In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2019 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen de vrouw, aangeduid als [X], en de man, aangeduid als [Y]. De vrouw had op 14 mei 2018 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarbij zij tevens nevenvoorzieningen verzocht, waaronder partneralimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft de echtscheiding toegewezen, aangezien de man de duurzame ontwrichting van het huwelijk niet heeft betwist.
Wat betreft de partneralimentatie hebben de partijen tijdens de zitting overeenstemming bereikt over een bijdrage van € 137,- bruto per maand, die de man aan de vrouw zal betalen. De rechtbank heeft deze afspraak bevestigd en andere verzoeken van de vrouw op dit punt afgewezen. Daarnaast hebben beide partijen een verzoek ingediend om het huurrecht van de echtelijke woning toe te kennen. De rechtbank heeft een belangenafweging gemaakt en besloten dat het huurrecht aan de man wordt toegekend, omdat hij in staat is de woonlasten te dragen en emotioneel belang heeft bij de woning.
Ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap heeft de rechtbank vastgesteld dat er sprake is van een algehele gemeenschap van goederen. De rechtbank heeft de peildatum voor de verdeling vastgesteld op 14 mei 2018 en heeft de verdeling van verschillende vermogensbestanddelen, zoals bankrekeningen, een auto en inboedel, geregeld. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de aandelen van Wind Share Fund en de inleg bij Lender & Spender niet in de gemeenschap vallen, omdat deze verknocht zijn aan de ontslagvergoeding van de man. De beschikking is uitgesproken door mr. S.M. Westerhuis-Evers, met mr. M. Verkerk als griffier.