ECLI:NL:RBDHA:2019:3817
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.E.J.M. Gielen
- M.J.S. Kempers
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel opgelegd aan een Afghaanse asielzoeker door het COA
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Afghaanse asielzoeker en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). De eiser, geboren in 1993, had beroep ingesteld tegen een besluit van het COA, waarbij hem een maatregel werd opgelegd die inhield dat zijn verstrekkingen op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers 2005 (Rva) voor een periode van vier weken, vanaf 17 december 2018, werden ingehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel rechtmatig was, ondanks de bezwaren van de eiser over de procedurele gang van zaken en de ondertekening van de documenten door het COA.
De rechtbank heeft in haar overwegingen onder andere geoordeeld dat de indiening van het verweerschrift door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) niet onbevoegd was, omdat de zaak bij de rechtbank Den Haag diende. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat de goede procesorde niet was geschonden, ondanks dat het verweerschrift kort voor de zitting was ingediend. De rechtbank heeft de stelling van de eiser dat hij de medewerkers van het COA niet fysiek had aangeraakt, verworpen, en geconcludeerd dat er voldoende bewijs was dat hij hen had geïntimideerd.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van het COA om maatregelen op te leggen in gevallen van incidenten met middelgrote impact, zoals in dit geval het gedrag van de eiser.