ECLI:NL:RBDHA:2019:405
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Italië en de situatie van asielzoekers
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Togolese nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, stellende dat Nederland verantwoordelijk is omdat hij het grondgebied van de lidstaten voor meer dan drie maanden heeft verlaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet in staat is geweest om dit te bewijzen, en dat de Italiaanse autoriteiten op 1 oktober 2018 akkoord zijn gegaan met het claimverzoek, ondanks de beweringen van eiser over de opvangomstandigheden in Italië.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser over de tekortkomingen in de Italiaanse asielprocedure en opvangvoorzieningen, als gevolg van een wetsdecreet, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de situatie in Italië niet zodanig is verslechterd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden toegepast. De rechtbank heeft verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat Italië nog steeds in staat is om asielzoekers op een humane manier op te vangen. Eiser heeft geen verifieerbare bewijsstukken kunnen overleggen die zijn stellingen ondersteunen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.