In deze zaak heeft eiser, een Syrische nationaliteit, beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift. Eiser heeft op 10 december 2018 beroep ingesteld, waarna verweerder op 10 januari 2019 alsnog een beslissing op bezwaar heeft genomen. De rechtbank heeft op 7 maart 2019 de behandeling van het beroep gehouden, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. R. Deniz. Verweerder is niet verschenen. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een afgeleide verblijfsvergunning asiel. De rechtbank concludeert dat het bezwaarschrift kennelijk ongegrond was, en dat er geen schending van de hoorplicht is geweest. Eiser heeft zijn beroep tegen het niet-tijdig beslissen ingetrokken, omdat hij geen belang meer had bij deze beoordeling. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 256,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 1 april 2019.