 10 september 2013 op heterdaad aangehouden. [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 5] zijn op 7 mei 2014 aangehouden. [medeverdachte 3] is (in het [onderzoeksnaam] ) op 1 juni 2015 aangehouden.
Omdat in deze strafzaak sprake is van in totaal zes verdachten en de hierna volgende bewijsbeoordeling ook op de andere verdachten ziet, wordt voor de leesbaarheid van de bewijsbeoordeling hoofdzakelijk verwezen naar de verschillende verdachten met hun eigen naam, dus zonder (steeds) de aanduiding ‘de verdachte’ of ‘de medeverdachte’.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of en zo ja, in welke vorm, de verdachte betrokken was bij een of meer van deze phishing zaken.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig haar op schrift gesteld requisitoir, op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman primair aangevoerd dat niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte betrokken is geweest bij de oplichtingshandelingen zoals onder 1 ten laste is gelegd, omdat op basis van het dossier niet kan worden bewezen dat de telefoons met de nummers [telefoon nr.1] en [telefoon nr.2] toebehoorden aan of in gebruik waren bij de verdachte. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, gelet op de concrete rol die de verdachte heeft gespeeld in het strafbare feitencomplex, de feitelijke gedragingen van de verdachte niet kunnen worden gekwalificeerd als oplichtingshandelingen. De verdachte heeft zich immers niet met de oplichting zelf beziggehouden, maar is slechts behulpzaam geweest bij het verkrijgen en vervreemden van door misdrijf verkregen goederen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman naar voren gebracht dat, mocht de rechtbank bewezen verklaren dat sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, de rol die de verdachte daarin heeft gespeeld niet wezenlijk anders is dan die van [medeverdachte 3] , namelijk dat hij (slechts) contact heeft gehad met één of meer tussenpersonen en/of katvangers.
Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [medeverdachte 3] , afgelegd bij de politie, moet worden uitgesloten van het bewijs, omdat deze onbetrouwbaar zou zijn. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat [medeverdachte 3] aantoonbaar zou hebben gelogen over aantallen auto’s die hij heeft doorverkocht en over de manier waarop hij andere katvangers heeft leren kennen.
Op de specifieke (bewijs)verweren van de verdediging zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.4.1
Vrijspraak feit 1 (oplichting van meerdere personen/bedrijven)
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van oplichting.
Weliswaar bevat het dossier de nodige aanwijzingen dat [verdachte] betrokken was bij frauduleuze handelingen in de zaaksdossiers 18, 19, 22, 23, 24, 27, 28, 35, 37 en 38, maar het gaat dan met name om aanwijzingen van betrokkenheid bij de selectie van auto’s en/of het rekruteren en aansturen van katvangers. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat [verdachte] betrokken was bij het oplichten van rekeninghouders in de concrete zaaksdossiers zoals onder 1 tenlastegelegd, ook niet in de medeplegen variant.
3.4.2
Feit 2 (deelname aan een criminele organisatie)
De rechtbank legt de volgende feiten en omstandigheden ten grondslag aan haar oordeel.
Inleiding
Modus operandi
Zowel door de Rabobank [2] als door individuele rekeninghouders [3] is aangifte gedaan van oplichting en/of phishing. De modus operandi in het [onderzoeksnaam] zoals die uit de aangiftes van de Rabobank naar voren komt was – kort samengevat – als volgt.
Allereerst werden (in veel gevallen) uit naam van de Rabobank e-mails naar rekeninghouders verzonden, waarin stond vermeld dat een nieuwe update van het internetbankieren moest plaatsvinden, of dat er een beveiligingsrisico was omdat misbruik van hun internetbankieren-account werd gemaakt, of dat in verband met de invoering van de IBAN-code een nieuwe update uitgevoerd moest worden. Door op een link in de e-mail te klikken, kwamen slachtoffers op een website van ogenschijnlijk de Rabobank terecht.
Op deze site werd gevraagd (persoonlijke) gegevens in te vullen.
Nadat slachtoffers hun gegevens hadden ingevuld, werden zij gebeld door een beschaafd Nederlands sprekende vrouw, die zich voordeed als medewerkster van de Rabobank. In de telefoongesprekken vroeg de 'medewerkster' om de inlog- en signeercodes van het internetbankieren van de Rabobankrekening van de slachtoffers.
Nadat de codes waren verkregen, werd ingelogd op de Rabobankrekening van de slachtoffers en werd het saldo bekeken. Vervolgens zochten de fraudeurs op internet naar dure goederen, met name horloges en auto’s. Hierna werd door een vrouw per e-mail en/of per telefoon contact gelegd met een juwelier of een autohandelaar. De vrouw informeerde naar te koop aangeboden horloges of auto's en kondigde aan dat geld zou worden overgemaakt voor de aanschaf van deze goederen. Ook werd vermeld dat de betaalde goederen door een familielid, werknemer of iemand anders opgehaald zouden worden.
De rekeninghouders werden vervolgens opnieuw gebeld door de vrouw die zich voordeed als ‘medewerkster van de Rabobank’ met wie zij eerder contact hadden gehad. Weer werd om de inlog- en signeercodes gevraagd. Zodra die werden verkregen, werd ingelogd op de internetrekening van de slachtoffers en werd via een (spoed)overboeking geld overgemaakt naar de reeds benaderde juwelier of autohandelaar.
Na de overboeking werd weer contact opgenomen met de leveranciers om te verifiëren of het geld ontvangen was en om afspraken te maken met betrekking tot het ophalen van de bestelde en betaalde goederen.
Uit de aangiftes van de Rabobank blijkt voorts dat de bestelde en betaalde goederen kort na de overboeking werden opgehaald. De ophalers (ook wel katvangers genoemd) legitimeerden zich bij de juweliers.
Gebleken is dat er vanaf 14 november 2014 - nadat de branchevereniging van juweliers een waarschuwing had laten uitgaan naar hun leden - nauwelijks nog gebruik gemaakt werd van juweliers als ontvangers van het onrechtmatig overgeboekte geld. De werkwijze leek te zijn aangepast; verschillende autohandelaren hadden onrechtmatig overgeboekt geld ontvangen en in het contact met de autohandelaren werden de namen van slachtoffers gebruikt, in plaats van de namen die ook als werden gebruikt voor de ‘medewerkster van de Rabobank’. Bij de autohandelaren lieten de katvangers de bestelde en betaalde auto's op hun naam zetten. In enkele gevallen bleek geld te zijn overgemaakt voor de aanschaf van andersoortige goederen of werd het saldo direct overgeboekt naar bankrekeningen van katvangers.
Uit de aangiften van de Rabobank blijkt ook dat de rekeninghouders en leveranciers werden gebeld met telefoonnummers en telefoons die slechts voor een korte periode en voor specifieke onderdelen van de phishing activiteiten gebruikt werden. Soms werden ook katvangers aangestuurd met deze telefoons en telefoonnummers. [4]
Omvang [onderzoeksnaam]
In het [onderzoeksnaam] zijn 38 zaaksdossiers uitgewerkt, waarvan 27 zaken aan een of meer van de zes verdachten ten laste zijn gelegd. [5] Verder bevat het dossier een overzicht van 44 zaken die in het kader van het [onderzoeksnaam] niet tot een verdere uitwerking hebben geleid. [6] Ook bevat het dossier twee gevoegde zaken die aan de verdachten [medeverdachte 4] [7] en [medeverdachte 3] [8] ten laste zijn gelegd en waarin sprake is van een vergelijkbare modus operandi. In het onderzoek komen naast de nu vervolgde zes verdachten nog 18 katvangers voor. [9]
Gebruikte namen en e-mailadressen
Aangevers [aangever 1] [10] , [aangever 2] [11] , [aangever 3] [12] , [aangever 4] [13] en [aangever 5] [14] hebben verklaard dat zij werden gebeld door een vrouw die zich
[alias]noemde en zich voorstelde als medewerkster van de Rabobank.
Medewerkers van de juweliers [juwelier 1] en [juwelier 2] [15] , [juwelier 3] [16] , [juwelier 4] [17] , [juwelier 5] [18] , [juwelier 6] [19] , [juwelier 7] [20] en [juwelier 8] [21] hebben verklaard dat zij werden gemaild en/of gebeld door een vrouw die zich
[alias]noemde en die interesse in een of meer horloges toonde.
Medewerkers van juweliers [juwelier 9] [22] , [juwelier 10] [23] , [juwelier 11] [24] , [juwelier 12] [25] , [juwelier 13] [26] en [juwelier 14] [27] hebben verklaard dat zij werden gemaild en/of gebeld door een vrouw die zich
[alias 2]noemde en die interesse in een of meer horloges toonde.
Medewerkers van de juweliers [juwelier 15] [28] en [juwelier 16] [29] hebben verklaard dat zij werden gemaild en/of gebeld door een vrouw die zich
[alias 3]noemde en die interesse in een of meer horloges toonde.
[aangever 6] [30] , [aangever 7] [31] , [aangever 8] [32] , [aangever 9] [33] , [aangever 10] [34] , [aangever 11] [35] , [aangever 12] [36] , [aangever 13] [37] , [aangever 14] [38] , [aangever 15] [39] en [aangever 16] [40] werden gebeld door vrouw die zich
[alias 4]noemde en zich voorstelde als medewerkster van de Rabobank.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de gebruikte e-mailadressen. De hotmailadressen van [alias] , [alias 2] en [alias 3] werden benaderd vanaf hetzelfde IP-adres, dat was uitgegeven door UPC aan [medeverdachte 4] op haar toenmalige verblijfadres in Weesp. [41]
Dongel en laptop (Acer)
De e-mailadressen van [alias] , [alias 2] en [alias 3] van Huijgenbosch bleken verband te houden met [telefoon nr.3] en een toestel met [IMEI nummer 1] . [42] Dit laatste toestel is [taplijn 4] en bleek een Huawei dongel te zijn. [43] Uit de tapsessies bleek dat in de dongel meerdere simkaarten met telefoonnummers hebben gezeten. Ook kon de politie vaststellen dat met name zendmasten in Diemen en Haarlem werden aangestraald. [44] De dongel werd alleen gebruikt voor het surfen op internet; er werd gezocht naar dure horloges en auto’s. Ook werd er gezocht op de namen van enkele slachtoffers en werd regelmatig de site van de Rabobank bezocht. [45] Via de tap heeft de politie in april 2014 kunnen vaststellen dat de dongel in een Acer laptop zat, waarvan ook het serienummer via de tap werd gezien. [46] Net voordat de politie op 7 mei 2014 binnentrad in de woning aan de [adres 2] in Amsterdam , waar de verdachten [medeverdachte 5] , [verdachte] en [medeverdachte 4] werden aangetroffen, werd daar een laptop uit het raam gegooid. Deze laptop bleek hetzelfde serienummer te hebben als de Acer laptop waar de getapte dongel in heeft gezeten. [47] In de woning aan de [adres 2] werden twee dongels aangetroffen. Een dongel had het [IMEI nummer 1] . [48] Op deze dongel waren stickers bevestigd met de [telefoon nr.3] , [telefoon nr.4] en [telefoon nr.5] . [49] Het nummer [telefoon nr.4] bleek op 26 juni 2013 tweemaal contact te hebben gehad met [telefoon nr.6] en eenmaal op 7 augustus 2013 met [telefoon nr.7] . [50]
De harde schijf van de Acer laptop is onderzocht. [51] Op de harde schijf zijn onder meer (delen van) mailberichten aan juweliers en autodealers in de zaaksdossiers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 (2x), 9. 10. 11, 12, 13 (2x), 14, 15, 23 en 35 aangetroffen [52] , de naam [alias 2] [53] en ook nog kennelijke schermafbeeldingen van een notitie-app van een mobiele telefoon met daarop namen, adressen, rekeninggegevens en pasnummers [54] , waaronder de [naam 1] , die voorkomt in zaaksdossier 18. [55]
Zendmastgegevens
Het adres [adres 2] (in de [naam 4] ) valt binnen het bereik van de zendmast [adres 7] . [56]
Het adres [adres 8] valt binnen het bereik van de zendmasten [adres 4] en [adres 5] . [57] Ook valt dit adres binnen het bereik van de zendmast aan de [adres 12] . [58]
Telefoons en telefoonnummers
Bij de aanhouding van de verdachten [medeverdachte 5] , [verdachte] en [medeverdachte 4] is de woning [adres 2] doorzocht en zijn 27 telefoons aangetroffen en in beslag genomen. [59] Uit de aangiftes en de verklaringen van leveranciers waren ook al telefoonnummers naar voren gekomen. De politie heeft onderzoek gedaan naar de zendmastgegevens en historische verkeersgegevens van de aangetroffen telefoons en de daarin gebruikte en/of in verklaringen genoemde telefoonnummers. Op sommige nummers zijn taps gezet om gesprekken af te luisteren.
Onder meer de volgende telefoonnummers en telefoons komen in het onderzoek naar voren:
[telefoon nr.6]: werd gebruikt tussen 19 juni en 12 augustus 2013. Het nummer is alle dagen binnen het zendbereik van de zendmast [adres 7] gebleven. Met het nummer is gebeld naar de aangevers in de zaaksdossiers 1, 3, 5 en 7. [60] Het nummer belde op 26 juni 2013 tweemaal met [telefoon nr.4] , een nummer dat op de dongel stond vermeld. [61]
[telefoon nr.7]: werd gebruikt van 27 juli 2013 tot en met 12 augustus 2013. Het nummer is alle dagen binnen het zendbereik van de zendmast [adres 7] gebleven. Met het nummer is gebeld naar juweliers in de zaaksdossiers 1, 2, 4, 5, 6 en 7. [62]
[telefoon nr.8]: werd gebruikt van 13 augustus 2013 tot en met 23 augustus 2014. Het nummer is alle dagen binnen het zendbereik van de zendmast [adres 7] gebleven. Met het nummer is gebeld naar de aangevers in de zaaksdossiers 2, 6, 7 en 8 en naar een juwelier in zaaksdossier 2. [63]
[telefoon nr.9]: werd gebruikt in 2013. Met het nummer is gebeld naar juweliers in de zaaksdossiers 4, 8, 9 en 11 en naar de aangever in zaaksdossier 9. [64]
[telefoon nr.10 1]: is in gebruik geweest vanaf 8 oktober 2013 tot en met 30 oktober 2013. Op het nummer heeft een [taplijn 5] gelopen. De stem van de gebruikster is herkend als die van [medeverdachte 4] . [65] Het nummer is alle dagen binnen het zendbereik van de zendmast [adres 7] gebleven. Met het nummer is gebeld met juweliers in de zaaksdossiers 12 en 14 en in enkele overige oplichtingszaken die in het proces-verbaal van [onderzoeksnaam] niet zijn uitgewerkt. [66]
[telefoon nr.11]: Het nummer werd gebruikt van 17 december 2013 tot en met 10 januari 2014. Het nummer werd gebruikt in een blauwe Nokia telefoon met [IMEI nummer 2] , die werd aangetroffen bij de doorzoeking op de [adres 2] . [67]
Het nummer is alle dagen, m.u.v. 23 december 2013, binnen het zendbereik van de zendmast [adres 7] gebleven. [68] Met het nummer is gebeld met de autohandelaar in zaaksdossier 18. [69]
[telefoon nr.12]: Het nummer werd gebruikt van 17 december 2013 tot en met 10 januari 2014. Het nummer werd gebruikt in een blauwe Nokia telefoon met [IMEI nummer 2] , die werd aangetroffen bij de doorzoeking op de [adres 2] . Het nummer is alle dagen binnen het zendbereik van de zendmast [adres 7] gebleven. [70] Met het nummer is op 7 januari 2014 tweemaal gebeld naar de aangever in zaaksdossier 12 en op 20 december 2013 met [aangever 17] (feit 4 voor [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] ). [71]
[telefoon nr.13] :Het nummer werd gebruikt van 5 tot en met 27 februari 2014. Uit de datagegevens op de getapte Huawei dongel [taplijn 4] ) bleek dat dit nummer werd opgegeven als contacttelefoonnummer voor de aankoop van horloges, soms met de naam [alias 3] . [72] Het nummer is afgeluisterd [taplijn 8] ) en werd gebruikt in een wit-zilverkleurige Samsung telefoon met [IMEI nummer 3] , die werd aangetroffen bij de doorzoeking op de [adres 2] . [73] Met het nummer is meermalen contact geweest met nummer [nummer 1] , dat toebehoorde aan [medeverdachte 3] . In tapgesprekken op 27 februari 2014 wordt door [medeverdachte 3] gesproken met een Nederlands sprekende vrouw en met een Engelstalige man die hij [alias 5] noemt. [74] Het toestel straalde zendmasten aan [adres 7] en [adres 4] en [adres 5] aan en is binnen de tapperiode binnen het bereik van de zendmast [adres 7] gebleven. [75] Met het nummer is gebeld met aangevers en/of leveranciers in zaaksdossiers 16, 17, 18, 19, 20, 21 en 26. [76]
[telefoon nr.15]: Het nummer is gebruikt tussen 27 februari 2014 en 12 maart 2014. Het nummer werd gebruikt in een zwarte Samsung telefoon met [IMEI nummer 5] , die werd aangetroffen bij de doorzoeking op de [adres 2] . [77] Het nummer is alle dagen, m.u.v. 27 februari 2014, binnen het zendbereik van de zendmast [adres 7] gebleven. [78] Met het nummer zijn aangevers in de zaaksdossiers 20, 21, 22, 23 en 26 en autohandelaren in de zaaksdossiers 20, 21, 22, en 23 gebeld. [79]
[telefoon nr.16]:werd gebruikt tussen 13 en 19 maart 2014. Het nummer werd gebruikt in een zwarte Samsung telefoon met [IMEI nummer 6] , die werd aangetroffen bij de doorzoeking op de [adres 2] . [80] Het toestel straalde zendmasten aan [adres 7] en [adres 4] en [adres 5] aan. [81] Met het nummer is driemaal contact geweest met nummer [nummer 1] , dat toebehoorde aan [medeverdachte 3] . [82] Met het nummer zijn aangevers in de zaaksdossiers 23, 24, 26 en 28 en autohandelaren in de zaaksdossiers 24 en 25 gebeld. [83]
[telefoon nr.17]: werd gebruikt tussen 13 maart en 8 april 2014. dit nummer werd gebruikt in een telefoon van een onbekend merk met [IMEI nummer 4] , die werd aangetroffen bij de doorzoeking op de [adres 2] . [84] Het toestel straalde zendmasten aan [adres 7] en [adres 4] en [adres 5] aan. [85] Met het nummer is de aangever in zaaksdossier 26 gebeld. [86]
[telefoon nr.18]: werd gebruikt tussen 20 en 25 maart 2014. Het nummer werd gebruikt in een Samsung telefoon met [IMEI nummer 7] , die werd aangetroffen bij de doorzoeking op de [adres 2] . [87] Ook [telefoon nr.10 2] heeft in het toestel gezeten. [88] Het toestel straalde zendmasten aan [adres 7] en [adres 5] aan. [89] Met het nummer zijn de aangevers in zaaksdossiers 26 en 28 gebeld en de autohandelaar in zaaksdossier 25. [90]
[telefoon nr.19]: is gebruikt van 25 maart tot en met 3 april 2014. Dit nummer werd genoemd door de aangeefster in zaaksdossier 26. [91] De historische verkeersgegevens zijn opgevraagd en onderzocht. Het toestel waar de simkaart met dit nummer in zat, straalde onder meer zendmasten [adres 4] en [adres 5] aan. [92] Het nummer heeft contact gehad met [telefoon nr. 17] dat toebehoorde aan [medeverdachte 3] . [93] Met het nummer is gebeld met aangevers in de zaaksdossiers 26, 28 en 37 en met autohandelaren in de zaaksdossier 26 en 27. [94]
[telefoon nr.20]: Het nummer werd gebruikt van 2 tot en met 11 april 2014. [95] Dit nummer werd gebruikt in een Nokia 105 telefoon met [IMEI nummer 16] , die werd aangetroffen bij de doorzoeking op de [adres 2] . [96] Het toestel straalde de zendmasten [adres 4] en [adres 5] aan. [97] Met het nummer werden aangevers in zaaksdossiers 21, 22, 23, 26, 29 en 36 gebeld. [98]
[telefoon nr.21]:werd gebruikt van 14 april tot en met 1 mei 2014. Dit nummer kwam naar voren in afgeluisterde gesprekken die gevoerd werden met een telefoonnummer van [medeverdachte 3] en werd vervolgens zelf getapt [taplijn 6] ). [99] Het nummer werd gebruikt in een Samsung E1200 telefoon met [IMEI nummer 8] , die werd aangetroffen bij de doorzoeking op de [adres 2] . [100] Het toestel straalde onder meer de zendmasten [adres 4] en [adres 5] aan. [101] Er zijn gesprekken afgeluisterd die een vrouw voerde met medeverdachten, waaronder [medeverdachte 3] , en ook met rekeninghouders van de Rabobank en met leveranciers. [102] De stem van de gebruikster is herkend als die van [medeverdachte 4] . [103] Met het nummer werden aangevers in zaaksdossiers 30 en 34 en de autohandelaar in zaaksdossier 30 gebeld. [104]
[telefoon nr.22]:werd gebruikt van 17 tot en met 28 april 2014. [105] Dit nummer kwam naar voren in afgeluisterde gesprekken die gevoerd werden met een telefoonnummer van [medeverdachte 3] en werd vervolgens zelf getapt [taplijn 7] ). [106] Het nummer werd gebruikt in een Samsung E1200 telefoon met [IMEI nummer 8] , die werd aangetroffen bij de doorzoeking op de [adres 2] . [107] Het toestel straalde onder meer de zendmasten [adres 4] en [adres 5] aan. [108] Met het nummer is gebeld naar de aangevers in zaaksdossiers 31 [109] en 32. [110]
[telefoon nr.23]:is gebruikt van 29 april tot en met 7 mei 2014. [111] Dit nummer werd gebruikt in een zwarte Samsung GT-E1180 telefoon met [IMEI nummer 9] , die werd aangetroffen bij de doorzoeking op de [adres 2] . [112] Op zowel de telefoon als de simkaart stonden sms-berichten die verband hielden met de zaaksdossiers 25, 33, 34, 35. [113] Met het nummer zijn aangevers in de zaaksdossiers 32 [114] , 33 [115] , 34 [116] en 37 [117] en een autohandelaar in zaaksdossier 34 [118] gebeld.
[telefoon nr.1]Tijdens de doorzoeking is een blauwe Samsung GT-E1200 aangetroffen met daarin een simkaart met het telefoonnummer [telefoon nr.1] . Op de simkaart staan sms-berichten die verband houden met enkele niet tenlastegelegde (‘overige’) oplichtingszaken in het [onderzoeksnaam] . [119] De politie heeft dit nummer afgeluisterd van 6 tot 19 mei 2014 [taplijn 9] ). [120] Het nummer had contact met het telefoonnummer [telefoon nr. 3] van [medeverdachte 3] . [121]
Gehanteerde terminologie
In de afgeluisterde gesprekken worden personen geregeld ‘ [alias 6] ’ of ‘ [alias 7] ’ genoemd. Deze termen zouden afkomstig zijn uit een Nigeriaans liedje ‘ [alias 6] your dollar’.
Het liedje gaat over de ‘419-scam’, waarmee gerefereerd wordt aan artikel 419 van het Nigeriaanse Wetboek van Strafrecht, dat het leegplukken van andermans rekening strafbaar stelt. [122]
Zo komt de term [alias 7] voor in de volgende gesprekken:
Gesprek tussen NN man [telefoon nr. 11] en [medeverdachte 3] op 16 april 2014:
[medeverdachte 3] : Hey? ..goed je te horen ik probeer iedereen te bereiken maar iedereen heeft zijn telefoon uit.
NN man [telefoon nr. 11] : Serieus??
[medeverdachte 3] : Ja! [alias 11] (fon). ik.uh hij vertelde me dat hij mij zou bellen maar ik wacht nog steeds. vanaf 1 uur al..
NN man [telefoon nr. 11] : hhmmm, ...
[medeverdachte 3] : Ja!, .. wat ben je aan het doen?!
NN man [telefoon nr. 11] : hmm .. niet al te veel .. morgen! ben je klaar voor morgen?!
[medeverdachte 3] : Jazeker maar uh ik heb het [alias 11] (fon) al gezegd dat ik euh niet meer met die andere man werk. [alias 15] .. (fon) weet Je? je moet de kosten voorschieten (cover the expenses)
NN man [telefoon nr. 11] : (onderbreekt [medeverdachte 3] ) Maak niet uit?! Ik wil niet weten met wie je werkt. als je iets hebt ... regel het zelf! .. ja?! Maar laat het op z'n minst aan CHOPPA (fon) weten ja?! (19:22:48)
[medeverdachte 3] : Ja? Ik heb mensen klaar staan ... lk heb mensen klaar staan?! Heb je iets klaar staan?.
(wordt onderbroken door NN man [telefoon nr. 11] )
NN man [telefoon nr. 11] : morgen, .. morgen hebben wie niemand om te werken dus als je niet serieus bent of geld nodig hebt (broke in the money).. dan .. hoeven we niet met jou te werken morgen? [123]
Gesprek tussen NN man [telefoon nr. 11] (1) en [alias 9] (2) op 6 mei 2014:
2: Hallo.
1: Ja, [alias 7] (…).
2: Ja.
1: Hé, die gasten uit Duitsland hebben mij zojuist gebeld om te zeggen dat zij al in de stad zijn, dus ik weet niet wat ik hen zeggen moet; hoe laat kan die andere komen zodat zij dat kunnen komen ophalen?
2: Eh, voor werk?
1: Hoe laat, die afspraak voor dinsdag; hoe laat weet jij zeker dat zij het kunnen komen ophalen, die jongens zijn nu al in de buurt. Ik heb jou gisteren gezegd dat zij vandaag hier zouden zijn, toch? [124]
Ook de termen ‘soldaat’ en ‘kantoor’ worden gebruikt:
Gesprek tussen NN man [telefoon nr. 11] en [medeverdachte 3] op 14 april 2014:
G: ja 'good' ... he waar. waar zijn jullie? op het kantoor?!
NN man(1) [telefoon nr. 11] : Nee nee, we zijn ver van het kantoor ...
G: Okay okay.
NN man(1) [telefoon nr. 11] : Maar we zijn druk we zijn druk.
G: Omdat ik euh .. een soldaat net heb bereikt.
NN man(1) [telefoon nr. 11] : Wacht even wacht even .. .
NN man(2) [telefoon nr. 11] : Hallo?! ( vermoedelijk andere stem)
G: Ja ' [alias 11] ' (Fon)
NN man(2) [telefoon nr. 11] : Je .. je hebt al iemand gevonden of niet?!
G: Nee voor morgenochtend?!
NN man(2) [telefoon nr. 11] : Morgenochtend man!? Is laat?!
G: Ja, euh .. ik heb ik heb haar net ontmoet en ik was net ook boos op haar want zij vertelde mij op vrijdag dat wij op maandag wat kunnen doen maar zij heeft ook drie kinderen,. .ze kan niet zomaar weggaan.
NN man(2) [telefoon nr. 11] : Maar euh.. als ik kan .laat mij kijken of ik iemand kan regelen want misschien kan jij die persoon dan gebruiken?
G: Euh nog een keer?
NN man(2) [telefoon nr. 11] : Laten we vandaag iets doen ... Laat mij kijken of ik iemand snel regelen.. dan heb je een persoon en dan kun je wat doen. [125]
Gesprek tussen NN man 1 [telefoon nr. 3] en NN man 2 [telefoon nr. 11] op 22 april 2014:
2: heb je mijn sms ontvangen?
1: Ja, maar [alias 5] , mijn soldaat, zij kan vandaag niet, man.
2: Maar je hebt de sms al?
1: Ja, ik heb het adres al.
2: Oké, dus je hebt het nu.
1: Ja, luister, gisteren zei je dat je iemand hebt om vandaag met mij mee te gaan, toch?
2: Wacht even, hoe zit het nou? Je zei toch dat je over een half uur wegging?
1: Ja, ik ga al maar heb je iemand om met mij mee. [126]
Tablet Samsung Galaxy
Bij de doorzoeking op de [adres 2] is een tablet Samsung Galaxy aangetroffen en inbeslaggenomen. [127] De data op de tablet en de simkaart in het toestel zijn uitgelezen en onderzocht. Uit de data van de tablet blijkt er met de tablet op veel websites van autobedrijven en/f motorbedrijven gekeken is. Ook zijn de sites van de Rabobank, de ABN-AMRO bank en de SNS bank bezocht. Tevens zijn met de tablet websites van autohandelaren bezocht die voorkomen in de zaaksdossiers 30, 33 en 34. [128]
Schrijfblok
Bij de doorzoeking op de [adres 2] werd een schrijfblok aangetroffen en inbeslaggenomen. [129] Op dit schrijfblok stonden aantekeningen met namen, adressen, telefoonnummers, horloge- en automerken en prijzen die voorkomen in de zaaksdossiers 7, 8, 15, 18, 25, 26, 29, 30, 31, 32, 34, 35, 36 en 37. [130]
Verklaringen [medeverdachte 3]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [medeverdachte 3] , afgelegd bij de politie, moet worden uitgesloten van het bewijs, omdat deze onbetrouwbaar zou zijn. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat [medeverdachte 3] aantoonbaar zou hebben gelogen over aantallen auto’s die hij heeft doorverkocht en over de manier waarop hij andere katvangers heeft leren kennen.
De rechtbank constateert dat [medeverdachte 3] sinds zijn eerste verhoor in 2015 – weliswaar na confrontatie met voor hem belastend bewijsmateriaal – op hoofdlijnen consequent heeft verklaard over zijn eigen rol en de rol van [verdachte] bij de feiten waarvan [medeverdachte 3] wordt verdacht. [medeverdachte 3] heeft - in aanwezigheid van de raadsman van [verdachte] - tijdens zijn verhoor als getuige bij de rechter-commissaris op 31 januari 2018 en - desgevraagd door de raadsman van [verdachte] - als getuige tijdens de inhoudelijke behandeling op 8 april 2019 verklaard dat hij blijft bij de verklaring die hij heeft afgelegd bij de politie. Deze verklaring vindt bovendien steun in (ander) objectief bewijsmateriaal, zoals in de ping gesprekken op de Blackberry telefoon van [medeverdachte 4] en in de aanwezigheid van [verdachte] in de woning aan de [adres 2] op 7 mei 2014. Ook het gegeven dat [medeverdachte 3] geregeld de naam ‘ [alias 11] ’ noemde in de gesprekken die door de politie zijn afgeluisterd, ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank de betrouwbaarheid van diens verklaring. Bovendien heeft [medeverdachte 3] ook zichzelf belast in zijn verklaring, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank bijdraagt aan de betrouwbaarheid daarvan. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het verweer van de raadsman en zal de verklaring van [medeverdachte 3] voor het bewijs gebruiken.
[medeverdachte 3] heeft tijdens zijn verhoor op 2 juni 2015 onder meer het volgende verklaard. [131] Hij was medio 2013 in café [naam cafe] in contact gekomen met [naam 2] , een Afrikaanse jongen van ongeveer 35 jaar oud. [naam 2] noemde zich aan de telefoon ook “ [alias 11] ” en zo noemden anderen hem ook. [132] [medeverdachte 3] kon wat geld verdienen door voor [naam 2] / [alias 11] auto’s op zijn naam te zetten en deze auto’s dan bij [naam 2] / [alias 11] af te leveren. Later vroeg [medeverdachte 3] op verzoek van [naam 2] / [alias 11] ook aan anderen om auto’s op hun naam te zetten. Hij stond in contact met [naam 2] via de kroeg of via de telefoon. [naam 2] had altijd andere telefoonnummers.
[medeverdachte 3] had ook contact met [alias 5] of [alias 5] . [133] Hij kreeg van [alias 11] of [alias 5] te horen naar welk adres hij moest gaan en zij namen het geld aan van auto’s die hij had weggebracht.
[medeverdachte 3] had ook contact met een Nederlandse vrouw, ongeveer 30 jaar oud. [134] Hij kende deze vrouw als [naam 3] . Zij regelde alles, hij hoefde alleen maar naar de garage te gaan en dan was alles geregeld. Hij heeft haar nooit het geld van de auto gegeven.
[medeverdachte 3] kwam ook op “kantoor”. Dit was het café en ook een flat in de [naam 4] op de 4e etage. Als hij daar kwam, waren daar meestal [naam 3] , [alias 5] en [alias 11] . [135]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat de telefoonnummers [nummer 1] en [telefoon nr. 3] van hem kunnen zijn. [136]
[medeverdachte 3] heeft [naam 3] herkend op een politiefoto van [medeverdachte 4] [137] , [naam 2] oftewel [alias 11] oftewel [alias 11] op een politiefoto van [alias 11] [verdachte] [138] en [alias 5] op een politiefoto van Festus [medeverdachte 5] . [139]
Ter terechtzitting op 9 april 2019 heeft [medeverdachte 3] verklaard dat zijn [bijnaam] ’ is.
VERDACHTE [medeverdachte 4]
Telefoons en telefoonnummers in gebruik bij [medeverdachte 4]
[telefoon nr. 4] :Tijdens de doorzoeking op de [adres 2] is een zwarte BlackBerry Curve 8520 aangetroffen met [IMEI nummer 10] en met daarin een simkaart met telefoonnummer [telefoon nr. 4] . [140] Het telefoonnummer straalde voornamelijk een zendmast aan in Weesp, binnen welk bereik het verblijfadres van [medeverdachte 4] viel. [141] Op de telefoon zijn foto’s aangetroffen die verband houden met [medeverdachte 4] . [142] Bij de contacten stonden onder meer vermeld: [alias 5] met [telefoon nr. 5] en [telefoon nr. 6] en [alias 11] met [telefoon nr. 7] . [143] Met deze nummers is telefooncontact geweest in maart en april 2014. Ook is contact geweest met het telefoonnummer [telefoon nr.1] . [medeverdachte 4] heeft verklaard dat zij dit Blackberry toestel gebruikte om te bellen. [144]
[telefoon nr. 8] :Tijdens de doorzoeking is ook een zwart/witte BlackBerry 9900 Bold aangetroffen met telefoonnummer [telefoon nr. 8] , [IMEI nummr] en ping nummer *1FD0. [145] Voor het ping nummer was een useraccount aangemaakt met de naam [alias 12] ’. [146] Het telefoonnummer straalde voornamelijk zendmasten aan in Weesp, binnen welk bereik het verblijfadres van [medeverdachte 4] viel. [147] Op de telefoon zijn foto’s aangetroffen die verband houden met [medeverdachte 4] . [148] Sommige van deze foto’s zijn opgeslagen als “ [alias 12] ”. [149] [150] Ook zijn foto’s op de telefoon aangetroffen die gerelateerd kunnen worden aan verschillende zaaksdossiers [151] en schermafbeeldingen van notities waarin geldbedragen worden verdeeld, o.a. met “ [alias 5] ” en “ [alias 11] ”. [152] heeft verklaard dat zij deze telefoon gebruikte om te pingen met [alias 11] , met wie zij redelijk goed bevriend was. [153] Met deze [alias 11] doelt zij op [alias 11] [verdachte] , die samen met haar in de woning aan de [adres 2] werd aangehouden. [154]
[telefoon nr. 9]:[medeverdachte 4] heeft verder verklaard dat het telefoonnummer [telefoon nr. 9] aan haar toebehoort. [155] Dit nummer is getapt met [taplijn 10] . [156] In tapsessie 67 geeft de gebruiker volgens de politie de naam [alias 12] op. [157]
Vergelijkend spraakonderzoek [medeverdachte 4] .
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft een vergelijkend spraakonderzoek uitgevoerd. [158] De stem die gebruikmaakt van telefoonnummer [telefoon nr. 9] (waarvan [medeverdachte 4] heeft verklaard dat het haar telefoonnummer is) is onder meer vergeleken met de stem die gebruikmaakt van telefoonnummers [telefoon nr.10 1] (op 21 en 30 oktober 2013) en [telefoon nr.21] (op 15 en 16 april 2014). Het NFI constateert dat de bevindingen van het onderzoek t.a.v. formele gesprekken ‘zeer veel waarschijnlijker’ zijn als – kort gezegd – de gesprekken gevoerd zijn door [medeverdachte 4] , dan wanneer zij door iemand anders gevoerd zijn. Voor de informele gesprekken acht het NFI dit ‘veel waarschijnlijker’.
Tussenconclusie t.a.v. telefoons en telefoonnummers
Gelet op het vorenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [medeverdachte 4] de vaste gebruiker was van bovengenoemde BlackBerry telefoons met nummers [telefoon nr. 4] en [telefoon nr. 8] en van de telefoon met nummer [telefoon nr. 9] en dat zij gebruik heeft gemaakt van de telefoonnummers [telefoon nr.10 1] (op 21 en 30 oktober 2013) en [telefoon nr.21] (op 15 en 16 april 2014).
Vingerafdrukken op de Acer laptop
Op de Acer laptop zijn vingerafdrukken aangetroffen van [medeverdachte 4] . [159]
Vingerafdrukken op het schrijfblok
Op het schrijfblok is een vingerafdruk aangetroffen van [medeverdachte 4] . [160]
Vergelijkend handschriftonderzoek
Het NFI heeft een vergelijkend handschriftonderzoek uitgevoerd. [161] Het NFI heeft daarin geconstateerd dat de bevindingen van het onderzoek ‘veel waarschijnlijker’ zijn als het handschrift door [medeverdachte 4] is geproduceerd dan wanneer dat door een willekeurig andere persoon is geproduceerd.
VERDACHTE [alias 11] [verdachte]
Telefoon en telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] :
BlackBerry Q10 met telefoonnummer [telefoon nr.2] :Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres 2] is een BlackBerry Q10 aangetroffen met daarin een simkaart met telefoonnummer [telefoon nr.2] en ping nummer [ping nummer 1] . [162] Het telefoonnummer [telefoon nr.2] straalde tussen 1 juni 2013 en 8 mei 2014 ’s nachts en in het weekend voornamelijk twee zendmasten binnen het bereik van de [adres 2] aan. [163] Het dossier bevat twee registraties uit het politiesysteem Blue View, waaruit blijkt dat [verdachte] de hoofdbewoner van de woning aan de [adres 2] was. [164]
Uit onderzoek is voorts gebleken dat tussen ping nummer [ping nummer 1] en [ping nummer 2] , toebehorend aan [medeverdachte 4] , is gepingd, waarbij de gebruiker van [ping nummer 1] “ [alias 11] ” of “ [alias 11] ” werd genoemd en de ping [ping naam] had. Deze [ping naam] sprak de andere gebruiker aan met [alias 12] [165] [medeverdachte 4] heeft verklaard dat zij deze telefoon gebruikte om te pingen met “ [alias 11] ”. [166] Met deze [alias 11] doelt zij op verdachte [alias 11] [verdachte] , die samen met haar in de woning aan de [adres 2] werd aangehouden. [167]
Het telefoonnummer [telefoon nr.2] heeft op 6 mei 2014 de zendmast [adres 4] te Haarlem aangestraald, in het bereik van [adres 8] . [168] Het telefoonnummer [telefoon nr. 11] dat aan verdachte [medeverdachte 5] wordt toegeschreven (zie hieronder) straalde eveneens masten aan in het bereik van de Bernadottelaan. Telefoonnummer [telefoon nr. 11] werd op dat moment afgeluisterd [taplijn 11] ). In het gesprek werd door [medeverdachte 5] gezegd dat [ping naam] ” bij hem was. [169]
Tussenconclusie t.a.v. telefoons en telefoonnummers
Gelet op het vorenstaande staat – anders dan door de raadsman is betoogd - naar het oordeel van de rechtbank vast dat [verdachte] de vaste gebruiker was van bovengenoemde BlackBerry telefoon met nummer [telefoon nr.2] .
Verjaardag [verdachte]
Het telefoonnummer [telefoon nr. 3] van verdachte [medeverdachte 3] [170] is afgeluisterd [taplijn 12] ). Op 16 april 2014 feliciteerde [medeverdachte 3] iemand die gebruikmaakte van telefoonnummer [telefoon nr.21] en die zich “ [alias 11] ” noemde alsnog met zijn verjaardag. Verdachte [verdachte] is jarig op 15 april. [171]
Vingerafdrukken op het schrijfblok
Op de achterzijde van de tweede pagina van het schrijfblok is een vingerafdruk van [verdachte] aangetroffen. [172] Het NFI heeft nader onderzoek uitgevoerd. [173] Het NFI heeft geconstateerd dat de bevindingen van het onderzoek “extreem veel waarschijnlijker” zijn als het spoor afkomstig is van [verdachte] dan wanneer het afkomstig is van een willekeurig ander persoon.
VERDACHTE [medeverdachte 5]
Telefoons [medeverdachte 5]
[telefoon nr. 11] :dit nummer werd gebruikt in een witte Samsung telefoon met [IMEI nummer 11] werd aangetroffen bij de doorzoeking op de [adres 2] . [174] Van 1 juli 2013 tot en met 6 mei 2014 was het nummer gekoppeld aan [IMEI nummer 12] . Het nummer is van 6 tot en met 19 mei 2014 getapt ( [taplijn 11] ). [175] Uit deze tap is gebleken dat het nummer veelvuldig contact had met telefoonnummer [telefoon nr. 3] dat in gebruik was bij [medeverdachte 3] . Overdag straalde het nummer hoofdzakelijk de zendmasten [adres 7] en [adres 4] en [adres 5] aan. ’s Nachts straalde het nummer de zendmast [adres 9] te Amsterdam aan. [176] Het verblijfsadres van [medeverdachte 5] valt binnen het bereik van deze zendmast. In de afgeluisterde gesprekken werd de gebruiker van het nummer ‘ [alias 5] ’ genoemd. [177] Op 16 april 2014 belde [medeverdachte 3] met dit nummeren noemde de gebruiker van het nummer ‘ [alias 5] ’. Hij verontschuldigde zich daarna meerdere malen omdat hij de naam [alias 5] openlijk over de telefoon had genoemd. [178]
Op de simkaart van het nummer stonden berichten over (grote) geldbedragen, garages, gesloten rekeningen, telefoonnummers en [adres 10] . [179] Ook werd een sms-bericht aangetroffen met de naam van de leverancier in zaaksdossier 31. [180]
Op 2 juni 2015 werd de verdachte [medeverdachte 3] gehoord. [medeverdachte 3] werd tijdens het verhoor geconfronteerd met een telefoongesprek tussen zichzelf met nummer [telefoon nr. 3] en de gebruiker van [telefoon nr. 12] , door hem aangesproken als [alias 5] ’. [181] Op de vraag van verbalisanten wie [alias 5] ’ was, verklaarde [medeverdachte 3] : "Dat is iemand anders uit de groep. [alias 5] of [alias 5] ". Even later werd door verbalisanten aan de verdachte [medeverdachte 3] de politiefoto van Festus [medeverdachte 5] getoond. Hierop verklaarde [medeverdachte 3] : "Dat is [alias 5] ". [182]
[telefoon nr. 6]:dit nummer werd gebruikt in een zwart/grijze Samsung telefoon met [IMEI nummer 13] die werd aangetroffen bij de doorzoeking op de [adres 2] . [183] Het nummer straalde ’s nachts zendmasten aan binnen het bereik van het toenmalige verblijfsadres van [medeverdachte 5] . Het nummer stond bovendien opgeslagen in de telefoon van [naam 5] , de ex-vriendin van [medeverdachte 5] . [184] Voorts os gebleken dat het nummer contact heeft gehad met het nummer [telefoon nr. 4] , behorend bij een zwarte BlackBerry Curve 8520. [185] Dit toestel werd gebruikt door verdachte [medeverdachte 4] . Het nummer heeft verder contact gehad met nummer [telefoon nr.1] (afgeluisterd op [taplijn 1] ), [telefoon nr.22] (afgeluisterd op [taplijn 2] ) en [nummer 1] (afgeluisterd op [taplijn 3] ). [186]
[medeverdachte 5] heeft in zijn verhoor op 8 mei 2014 verklaard dat hij een Samsung telefoon had met een nummer eindigend op [nummer 2] . [187]
[telefoon nummer]:dit nummer werd gebruikt in een zwarte iPhone met [IMEI nummer 14] die werd aangetroffen bij de doorzoeking op de [adres 2] . [188] Uit de historische verkeersgegevens is gebleken dat het toestel is gebruikt van 24 januari 2014 tot en met 7 mei 2014 en dat met het telefoonnummer zeer waarschijnlijk geen gesprekken zijn gevoerd, maar dat het vrijwel uitsluitend werd gebruikt voor dataverkeer. [189] Het nummer straalde ’s nachts twee zendmasten aan binnen het bereik van het toenmalige verblijfsadres van [medeverdachte 5] . [190]
In de data van de zwarte iPhone zijn veel foto’s van [medeverdachte 5] aangetroffen en ook van het zoontje van [naam 5] . Verder stond er een schermafdruk in de telefoon met de naam van de aangever en de begunstigde in zaaksdossier 37 [191] en een foto van een briefje met de naam van de leverancier in zaaksdossier 16. [192] Ook stonden op deze telefoon twee bestanden met aantekeningen en met lijsten van klantgegevens van de SNS-bank [193] en van de Rabobank. [194] Ten slotte stonden op de telefoon cookies van de Rabobank. Een van de cookies hield verband met de overboeking in zaaksdossier 37. [195]
Tussenconclusie t.a.v. telefoons en telefoonnummers
Gelet op het vorenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [medeverdachte 5] de vaste gebruiker was van bovengenoemde Samsung telefoons met nummers [telefoon nr. 11] en [telefoon nr. 6] en van de zwarte iPhone met nummer [telefoon nummer] .
Zwarte administratiemap
Bij de doorzoeking op de [adres 2] werd een zwarte map met administratie aangetroffen en inbeslaggenomen. Deze map bevatte allereerst verschillende stukken, zoals pasfoto’s, een vreemdelingendocument en brieven van Nederlandse overheidsinstanties gericht aan [medeverdachte 5] . [196] Naast deze stukken werden ook andere documenten aangetroffen, zoals papieren met gebruikersnamen en wachtwoorden van bankrekeningen en aantekeningen betreffende naam en adresgegevens, inclusief bankrekeninggegevens, waarvan soortgelijke gegevens zijn aangetroffen op beide inbeslaggenomen iPhones. [197]
Ook bevatte de map een stuk tekst dat begint met "attentie klant" en waarin gevraagd wordt om een formulier te downloaden en rekeninggegevens in te vullen en terug te sturen. [198]
De rechtbank betrekt verder nog bij haar oordeel de redengevende feiten en omstandigheden zoals die zijn vervat in zaaksdossier 26 en feit 3 van de tenlastelegging van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , welke feiten niet afzonderlijk op de tenlastelegging van de verdachte staan.
Zaaksdossier 26
Aangifte [slachtoffer]
heeft op 31 maart 2014 aangifte gedaan van oplichting. Zij heeft verklaard dat ze op 26 maart 2014 in de middag werd gebeld door een vrouw die vertelde dat ze van de Rabobank was en dat het internetbankieren doorgelicht moest worden tegen fraudegevoeligheid. De vrouw sprak accentloos Nederlands en “had een klein beetje een hoge stem”. Op haar verzoek heeft ze haar betaalpas in de random reader gestoken en de inlogcode doorgegeven. De volgende dag, 27 maart 2014, omstreeks 14.00 uur werd ze opnieuw gebeld door dezelfde vrouw. Ook toen heeft aangeefster meegewerkt en de gevraagde codes doorgegeven en de door de vrouw opgenoemde codes ingetoetst. Ook heeft ze de I- en S-toetsten ingedrukt. Op 31 maart 2014 zag aangeefster dat er een bedrag van € 49.950,- was overgeboekt naar autobedrijf [naam 6] & Zn. [199]
Aangifte Rabobank
Op 26 november 2014 heeft de Rabobank aangifte gedaan van (onder meer) frauduleuze overboekingen van € 49.950,- en € 8.900,- op 27 maart 2014. [200]
Getuige [naam 6] (autobedrijf [naam 6] & Zn)
[naam 6] , eigenaar van het autobedrijf [naam 6] & Zn in Veenendaal, heeft verklaard dat hij op 27 maart 2014 omstreeks 12:45 uur werd gebeld door het telefoonnummer [telefoon nr.19] . Hij kreeg een vrouw aan de lijn die [alias 13] heette. Zij wilde graag de Range Rover met [kenteken 1] kopen. Haar chauffeur zou de auto komen bekijken. Omstreeks 15:00 uur kwamen een man en een vrouw de zaak binnen om de auto namens mevrouw [alias 13] te bekijken. Hierna heeft getuige opnieuw conctact gehad met mevrouw [alias 13] . Mevrouw [alias 13] vertelde hem dat ze het afgesproken bedrag van € 49.950,- over zou maken naar de rekening van het autobedrijf [naam 6] & Zn. Hij zag korte tijd later dat dit ook gebeurd was. Omdat mevrouw [alias 13] niet aanwezig was, mocht het voertuig op naam van de aanwezige vrouw gezet worden, te weten [naam 7] . [201]
Historische verkeersgegevens telefoonnummer [telefoon nr.19]
Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon met het telefoonnummer [telefoon nr.19] is gebleken op 27 maart 2014 tweemaal is gebeld naar het telefoonnummer van aangeefster [slachtoffer] en dat eveneens op 27 maart 2014 viermaal naar het telefoonnummer van autobedrijf [naam 6] & Zn. is gebeld. [202] De bij dit nummer [telefoon nr.19] horende telefoon straalde alle dagen dat het nummer is gebruikt de zendmasten aan van de basisstations [adres 4] , [adres 5] en [adres 12] . [203]
Daarnaast is gebleken dat op 27 maart 2014, voorafgaand aan het ophalen van de Range Rover bij autobedrijf [naam 6] , meerdere keren contact is geweest tussen het nummer [telefoon nr.19] en het [telefoon nr. 13] , die in gebruik was bij [medeverdachte 3] . [204]
Uit de vergelijking tussen het tijdstip van de overboeking, zoals die blijkt uit de aangifte van de Rabobank, en de historische gegevens van telefoonnummer [telefoon nr.19] is gebleken dat de overboeking plaatsvond terwijl [slachtoffer] door het betreffende nummer werd gebeld:
Overboeking Rabobank Historische gegevens [telefoon nr.19] met [telefoon nr. 14]
Datum Tijd Datum Tijd Duur gesprek in sec
27-03-2014 14:15 27-03-2014 14:03 876 [205]
Telefoons en telefoongegevens
Telefoonnummer [telefoon nr.13]
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoon nr.13] is gebleken dat tussen 5 en 26 februari 2014 31keer is gebeld naar het telefoonnummer van aangeefster [slachtoffer] . De duur van de gesprekken ligt tussen de 3 en 9 seconden. De bij het nummer [telefoon nr.13] horende telefoon straalde alle dagen dat het nummer is gebruikt de zendmast aan van in totaal drie basisstations, te weten: [adres 4] , [adres 5] en [adres 7] . [206]
Telefoonnummer [telefoon nr.15]
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoon nr.15] is gebleken dat tussen 5 maart en 12 maart 2014 22 keer is gebeld naar de aangeefster [slachtoffer] . De contacten betroffen steeds een aantal seconden. De bij het nummer [telefoon nr.15] horende telefoon straalde alle dagen dat het nummer is gebruikt de zendmast aan van basisstation [adres 7] . [207]
Telefoonnummer [telefoon nr.16]
Uit de historische gegevens van het telefoonnummer [telefoon nr.16] is gebleken dat tussen 14 en 19 maart 2014 zes keer contact is opgenomen met het telefoonnummer van aangeefster [slachtoffer] . De bij het nummer eindigend op -0772 horende telefoon straalde op 13, 14, 17 en 19 maart 2014 de zendmast aan van basisstation [adres 7] en de resterende tijd de zendmast van de basisstations [adres 4] en [adres 5] . [208]
Telefoonnummer [telefoon nr.17]
Uit de historische gegevens van het telefoonnummer [telefoon nr.17] blijkt dat er één maal op 28 maart 2014 met het telefoonnummer is gebeld naar het telefoonnummer van aangeefster [slachtoffer] . Het contact vond plaats om 08:40 uur en heeft 85 seconden geduurd. De bij het nummer eindigend op [telefoon nr.17] horende telefoon straalde op 14 maart 2014 en in de periode van 21 maart 2014 tot en met 8 april 2014 vrijwel dagelijks de zendmast aan van basisstation [adres 7] . Daarnaast straalde de telefoon in de periode tussen 21 maart 2014 en 8 april 2014 de zendmast aan van de basisstations in Haarlem. [209]
Schrijfblok
In het schrijfblok dat is aangetroffen in de woning aan de [adres 2] , stond onder meer de tekst: [telefoon nr. 15] ” geschreven. [210]
Acer laptop
Uit onderzoek aan de aangetroffen Acer laptop en de tap op het [IMEI nummer 15] , de dongel) is gebleken dat op 27 maart 2014 omstreeks 15:51 uur op de site van autobedrijf [naam 6] & Zn is gekeken naar een Land Rover Evoque met [kenteken 1] . [211]
Uitdraai RDW
Uit een uittreksel van de RDW blijkt dat voornoemde Range Rover met het [kenteken 1] voor drie dagen op naam van [naam 7] heeft gestaan. Op 31 maart 2014 is de auto overgeschreven op naam van [naam 8] en diezelfde dag nog overgeschreven op naam van [naam 9] . [212]
Verklaring [medeverdachte 3]
heeft verklaard dat hij met zijn ex-vriendin genaamd [naam 7] in opdracht van [alias 11] naar garagebedrijf [naam 6] is gereden om daar een Range Rover op te halen. Hij heeft aan [naam 7] gevraagd om de auto op haar naam te zetten. Hij heeft de Range Rover vervolgens (door)verkocht aan [naam 8] . Het geld dat hij daarvoor heeft ontvangen, heeft hij aan [alias 11] gegeven. Hij heeft een bedrag van € 100,- ontvangen voor het ophalen en verkopen van de auto en [naam 7] een bedrag van € 250,- vanwege het op haar naam laten zetten van de auto. [213]
Feit 3 van de tenlastelegging van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]
Aangifte [naam 13] c.q. [aangever 19]
Op 2 december 2013 heeft J.J. [naam 13] namens zijn vader H. [naam 13] en namens [aangever 19] aangifte gedaan van computercriminaliteit. Op 29 november 2013 is van de Rabobank rekening van de cafetaria een bedrag van € 42.950 afgeschreven door [naam 11] met Rabobank [rekeningnummer 1] , met omschrijving [auto] . Op 21 november 2013 werd de opa van aangever gebeld door een mevrouw [alias 4] die zich voordeed als iemand van de Rabobank. Zij belde in verband met de verandering van de omschrijving van de Sepa incasso. De opa van aangever heeft toen het bankrekeningnummer van de cafetaria doorgegeven. Op 29 november 2013 werd de opa van aangever weer gebeld door mevrouw [alias 4] , met de mededeling dat de beveiliging van de Sepa de vorige keer niet goed gelukt was. Aangever nam de telefoon over en [alias 4] vertelde dat zij twee uur lang niet mochten internetbankieren. Diezelfde dag nog werd aangever gebeld door de afdeling Fraudedienst van de Rabobank. Die vertelde dat er een groot bedrag van de rekening was afgeschreven. Aangever heeft toen gebeld met [naam 11] . Die vertelde dat er net een [auto] was verkocht voor € 42.950 en dat hij ook was gebeld door de fraude afdeling van de Rabobank. [214]
Aangifte [aangever 20] c.q. [naam 11]
Op 25 november 2015 heeft [aangever 20] , mede namens zijn bedrijf [naam 11] , ook aangifte gedaan van oplichting. Op vrijdag 29 november 2013 had hij een [auto] verkocht voor een bedrag van € 42.950. In opdracht van A. [naam 12] uit Castricum was de heer M.M. [medeverdachte 3] , die zich voorstelde als de chauffeur van [naam 12] , in de showroom verschenen voor een bezichtiging. In het bijzijn van [aangever 20] belde [medeverdachte 3] [naam 12] en werd besloten tot de koop van de [auto] . [aangever 20] heeft daarna nog met [naam 12] gesproken over de betaling en overschrijving van de [auto] . Het bedrag van € 42.950 werd overgemaakt van [rekeningnummer 2] , die op naam stond van [aangever 19] . [aangever 20] heeft bij [naam 12] gecontroleerd of dit correct was. Er stond een juiste omschrijving bij, namelijk [auto] . De [auto] is via de RDW op naam gezet van M.M. [medeverdachte 3] en de koopovereenkomst is namens/in opdracht van [naam 12] door [medeverdachte 3] ondertekend. Nadat de koop was gesloten en [medeverdachte 3] met de [auto] was vertrokken, werd [aangever 20] gebeld door het fraudeteam van de Rabobank. Ook werd [aangever 20] dezelfde dag gebeld door de heer [naam 13] . Die vertelde dat de inloggegevens van zijn vader/grootvader onze valse voorwendselen waren verstrekt aan een onbekend persoon en dat € 42.950 was gebruikt voor de aanschaf van een auto vanuit het bedrijf van [aangever 20] . [215]
Bevindingen
De dienst informatie heeft gezocht op de naam A. [naam 12] , in combinatie met het in de koopovereenkomst van de [auto] vermelde [adres 14] . Uit dit onderzoek is geen bestaand persoon bekend geworden. Het in de koopovereenkomst vermelde [telefoon nr. 16] is niet te herleiden naar een fysiek persoon. Datzelfde geldt voor het e-mailadres dat vermeld wordt in de koopovereenkomst: [e-mailadres] . De naam [alias 3] komt ook niet voor in de gemeentelijke bassiadministratie of de systemen van de politie. Dit alles doet de politie vermoeden dat de opgegeven [naam 12] een valse identiteit is. [216]
Verklaring [medeverdachte 3]
Toen [medeverdachte 3] door de politie werd gevraagd wat hij kon verklaren over een [auto] , verklaarde hij dat hij wist waar het over ging. Een jongen die hij lang kent, had hem gevraagd om een auto op te halen en op zijn naam te zetten. [medeverdachte 3] zou daar ongeveer € 300 of € 400 voor krijgen. [medeverdachte 3] is destijds via via in contact gekomen met die jongen; een Afrikaanse jongen genaamd [alias 11] . [medeverdachte 3] kende deze jongen ook als [alias 7] . De opdracht was simpel: hij moest de auto ophalen en bij de jongen brengen. De auto zou dezelfde dag nog van zijn naam gehaald worden. Het was in januari of december van 2013. Hij weet niet meer waar het was of namens wie hij de auto op moest halen. Hij kreeg de auto wel mee en deze heeft toen een aantal dagen op zijn naam gestaan. Hij heeft nooit geld gekregen om contant te betalen. Er is tussen de € 40.000 en € 50.000 betaald voor de auto. [217]
Conclusie ten aanzien van feit 2
Algemeen
Een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr is een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen ten minste twee personen. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat men samenwerkt met, althans bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, een bepaalde gezamenlijke werkwijze, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling en een bepaalde hiërarchie.
De organisatie dient het plegen van misdrijven tot oogmerk te hebben, hetgeen betekent dat het plegen van misdrijven het naaste doel van de organisatie is. Voor het bewijs van het oogmerk kan betekenis toekomen aan het meer duurzame of gestructureerde karakter van de samenwerking. Dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Ook kan het oogmerk blijken uit de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Er is sprake van deelnemen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr, indien de verdachte behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk, te weten: het plegen van misdrijven. De verdachte dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is vereist dat de deelnemer enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven, aan enig concreet misdrijf heeft deelgenomen of van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad.
Ten aanzien van de onderhavige zaak
Uit de bewijsmiddelen die hiervoor zijn besproken blijkt dat in 2013 en 2014 op grote schaal geld is ‘gephisht’ van rekeningen bij de Rabobank. Dit geld werd vervolgens witgewassen door dure goederen te kopen. Phishing en witwassen vergen een planmatige en gestructureerde aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. In de onderhavige zaak was daarvan zonder meer sprake. Klanten van de Rabobank kregen (in de meeste gevallen) eerst een valse e-mail waarin hen werd gevraagd op een link te klikken en/of persoonsgegevens achter te laten. Ze werden kort daarna telefonisch benaderd door een vrouw die zich voordeed als medewerkster van de Rabobank die met hen enkele stappen wilde doorlopen in verband met – in de meeste gevallen – een update van het beveiligingssysteem. Mensen verstrekten nietsvermoedend inloggegevens en codes, waarmee door anderen betalingen konden worden verricht. Terwijl de mensen nog aan de telefoon zaten met de ‘medewerkster van de Rabobank’, werden al bedragen van hun rekening overgemaakt naar rekeningen van derden, waarop vrijwel direct op diverse plekken verspreid over Nederland dure horloges of auto’s werden gekocht. Uit het dossier blijkt dat verschillende auto’s kort na de aankoop met het ‘gephishte’ geld werden doorverkocht voor een opvallend lagere koopsom.
De reeds aangehaalde bewijsmiddelen leveren naar het oordeel van de rechtbank in onderling verband en samenhang beschouwd het wettig en overtuigend bewijs dat een samenwerkingsverband actief is geweest dat tot doel had op frauduleuze wijze het geld van de bankrekeningen te halen en dit zo snel mogelijk buiten het bereik van de rekeninghouder en de bank te brengen; ‘Choppen’ in de terminologie van de verdachten.
Dat het om een grootschalig, planmatig en gestructureerd samenwerkingsverband ging, blijkt uit de beschreven modus operandi, uit het aanzienlijke aantal zaken en verdachten dat in het [onderzoeksnaam] naar voren is gekomen, uit de hierna te bespreken rolverdeling tussen de verschillende verdachten en uit de wijze waarop zij hun werkzaamheden uitvoerden. De informatie op basis waarvan de rekeninghouders benaderd werden, was systematisch geordend. De telefoonnummers waarmee de verdachten de rekeninghouders, leveranciers en katvangers belden, werden slechts gedurende enkele weken gebruikt. Er werd bijgehouden wanneer een rekeninghouder of leverancier moest worden teruggebeld en of sprake was van specifieke aandachtspunten. Als duidelijk was hoeveel geld er precies op een rekening stond, werd gezocht naar goederen voor dat specifieke bedrag. Vervolgens werd ervoor gezorgd dat de katvangers al in de buurt van de juwelier of autodealer waren, zodat zij onmiddellijk na de frauduleuze overboeking de horloges of auto’s konden afhalen.
Het bedrijfsmatige, gestructureerde, karakter van het samenwerkingsverband blijkt ook uit de tapgesprekken. De verdachten gingen naar ‘kantoor’, bespraken hun werk en vrije tijd, en gebruikten specifieke benamingen voor specifieke medewerkers; ‘choppers’ haalden de rekeningen leeg en ‘soldaten’ haalden de goederen op.
Rolverdeling [medeverdachte 5] , [verdachte] en [medeverdachte 4]
Hoewel het onderzoek niet alle schakels in het samenwerkingsverband heeft kunnen blootleggen (zo is niet duidelijk geworden wie het brein achter de organisatie was en waar de initiële contactgegevens van de rekeninghouders van de Rabobank vandaan kwamen) is naar het oordeel van de rechtbank wel komen vast te staan dat [medeverdachte 5] , [verdachte] en [medeverdachte 4] over een langere periode hebben deelgenomen aan dit samenwerkingsverband en daarin elk hun eigen rol en taak hadden, die cruciaal was voor het welslagen van de door de organisatie beoogde misdrijven.
Zo was [medeverdachte 5] degene die zich (onder meer) bezighield met het selecteren en verkrijgen van vertrouwelijke informatie van rekeninghouders en het verspreiden van e-mailberichten die van een bank afkomstig leken. Op de bij [medeverdachte 5] aangetroffen zwarte iPhone zijn bestanden aangetroffen met daarop de bankrekeninggegevens (rekeningnummers, telefoonnummer, geboortedata en pasnummer) van een groot aantal gedupeerden in de onderhavige zaak. Deze informatie bleek onmisbaar te zijn voor het plegen van de oplichtingen.
[verdachte] hield zich bezig met het uitzoeken van aan te schaffen goederen en was daarnaast degene die ervoor zorgde dat potentiële katvangers werden gevonden, geronseld en geïnstrueerd. Ook zorgde hij voor de snelle doorverkoop van de aangeschafte goederen en nam hij de opbrengst in ontvangst van de katvangers.
[medeverdachte 4] ten slotte was degene die de rekeninghouders van de Rabobank benaderde en hen de informatie wist te ontfutselen waarmee de organisatie toegang verkreeg tot de rekening. Daarnaast onderhield zij contact met de juweliers en autodealers en stuurde zij de katvangers aan die op pad werden gestuurd om de horloges, auto’s en motoren op te halen.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben [medeverdachte 5] , [verdachte] en [medeverdachte 4] alle drie een substantieel aandeel gehad in de criminele organisatie en de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Zoals hiervoor is overwogen en uit de bewijsmiddelen blijkt, was sprake van een handelwijze die een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen vergde. De rechtbank acht dan ook bewezen dat [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] en [verdachte] hebben deelgenomen aan een samenwerkingsverband dat tot doel had om misdrijven te plegen.
Voor wat betreft de pleegperiode van [verdachte] sluit de rechtbank aan bij de verklaring van [medeverdachte 3] , die heeft verklaard dat hij een half jaar met [verdachte] heeft “gewerkt”. De rechtbank acht dan ook bewezen dat [verdachte] gedurende de ten laste gelegde periode aan de criminele organisatie heeft deelgenomen.
Voorwaardelijke verzoeken
De raadsman heeft ter terechtzitting – voor het geval de rechtbank op basis van de in het dossier voorkomende stemherkenningen van de verdachte tot de conclusie zou komen dat de telefoons met de nummers [telefoon nr.1] en [telefoon nr.2] toebehoren aan dan wel in gebruik waren bij de verdachte – verzocht om aanhouding van de zaak voor nader stemvergelijkend onderzoek. Verder heeft de raadsman – voor het geval de rechtbank op basis van het proces-verbaal van observatie van 7 mei 2014 in combinatie met de ter zitting getoonde beelden tot de conclusie zou komen dat de verdachte is waargenomen in Haarlem op de dag van zijn aanhouding – verzocht om aanhouding van de zaak voor het horen van de [verbalisanten] (die voornoemd proces-verbaal van observatie hebben ondertekend).
Nu de rechtbank de aan de voorwaardelijke verzoeken ten grondslag liggende (bewijs)stukken niet heeft gebruikt voor het bewijs, komt zij niet toe aan de verdere bespreking van deze verzoeken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
2.
hij in de periode van 4 januari 2014 tot en met 7 mei 2014 te Amsterdam en/of Diemen en/of Haarlem, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder meer verdachte en M. [medeverdachte 4] en F. [medeverdachte 5] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van oplichting en (gewoonte)heling en (gewoonte)witwassen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte – rekening houdend met de ernst van de door haar bewezen geachte feiten en zijn cruciale rol in de criminele organisatie enerzijds, en de ruime overschrijding van de redelijke termijn van berechting anderzijds - wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging aan te sluiten bij de strafmaat van [medeverdachte 3] . Hoewel wellicht sprake is van een rolverdeling die duidt op een hiërarchische verhouding is hun rol dezelfde, namelijk het fungeren als schakel bij de heling c.q. het witwassen. Daarnaast heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de forse overschrijding van de redelijke termijn, welke slechts in zeer beperkte mate kan worden toegeschreven aan de zijde van de verdediging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
[verdachte] is betrokken geweest bij een organisatie die zich gedurende een langere periode, op grote schaal en op professionele wijze bezighield met “phishingfraude”. [verdachte] en zijn mededaders hebben door middel van deze vorm van oplichting misbruik gemaakt van de onwetendheid en het vertrouwen van veel rekeninghouders. Zij hebben op slinkse wijze de beschikkingsmacht over bankrekeningen van een aantal klanten van de Rabobank verkregen en geld overgemaakt naar bankrekeningen van - vooral - juweliers en autohandelaren om kostbare horloges en dure auto’s aan te schaffen. In een klein aantal gevallen is het niet gelukt om het gephishte geld om te zetten in goederen. Dat is zeker niet de verdienste van [verdachte] geweest, maar van oplettende juweliers, autohandelaren en medewerkers van de afdeling fraudebestrijding van de Rabobank, waardoor de overmakingen vanaf de betreffende rekeningen soms konden worden geblokkeerd of bestelde goederen soms niet werden afgeleverd aan door [verdachte] en zijn mededaders ingeschakelde katvangers.
[verdachte] heeft zich blijkens de bewezenverklaringen schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie. Door zo te handelen, heeft hij ertoe bijgedragen dat uiteindelijk vooral de betreffende rekeninghouders van de Rabobank ernstige en vaak blijvende schade is berokkend. In deze zaak ging het om grote bedragen van vele (tien)duizenden euro’s die afhandig werden gemaakt van particulieren en midden- en kleinbedrijven, waarbij doorgaans niet alleen de betaalrekening, maar ook de spaarrekening werd geplunderd. De enorme impact die dit heeft gehad op de gedupeerden blijkt ook uit hun aangiftes en de toelichting bij de vorderingen die zij hebben ingediend. Verschillende gedupeerden hebben (nog steeds) slaapproblemen, kampen met schuldgevoelens en schaamte en een aantal van hen heeft zijn of haar volledige oudedagvoorziening zien verdampen.
De bijdrage van [verdachte] aan de in georganiseerd verband gepleegde misdrijven heeft het economisch systeem en het vertrouwen van de getroffen rekeninghouders in het betalingsverkeer en bankwezen ernstig ondermijnd. Wanneer het vertrouwen in het betalingsverkeer en bankwezen bij consumenten in het algemeen niet meer aanwezig is, bestaat bovendien het risico van een ernstige ontwrichting van het maatschappelijk en economisch verkeer. Aangenomen mag worden dat de organisatie erop uit is geweest geldelijk gewin te behalen, zonder zich daarbij te laten weerhouden door deze gevolgen. Ook is [verdachte] niet op enig moment uit eigen beweging gestopt met zijn deelname aan de organisatie, maar wekt het dossier juist de indruk dat hij en zijn mededaders voortdurend bezig waren hun modus operandi te professionaliseren (zoals het verkleinen van de pakkans door niet meer de fictieve aliassen, maar de namen van de rekeninghouders te gebruiken bij de aankoop van goederen). De rechtbank constateert voorts dat [verdachte] – hij heeft volhard in een ontkennende houding en zich voor het overige beroepen op zijn zwijgrecht - op geen enkele wijze van enige spijt van zijn handelen of van enig mededogen met de door hem benadeelden heeft doen blijken.
Wat betreft de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 april 2019, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
[verdachte] heeft ter zitting nog verklaard dat hij al dertig jaar in Nederland verblijft, dat hij een kamer huurt en een uitkering ontvangt en dat hij schuldhulpverlening krijgt.
De rechtbank constateert verder dat, zoals ook al door de officier van justitie en de raadsman is opgemerkt, de redelijke termijn waarbinnen een strafzaak moet zijn afgehandeld, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM, ruimschoots is overschreden. De officier van justitie heeft dit in haar strafeis verdisconteerd met een korting van 20%.
Gelet op de aard en ernst van de feiten en de rol die [verdachte] in de organisatie heeft gehad, acht de rechtbank oplegging van een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur noodzakelijk. Vanwege het tijdsverloop sinds het plegen van de bewezenverklaarde feiten ziet de rechtbank geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Gelet op de straffen die in soortgelijke fraude- en oplichtingszaken worden opgelegd zou een gevangenisstraf van 30 maanden onvoorwaardelijk passend en geboden zijn. Vanwege de forse overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank aan [verdachte] een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden opleggen.
De rechtbank overweegt ten slotte dat zij geen aanleiding ziet om een onderscheid te maken tussen de straffen die worden opgelegd aan [medeverdachte 5] , [verdachte] en [medeverdachte 4] , ook al zijn er verschillen voor wat betreft het aantal en soort bewezenverklaarde feiten en de bewezenverklaarde periode. Voor [medeverdachte 4] geldt dat zij zich weliswaar gedurende een langere periode heeft beziggehouden met phishing activiteiten, maar daar staat tegenover dat uit het dossier voldoende aanwijzingen naar voren komen dat zij door [medeverdachte 5] en [verdachte] werd aangestuurd. Voor [verdachte] geldt dat hij – anders dan [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] – niet voor het medeplegen van oplichtingszaken wordt veroordeeld, maar daar staat tegenover dat de rechtbank de deelname aan de criminele organisatie als de kern van de verweten gedragingen beschouwt. Dat die gedragingen vervolgens in een aantal gevallen ook nog afzonderlijk als andere strafbare feiten gekwalificeerd kunnen worden, maakt voor de hoogte van de op te leggen straf geen verschil.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregel

7.1
Inleiding
[benadeelde 1] (zaaksdossier 18)
[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 39.400,- aan materiële schade, bestaande uit de door oplichting afgeschreven geldbedragen van € 21.250,- en € 18.150,-.
J.M. [aangever 10] (zaaksdossier 19)
J.M. [aangever 10] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 47.994,37. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade voor een bedrag van € 47.494,37, bestaande uit de posten:
- het door oplichting afgeschreven geldbedrag ad € 44.950,-;
- kosten advocaat ad € 2.544,37;
en uit immateriële schade voor een bedrag van € 500,-.
[benadeelde 2] (zaaksdossier 21)
[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 11.495,67 aan materiële schade, bestaande uit de posten:
- het door oplichting afgeschreven geldbedrag ad € 9.997,-;
- kosten advocaat ad € 1.498,67.
[benadeelde 3] (zaaksdossier 22)
[benadeelde 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 49.930,45. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade voor een bedrag van € 49.430,45. bestaande uit de posten:
- het door oplichting afgeschreven geldbedrag ad € 48.950,-;
- advocaatkosten ad € 329,20;
- kosten rechtsbijstandsverzekering ad € 151,25;
en uit immateriële schade voor een bedrag groot € 500,-.
A. [aangever 12] (zaaksdossier 23)
A. [aangever 12] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 2.678,46, bestaande uit het restant van het door oplichting afgeschreven bedrag van € 2.178,46 en een bedrag van € 500,- aan immateriële schade.
E.C. van [aangever 13] (zaaksdossier 24)
E.C. van [aangever 13] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 3.911,50, bestaande uit het restant van het door oplichting afgeschreven bedrag van € 3.411,50 en een bedrag van € 500,- aan immateriële schade.
[benadeelde 4] (zaaksdossier 25)
[benadeelde 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 5.538,50. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade voor een bedrag van € 5.038,50, bestaande uit de posten:
- het restant van het door oplichting afgeschreven bedrag van € 2.921,-
- kosten advocaat ad 2.117,50;
en uit immateriële schade voor een bedrag van € 500,-.
[benadeelde 5] (zaaksdossier 26)
[benadeelde 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 50.450,-, bestaande uit het door oplichting afgeschreven geldbedrag van € 49.950,- en een bedrag van € 500,- aan immateriële schade.
M.A.C. [aangever 15] (zaaksdossier 28)
M.A.C. [aangever 15] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 30.000,-, bestaande uit het door oplichting afgeschreven geldbedrag van € 29.500,- en een bedrag van € 500,- aan immateriële schade.
[benadeelde 6] (zaaksdossier 37)
[benadeelde 6] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 450,- aan immateriële schade.
[benadeelde 7] (zaaksdossier 38)
[benadeelde 7] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 25.250,-, bestaande uit het door oplichting afgeschreven geldbedrag van € 24.750,- en een bedrag van € 500,- aan immateriële schade.
[benadeelde 8] .
[benadeelde 8] . heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van in totaal € 158.311,50 aan materiële schade.
De gevorderde schade heeft betrekking op een aantal specifieke zaaksdossiers (te weten: ZD 12, 16, 20, 23, 24 en 27) waarin de Rabobank om haar moverende redenen is overgegaan tot het vergoeden van het gehele schadebedrag dan wel van een restant van het schadebedrag aan haar klanten.
[naam 11] C.V. (ter berechting gevoegd 09/837346-16, feit 3)
[naam 11] C.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 33.687,51,- aan materiële schade.
[benadeelde 9]
heeft zich ter terechtzitting als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 36.000,- aan materiële schade.
De benadeelde partijen hebben ten aanzien van de toegewezen vorderingen tot schadevergoeding telkens verzocht de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] (ZD 18), J.M. [aangever 10] (ZD 19), [benadeelde 3] (ZD 22), A. [aangever 12] (ZD 23), E.C. van [aangever 13] (ZD 24), C.B.S. [alias 13] - [slachtoffer] (ZD 26), M.A.C. [aangever 15] (ZD 28), [benadeelde 6] (ZD 37), [benadeelde 7] (ZD 38) en [benadeelde 8] .
Wat betreft de vordering van de benadeelde partij [naam 11] C.V. heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van € 1.368,78 aan wettelijke rente over een betaling verricht aan een andere gedupeerde niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu deze is verdisconteerd in de wettelijke rente die over het hele schadebedrag is gevorderd.
Ten aanzien van de vorderingen van de [benadeelde 2] , [benadeelde 4] en [benadeelde 9] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, nu de zaak waarin zij aangifte hebben gedaan niet op de tenlastelegging staat vermeld.
De officier van justitie heeft ten aanzien van alle bovengenoemde vorderingen toewijzing van de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, gelet op de bepleite integrale vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat de causaliteit tussen het handelen van de verdachte en de ontstane schade ontbreekt. De opgevoerde schadeposten zijn immers ontstaan door de oplichtingshandelingen van [medeverdachte 4] . Ook een eventuele bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie biedt volgens de verdediging geen uitkomst, omdat ook daar het causaal verband tussen de deelname en het ontstaan van de schade ontbreekt. Het zijn immers de feitelijke handelingen die de schade doen ontstaan, niet de overkoepelende deelname aan de organisatie.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Ontvankelijkheid
Gelet op artikel 361 lid 2 onder b Sv is een benadeelde partij alleen ontvankelijk in haar vordering indien haar rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit (of door een ad informandum gevoegd feit). De concrete omstandigheden van het geval zijn bepalend voor de beantwoording van de vraag of voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde geleden schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden (vgl. HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:959, NJ 2014/256).
De ten aanzien van de verdachte bewezenverklaarde deelname aan een criminele organisatie (feit 2) is naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer voldoende om te kunnen vaststellen dat alle schade die het gevolg is van de door de criminele organisatie gepleegde misdrijven een rechtstreeks gevolg is van het ten aanzien van hem bewezenverklaarde feit. Van de verschillende oplichtingen, tenlastegelegd onder feit 1, wordt de verdachte vrijgesproken, omdat zijn betrokkenheid bij deze concrete feiten niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Gelet daarop kan niet worden vastgesteld dat de schade van de benadeelde partijen die in de betreffende zaaksdossiers een vordering hebben ingediend, een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. De benadeelde partijen die in de zaaksdossiers genoemd in feit 1 een vordering hebben ingediend, zijn dan ook niet-ontvankelijk in hun vorderingen jegens de verdachte. Datzelfde geldt voor [benadeelde 2] [benadeelde 4] en [benadeelde 9] , aangezien geen rechtstreeks verband bestaat tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde feit.
Uit de bewijsmiddelen blijkt anderzijds wel dat de verdachte betrokken is geweest bij de handelingen die hebben geleid tot de concrete strafbare feiten van zaaksdossier 26 en feit 3 van de tenlastelegging van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , welke feiten niet afzonderlijk op de tenlastelegging van de verdachte staan. De verdachte heeft immers in beide gevallen de katvanger ( [medeverdachte 3] ) opdracht gegeven om – tegen een vergoeding - naar een garagebedrijf te gaan om daar een auto op te halen. In het ene geval heeft de verdachte de auto van de katvanger ontvangen en in het andere geval heeft de katvanger de auto doorverkocht en de opbrengst aan de verdachte afgedragen. Onder deze concrete omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de schade die naar aanleiding van deze feiten zijn ontstaan, een rechtstreeks gevolg is van het ten aanzien van de verdachte onder 2 bewezenverklaarde feit, te weten de deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk onder meer het plegen van oplichting, (gewoonte)heling en (gewoonte)witwassen.
De benadeelde partijen C.B.S. [alias 13] - [slachtoffer] (ZD 26) en [naam 11] C.V. (ter berechting gevoegd 09/837346-16, feit 3) zijn dan ook ontvankelijk in hun vorderingen jegens de verdachte.
C.B.S. [alias 13] - [slachtoffer] (ZD 26)
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade tot een bedrag van
€ 49.950,-, te weten het op frauduleuze wijze aan de autohandelaar overgemaakte bedrag, toewijsbaar is als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit 2.
De gevorderde immateriële schade
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
In artikel 6:95 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bepaald dat alleen recht bestaat op vergoeding van immateriële schade dan wel smartengeld in de limitatief in de wet opgesomde gevallen. In artikel 6:106 BW worden gevallen genoemd waarin vergoeding van immateriële schade c.q. smartengeld kan worden toegekend. Voor zover hier van belang is dat aan de orde indien:
a. de verdachte het oogmerk had om de betreffende schade toe te brengen;
b. de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Van een aantasting in de persoon “op andere wijze”, zoals bedoeld in artikel 6:106 BW, kan sprake zijn indien is komen vast te staan dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Van dergelijk geestelijk letsel is, blijkens vaste rechtspraak van de Hoge Raad, in het algemeen eerst sprake wanneer de benadeelde partij lijdt aan een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt in het onderhavige geval een deugdelijke onderbouwing van de aard van de aantasting in de persoon, zoals bedoeld in artikel 6:106 BW, en het rechtstreekse verband met het bewezenverklaarde feit. Een nadere onderbouwing van de vorderingen tot vergoeding van immateriële schade en de nadere beoordeling daarvan door de rechtbank zouden een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen voor zover die ziet op vergoeding van immateriële schade. Zij kan dat deel van haar vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[naam 11] C.V. (ter berechting gevoegd 09/837346-16, feit 3)
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat thans niet kan worden vastgesteld welke schade de benadeelde partij heeft geleden door het ten aanzien van de verdachte bewezen verklaarde feit. Een nadere onderbouwing en beoordeling van deze vordering zouden een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan deze bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de toegewezen vordering
Hoofdelijke aansprakelijkheid
Nu de verdachte het bewezen verklaarde feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met zijn mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover een van de mededaders een benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens die betreffende benadeelde partij van zijn betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De rechtbank zal ten aanzien van de toegewezen vordering, die betrekking heeft op het geldbedrag dat door oplichtingshandelingen van de rekening van de benadeelde partij is afgeschreven, de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van de datum waarop het geldbedrag van de rekening van de benadeelde partij is afgeschreven, omdat vast is komen te staan dat de schade in elk geval met ingang van die datum is ontstaan.
Proceskosten
Het voorgaande brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij C.B.S. [alias 13] - [slachtoffer] tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Het voorgaande brengt voorts mee, dat de benadeelde partijen van de vorderingen in de zaaksdossiers genoemd in feit 1, [benadeelde 9] en [naam 11] C.V. dienen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen verklaarde feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag als hieronder in de beslissing vermeld, ten behoeve van de hiervoor genoemde slachtoffers.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 140 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de [benadeelde 5]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde 5] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde 5] :
- hoofdelijk voor een bedrag van € 49.950,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover met ingang van 27 maart 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade, niet-ontvankelijk is en haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staatvan:
- hoofdelijk voor een bedrag van € 49.950,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover met ingang van 27 maart 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [benadeelde 5]
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 235 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
de overige vorderingen benadeelde partijen
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde 1] , J.M. [aangever 10] , [benadeelde 3] , A. [aangever 12] , E.C. van [aangever 13] , C.B.S. [alias 13] - [slachtoffer] , M.A.C. [aangever 15] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] ., [naam 11] C.V., [benadeelde 2] , [benadeelde 4] en [benadeelde 9] niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de proceskosten van de verdachte, die begroot worden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. Bouman, voorzitter,
mr. W.N.L. Donker, rechter,
mr. L. Kelkensberg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.M. van den Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 april 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 januari 2014 tot en met 7 mei 2014 te Amsterdam en/of Diemen en/of Haarlem, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, onderstaand(e) perso(o)n(en)/bedrij(f)(ven) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer inloggegeven(s) en/of code(s) en/of onderstaand(e) geldbedrag(en), te weten van:
- ZD 18: [benadeelde 1] (een geldbedrag van in totaal 39.400 euro) en/of
- ZD 19: J.M. [aangever 10] (een geldbedrag van 44.950 euro) en/of
- ZD 22: [benadeelde 3] (een geldbedrag van 48.950 euro) en/of
- ZD 23: A. [aangever 12] en/of de Rabobank (een geldbedrag van 47.250 euro) en/of
- ZD 24: E.C. van [aangever 13] en/of de Rabobank (een geldbedrag van 44.950 euro) en/of
- ZD 27: H.R.E. [aangever 14] en/of de Rabobank (een geldbedrag van 37.700 euro) en/of
- ZD 28: M.A.C. [aangever 15] (een geldbedrag van 29.500 euro) en/of
- ZD 35: [benadeelde 10] (een geldbedrag van 11.360 euro) en/of
- ZD 37: [benadeelde 6] (een geldbedrag van 6.501,95 euro) en/of
- ZD 38: [benadeelde 7] (een geldbedrag van 24.750 euro),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- aan een of meer van genoemde perso(o)n(en)/bedrij(f)(ven) (een) e-mail(s) gestuurd als ware deze e-mail(s) afkomstig van de Rabobank en hen daarin verzocht op een link te klikken en/of (online) gegevens in te vullen/terug te sturen en/of
- een of meer van genoemde perso(o)n(en)/bedrij(f)(ven) gebeld en/of zich voorgedaan als medewerkster van de Rabobank (al dan niet gebruik makend van de na(a)m(en) [alias 4] en/of [alias 14] )) en/of daarbij aangegeven dat ze moesten inloggen om het activatieproces /de beveiligingsupdate te voltooien en/of hen handelingen heeft laten verrichten met de Raboreader en de daarbij verkregen inloggegeven(s) en/of code(s) laten doorgeven en/of
- ( vervolgens) zich ten opzichte van de Rabobank voorgedaan als zijnde de rechthebbende van het internetbankieren account van een of meer van genoemde perso(o)n(en)/bedrij(f)(ven) en met gebruikmaking van voornoemde verkregen inloggegeven(s) en/of code(s) door middel van internetbankieren één of meer geldbedrag(en) overgemaakt / overgeboekt van de bankrekening(en) van een of meer van genoemde perso(o)n(en)/bedrij(f)(ven) naar een of meer bankrekeningen van derden,
waardoor deze perso(o)n(en)/bedrij(f)(ven) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 januari 2014 tot en met 7 mei 2014 te Amsterdam en/of Diemen en/of Haarlem, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder meer verdachte en/of M. [medeverdachte 4] en/of F. [medeverdachte 5] en/of M.M. [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van oplichting en/of (gewoonte)heling en/of (gewoonte)witwassen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van [onderzoeksnaam] , met het onderzoeksnummer 15BRE13200 en proces-verbaalnummer PL1500-2013-154740, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 5906).
2.P. 2578 e.v., P. 2587 e.v., P. 2837 e.v. en P. 2868 e.v.
3.Zie individuele zaaksdossiers.
4.P. 2578 e.v., P. 2587 e.v., P. 2837 e.v. en P. 2868 e.v.
5.P. 25.
6.P. 287 e.v.
7.Parketnummers 09/837156-17 en 09/837157-17.
8.Parketnummers 09/837346-16 en 09/837077-17.
9.Opgave van de officier van justitie per e-mail, 1 april 2019.
10.P. 2879.
11.P. 2940.
12.P. 3048.
13.P. 3084.
14.P. 3206.
15.P. 2888.
16.P. 2912.
17.P. 2951.
18.P. 2990.
19.P. 3100.
20.P. 3210.
21.P. 3142.
22.P. 3376.
23.P. 3058.
24.P. 3223.
25.P. 3236.
26.P. 3169.
27.P. 3197.
28.P. 3311.
29.P. 3423.
30.P. 3298.
31.P. 3368.
32.P. 3412.
33.P. 3490.
34.P. 3584.
35.P. 3641.
36.P. 3880.
37.P. 3925.
38.P. 4093.
39.P. 4195.
40.P. 1009.
41.P. 2004.
42.P. 383.
43.P. 399.
44.P. 400.
45.P. 403.
46.P. 706.
47.P. 1691.
48.P. 32.
49.P. 715.
50.P. 717.
51.P. 750.
52.P. 775 e.v.
53.P. 753.
54.P. 795.
55.P. 753.
56.P. 833.
57.P. 832.
58.P. 60.
59.P. 342.
60.P. 36.
61.P. 717.
62.P. 38.
63.P. 39.
64.P. 40.
65.NFI rapport Vergelijkend spraakonderzoek inzake [medeverdachte 4] , 15 november 2017.
66.P. 41.
67.P. 801.
68.P. 43.
69.P. 803.
70.P. 44.
71.P. 803
72.P. 809.
73.P. 46.
74.P. 808.
75.P. 831.
76.P. 827.
77.P. 870.
78.P. 51.
79.P. 52.
80.P. 879.
81.P. 53.
82.P. 880.
83.P. 880.
84.P. 884.
85.P. 55.
86.P. 885.
87.P. 888.
88.P. 889.
89.P. 58.
90.P. 889.
91.P. 4036
92.P. 60.
93.P. 60.
94.P. 357 e.v.
95.P. 894.
96.P. 61.
97.P. 61.
98.P. 894.
99.P. 63.
100.P. 946.
101.P. 65.
102.P. 898.
103.NFI rapport Vergelijkend spraakonderzoek inzake [medeverdachte 4] , 15 november 2017.
104.P. 898 e.v.
105.P. 365.
106.P. 65.
107.P. 66.
108.P. 949.
109.P. 4407.
110.P. 4427.
111.P. 68.
112.P. 964.
113.P. 964.
114.P. 259.
115.P. 259.
116.P. 268.
117.P. 281.
118.P. 268.
119.P.72.
120.P.71.
121.P.1051
122.P. 1433.
123.P. 1138.
124.P. 1149.
125.P. 5364.
126.P. 5365.
127.P. 1413.
128.P. 1417.
129.P. 1589.
130.P. 1594.
131.P. 5337.
132.P. 5345.
133.P. 5345.
134.P. 5346.
135.P. 5346.
136.P. 5344.
137.P. 5368, zie ook P.4993.
138.P. 5369, zie ook P.4961.
139.P. 5370, zie ook P.4914.
140.P. 1367.
141.P. 1370.
142.P. 1371.
143.P. 1371.
144.P. 5012-5013.
145.P. 1408.
146.P. 1408.
147.P. 1409.
148.P. 1381.
149.P. 1391.
150.P. 1403.
151.P. 1385.
152.P. 1401.
153.P. 5013.
154.P. 5012.
155.P. 5022.
156.P. 70.
157.P. 5022.
158.NFI rapport Vergelijkend spraakonderzoek inzake [medeverdachte 4] , 15 november 2017.
159.P. 725.
160.P. 1580.
161.NFI rapport Vergelijkend handschriftonderzoek contra M. [medeverdachte 4] , d.d. 19 januari 2015.
162.P. 1063.
163.P. 1065.
164.P. 1066-1068.
165.P. 1693.
166.P. 5013.
167.P. 5012.
168.P. 1695.
169.P. 1713.
170.P. 5344.
171.P. 2207.
172.P. 722, P. 1580.
173.NFI rapport Vergelijkend dactyloscopisch onderzoek betreffende oplichting/witwassen, 13 februari 2018.
174.P. 1071.
175.P. 1085.
176.P. 1075.
177.P. 1072.
178.P. 1120.
179.P. 1167.
180.P. 1181 en P. 1205.
181.P. 5365.
182.P. 5345.
183.P. 1216.
184.P. 1216.
185.P. 1341 en P. 1346.
186.P. 1347.
187.P. 4939.
188.P. 1242
189.P. 1247.
190.P. 1247.
191.P. 1266.
192.P. 1263.
193.P. 1271.
194.P. 1291.
195.P. 1308.
196.P. 2169.
197.P. 2174.
198.P. 2176.
199.P. 4036.
200.P. 2837 en 2853.
201.P. 4043.
202.P. 233 en 881.
203.P. 60 en 1506.
204.P. 4075.
205.P. 233 en p. 881.
206.P. 47 en 233, 831.
207.P. 51 en 233, 868.
208.P. 53 en 233, 877.
209.P. 55 en 233, 882 e.v.
210.P. 1590 en 1604.
211.P. 4081.
212.P. 4061.
213.P. 5342.
214.Proces-verbaal aangifte, p. 23-25.
215.Proces-verbaal aangifte, p. 3-6 en een geschrift, te weten een koopovereenkomst occasion d.d. 29 november 2013, p. 18.
216.Opmerkingen/relaas verbalisant, p. 16 en een geschrift, te weten een koopovereenkomst occasion d.d. 29 november 2013, p. 18.
217.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 7-12.