ECLI:NL:RBDHA:2019:3408
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard wegens eerdere internationale bescherming in Roemenië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Syrische nationaliteit, had op 15 februari 2019 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag echter op 27 februari 2019 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser reeds op 7 juli 2017 internationale bescherming had gekregen van de Roemeense autoriteiten. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 28 maart 2019, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was.
De rechtbank overweegt dat volgens de geldende wetgeving een asielaanvraag niet-ontvankelijk kan worden verklaard als de vreemdeling in een andere EU-lidstaat internationale bescherming geniet. Eiser betwist dat hij in Roemenië internationale bescherming heeft gekregen en voert aan dat hij daar geen asielprocedure heeft doorlopen en dat zijn rechten niet zijn gerespecteerd. De rechtbank stelt echter vast dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de Eurodac-gegevens onjuist zijn. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat eiser recht had op verblijf in Roemenië en dat het redelijk is om van hem te verwachten dat hij naar dat land terugkeert.
De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om aan te tonen dat de situatie in Roemenië zodanig is dat hij daar niet veilig kan verblijven. Eiser heeft niet aangetoond dat de situatie voor statushouders in Roemenië in het algemeen zo slecht is dat hij niet kan terugkeren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 april 2019.