ECLI:NL:RBDHA:2019:4014
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in asielopvangzaken en beëindiging van voorzieningen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 april 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen de beëindiging van de opvang door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiser, een Iraakse man met een verblijfsvergunning asiel, had de aangeboden woonruimte van de gemeente Den Haag geweigerd, omdat deze te klein was voor hem en zijn partner. Na een brief van het COA waarin eiser werd gesommeerd de opvang te ontruimen, heeft hij beroep ingesteld. De rechtbank heeft zich echter onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd vastgesteld dat de beëindiging van de opvang van rechtswege plaatsvindt bij het verkrijgen van een verblijfsvergunning. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de mededelingen van het COA voortvloeien uit de rechtsgevolgen van de verleende verblijfsvergunning. Eiser kan zich wenden tot de gemeente voor passende huisvesting, maar de rechtbank kan niet ingaan op het beroep tegen de beëindiging van de opvang. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.