ECLI:NL:RBDHA:2019:3841
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door gebrek aan procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 april 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 16 april 2019 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was.
De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep. Uit informatie van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers bleek dat eiser op 15 februari 2019 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van de verweerder verklaarde dat er een inhoudelijke beslissing is genomen, omdat eiser een zienswijze had ingediend. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is gesteld dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland.
De rechtbank concludeert dat de gemachtigde van eiser in de gronden van beroep niets heeft aangevoerd over het procesbelang en niet ter zitting is verschenen om dit verder toe te lichten. Hierdoor is niet betwist dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank oordeelt dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling en geen rechtens te beschermen belang heeft. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.