Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 9 februari 2018;
- de akte overlegging producties van 28 februari 2018 van de zijde van [eiser] , met producties;
- de conclusie van antwoord van de zijde van de Staat, met producties;
- de brief van de zijde van [eiser] van 26 november 2018, met een nadere productie;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 11 december 2018 en de daarin genoemde stukken;
- de akte van de zijde van de Staat van 6 februari 2019.
2.De feiten
Hierdoor bericht ik u dat cliënt, voor wat betreft mededelingen terzake de executie van de gevangenisstraf, woonplaats kiest op mijn kantooradres en dat mededelingen aan of oproepingen jegens cliënt aan ons kantooradres kunnen worden gericht.”
Op 24 februari 2012 zond ik het gerechtshof en het Ministerie van Justitie aangehechte brief. Heden kreeg ik het telefonische bericht van het Ministerie van Justitie dat de kwestie aldaar en ook bij uw dienst nog niet bekend was. Ik ben ook geadviseerd om alvast u een afschrift van de brief toe te faxen, hetgeen ik hierbij doe.”
Gelet op het feit dat uw cliënt geen adres in het GBA (Thans BRP genoemd) heeft achtergelaten, komt uw cliënt gelet op de aanwijzing executie niet in aanmerking voor de zelfmeldprocedure. Gelet op het feit dat uw cliënt ook gedurende de strafrechtelijk procedure geen of onjuiste gegevens heeft verstrekt over een verblijfplaats heeft voor de nodige vertraging in de procedure gezorgd. Uw cliënt heeft vervolgens in 2014 nog op de ambassade in [plaats 2] om een paspoort gevraagd terwijl hij op dat moment mogelijk reeds woonachtig was op [land 2] .
Voor zover de Aanwijzing Executie (201A013) zich al mede uitstrekt tot de andere landen van het Koninkrijk (vgl. onder meer art. 40 Statuut), heeft te gelden dat cliënt over een met het BRP gelijk adres/registratie beschikt. Zie hiervoor de Circulaire Uitwisseling persoonsgegevens tussen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten van 6 december 2013. Op grond van deze circulaire staat vast dat de andere landen van het Koninkrijk een met BRP vergelijkbaar PIVA administratie onderhouden. De uitwisseling van persoonsgegevens vindt structureel en geautomatiseerd plaats en deze zijn ook te Nederland te raadplegen. Hieruit volgt dat een redelijke uitleg van nr. 4 mede omvat de registratie van persoonsgegevens van de andere landen van het Koninkrijk der Nederlanden.
Nu cliënt als zelfmelder dient te worden aangemerkt, verzoekt cliënt hierbij tot uitstel als bedoeld in bijlage 2 van de regels voor het uitstelbeleid van ‘lopende vonnissen’ in het kader van de zelfmeldprocedure. De reden voor dit uitstelverzoek is reeds in mijn eerdere e-mails verwoord en komt ter kort gezegd onder meer op neer dat de cliënt de functie van directeur van het Kadaster bekleedt en tevens bewaarder is van de Openbare Registers (zie art. 3:16 e.v. BWSXM of BW NL). Indien cliënt thans detentie zou moeten ondergaan, kan het Kadaster geen uitvoering geven aan haar taken als bewaarder totdat in de opvolging of vervanging van cliënt is voorzien. Hiertoe dient het Land een andere bewaarder te benoemen. (…)
Uw cliënt heeft zich tijdens de gehele strafrechtelijke procedure moeilijk vindbaar gehouden voor justitie. Het domicilie kiezen op kantoor van een advocaat om executiemededelingen te ontvangen is op zichzelf onvoldoende om in aanmerking te komen voor de zelfmeldprocedure. Aangezien er geen bekende woon of verplaats in Nederland van uw cliënt bekend was, is hij in het opsporingsregister geplaatst. Inderdaad is bij het gratieverzoek een adres op [land 2] genoemd. Zoals gezegd heeft uw cliënt in de periode dat hij beweerdelijk op [land 2] verbleef echter ook een paspoort aangevraagd op de ambassade in [plaats 2] . Naar aanleiding van deze paspoortaanvraag is het hem duidelijk geworden dat hij deze niet zou verkrijgen en heeft hij vervolgens het gratieverzoek ingediend. Dit gratieverzoek is afgewezen. Vanaf het moment van de veroordeling heeft uw cliënt zelf geen enkele actie ondernomen om de straf uit te zitten en/of zichzelf bij CJIB te melden. Dat het voor werkgever van uw cliënt niet uitkomt dat hij een straf moet uitzitten is evident. Dat zou op een ander moment niet anders geweest zijn en is mede de verantwoordelijkheid van uw cliënt zelf. Het Openbaar Ministerie op [land 2] heeft de advocaat van het Kadaster toegang verschaft tot uw cliënt om gegevens over te kunnen dragen.
Voortvluchtige veroordeelde op [land 2] aangehouden
The Supervisory Board had weighed [eiser] ’ concerns, but decided to confirm the Resolution of July 30, 2015, for the following reasons. At the time of his appointment as General Director in 2010, [eiser] withheld information about his prosecution for fraud in the Netherlands. Also when the Supreme Court irrevocably ruled on his appeal in September 2011, [eiser] did not inform the Supervisory Board. The Supervisory Board only became aware of these facts after [eiser] ’ arrest in [land 2] on June 24, 2015. Under these facts and circumstances, the Supervisory Board had lost all confidence in [eiser] . Also, in light of the turmoil [eiser] ’ arrest has caused for the Kadaster, internally and publicly, in light of the trust that was placed in [eiser] as General Director and Hypotheekbewaarder, the breach of confidence is beyond repair, despite [eiser] ’ willingness to (temporarily) render services to Kadaster and despite [eiser] ’ work for Kadaster in the past.”
Naar aanleiding van de uitspraak van 7 augustus 2015 van de rechtbank Den Haag is aan u de zelfmeldstatus toegekend.
Anders dan [eiser] stelt is het Gerecht van oordeel dat hij de strafrechtelijke veroordeling wegens het medeplegen van valsheid in geschrifte niet had mogen verzwijgen. De functie van bewaarder, bestuurslid en directeur van het Kadaster betreft een openbare functie, betaald uit gemeenschapsgelden, waarvan de vervulling integer dient te geschieden. Dit geldt te meer nu de veroordeling ook ziet op fraude met gemeenschapsgelden. Desgevraagd vertelde [eiser] ter zitting dat de baan bij het Kadaster zijn droombaan was en dat om die reden hij niet heeft gerept van de veroordeling. Het Gerecht begrijpt dit aldus dat [eiser] opzettelijk de veroordeling en de nog lopende strafzaak heeft verzwegen, niet alleen bij zijn aanstelling als bewaarder, maar ook bij zijn benoeming tot bestuurslid en volgens tot directeur van het Kadaster. Daarmee heeft hij niet integer gehandeld en het Kadaster in ernstige verlegenheid gebracht. Hieraan doet niet af dat het OM in strijd met de eigen richtlijnen zou hebben gehandeld door hem aan te houden en dat [eiser] in kort geding in het gelijk is gesteld. Het publicitaire leed (voor het Kadaster en [eiser] zelf) was toen al geschied en had (mogelijk) kunnen worden voorkomen als [eiser] bij zijn sollicitatie of tijdens zijn werkzaamheden voor het Kadaster op enig moment open kaart zou hebben gespeeld.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
de geldigheid van een besluit in het voor hem gevoerde ding in geschil is, terwijl tegen dit besluit een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang heeft opengestaan die niet is benut, ervan uit dient te gaan dat dit besluit zowel wat haar wijze van totstandkoming als wat haar inhoud betreft in overeenstemming is met de desbetreffende wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen (vgl. HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1802). Die situatie doet zich hier niet voor, nu [eiser] noch de Staat de rechtmatigheid van het besluit van 12 augustus 2015 ter discussie stelt. Reeds om die reden kan het beroep van [eiser] op de formele rechtskracht geen grond bieden voor zijn stelling dat moet worden aangenomen dat [eiser] al vóór het besluit over de status van zelfmelder beschikte. Die stelling komt de rechtbank overigens ook niet juist voor, nu, zoals de Staat terecht heeft aangevoerd, met het besluit slechts uitvoering is gegeven aan het vonnis van de voorzieningenrechter van 7 augustus 2015 en het besluit niets zegt over de status van [eiser] voorafgaand aan het besluit. [eiser] kan derhalve op grond van het besluit geen aanspraak maken op de status van zelfmelder voor 12 augustus 2015.
1.086,00(2,0 punten × tarief II € 543,00)